Een samenvatting voor het vak 'Psychopathologie II' van de studie psychologie aan de Universiteit Utrecht. Deze samenvatting bevat alle hoofdstukken uit het boek die nodig zijn voor het tentamen op 20 januari 2019. Uit het boek Klinische Psychologie van Simon et al. zijn dit de hoofdstukken H1, H3,...
3 chapters just miss.. H20/H19/H18
By: psychologie97 • 4 year ago
Translated by Google
Fine, and clear summary, but unfortunately it is full of language and spelling errors.
By: nielsvoss10 • 4 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
psy99
Reviews received
Content preview
1 of 22
Samenvatting
Psychopathologie II (boek)
Week 46
H1 Psychodiagnostiek
Soms kunnen onderzoeksgesprekken en gedragsobservaties al voldoende informatie opleveren om
een behandeling te kunnen starten. Als dit niet het geval is, dan is er psychodiagnostiek onderzoek
nodig. Psychodiagnostiek onderzoek gaat verder dan het beschrijven van klachten en het stellen
van een classificerende diagnose, omdat het opstellen en toetsen van de hypothese hierbij centraal
staan. Er wordt onderzoek gedaan om te begrijpen welke interne psychische processen en
omgevingsinvloeden ten grondslag liggen aan de klachten en problemen van een cliënt. Deze vorm
van onderzoek is vooral zinvol bij:
- Intake gesprekken waarbij vermoed wordt dat de klachten vooral komen door intelligentie,
ontwikkelingsproblematiek, persoonlijkheid of cognitief functioneren.
- Cliënten die al meerdere behandelingen hebben gehad zonder het gewenste resultaat.
- Cliënten die mogelijk een langer durende en meer intensieve behandeling nodig hebben door
bepaalde persoonlijkheidsproblematiek die naar voren is gekomen.
Bij psychodiagnostiek onderzoek willen we begrijpen welk temperament, welke persoonlijkheid en
welke copingsvaardigheden iemand heeft. Als duidelijk is welke factoren een rol spelen in de
problematiek, leidt dit tot een passendere indicatiestelling voor de interventie. Zodra een
psycholoog een behandelrelatie heeft opgebouwd met een cliënt moet de psychodiagnostiek door
een andere collega worden uitgevoerd, om rolverwarring te voorkomen en omdat sommige
resultaten teleurstelling en frustrerend kunnen zijn voor de cliënt.
Er wordt bij psychodiagnostiek onderzoek gebruikt maakt van een empirische cyclus, door middel
van de diagnostische cyclus. Deze cyclus bestaat uit de klachtenanalyse, de probleemanalyse, de
verklaringsanalyse en de indicatieanalyse.
Een klachtenanalyse ontstaat door de klachten van de patiënt. Deze klachten weerspiegelen
ervaringen en belevingen van de client. Bij de klachten analyse worden de klachten verzameld en
daarna gaat de diagnosticus na of de verwoording van de client ook echt overeenkomt met wat de
client bedoelt. Ook wordt er gekeken naar wat de cliënt zelf verwacht en wil weten met het
onderzoek. Verder gaat de diagnosticus samen met de client kijken naar welke diagnostische
hulpvraag bij de klachten past. Wat ziet de cliënt zelf als zijn probleem? De klachtenanalyse leidt tot
een verhelderende diagnose, waarin duidelijk is geworden wat de aanleiding voor het gesprek is,
wat de verwachtingen zijn van de aanvrager en wat de hulpvraag is bij de cliënt.
De probleemanalyse bestaat uit het onderzoeken van de problemen. Problemen zijn situaties of
gedragingen van de client waarover de diagnosticus moet bepalen of het een ongunstige toestand is.
Ongunstig betekent dat de psychosociale aanpassing en ontwikkeling van de patiënt verstoord
worden. In de probleemanalyse wordt een verband gelegd tussen de klachten en problemen. Hierbij
worden problemen gegroepeerd en benoemd en de ernst van de problemen wordt bepaald.
Daarnaast wordt een anamnese uitgevoerd, waarbij de voorgeschiedenis en het functioneren van de
cliënt wordt uitgevraagd op basis van wat de client hier zelf over verteld. Als iemand dit over
, 2 of 22
zichzelf verteld dan spreken we van een biografische anamnese. Het is mogelijk om dit aan te
vullen met een heteroanamnese, waarbij ook personen die de client kennen worden bevraagd.
De probleemanalyse wordt vaak aangevuld door gestandaardiseerde vragenlijsten. Een voorbeeld
hiervan is de ROM, deze wordt in veel GGZ instellingen gebruikt en is handig voor het monitoren
van problemen en behandelingen. Ook de OQ-45 wordt veel gebruikt. Deze meet drie
functiedomeinen: intrapsychisch, interpersoonlijk en sociale rolvervulling.
Een belangrijk deel van de probleemanalyse zijn de luxerende factoren. Dit zijn de factoren die er
voor hebben gezorgd dat de cliënt op dit moment heeft besloten dat de problemen te veel zijn en dat
hij of zij heeft besloten om hulp te zoeken. Hierbij kijken we eigenlijk naar de druppel die de
emmer deed overlopen. Hierbij wordt ook gekeken naar welke maatregelen de cliënt zelf al heeft
ondernomen om de problemen te verminderen.
Binnen de probleemanalyse valt ook de psychiatrische anamnese. Hierbij kijken we naar de
objectieve en subjectieve waargenomen symptomen bij de cliënt. Hierin wordt gekeken naar wat
opvalt aan de cliënt, bijvoorbeeld aan zijn gedrag, hygiene, oogcontact etc. Ook wordt gekeken naar
hoe de persoon georiënteerd is in de tijd en plaats en of hij zijn aandacht erbij kan houden tijdens
het gesprek. Neemt de cliënt alles waar en herinnert de cliënt zich alles nog? Ook de spraak zegt
veel over de cliënt, onder andere over de gedichteninhoud, intelligentie en de vloeiendheid. Bij deze
anamnese wordt zelfs de persoonlijkheid al beoordeeld door te kijken naar bepaalde
gedragspatronen. Is iemand introvert, perfectionistisch of losbandig?
De uitkomst van de probleemanalyse is het benoemen van de problemen en de ernst van deze
problemen. We noemen dit de beschrijvende diagnose. Hierin wordt duidelijk of de cliënt voldoet
aan de criteria voor een bepaalde stoornis en welke externe en interne factoren hierin hebben
bijgedragen. Dit niveau van diagnostiek wordt ook wel de onderkennende diagnostiek genoemd.
Een onderdeel van de beschrijvende diagnostiek is de ordening of classificatie van symptomen. Dit
wordt gedaan met behulp van de DSM-5, waarin individueel probleemgedrag wordt toegewezen
aan een categorie. Op deze manier kan een gepaste behandelmethode worden uitgekozen. In de
werkgroep werd gezegd dat het belangrijk is om voor het tentamen te weten wat het verschil is
tussen een classificatie en een beschrijvende diagnose. Een classificatie deelt iemand dus alleen in
aan de hand van de DSM-5 criteria en een beschrijvende diagnose bevat alle hierboven genoemde
aspecten en is daarmee veel breder en specifieker. Hierin zitten predisponerend factoren (wat heeft
de cliënt mee aan bagage/ verleden/ ziektes in familie?), luxerende factoren (wat was de druppel die
de emmer deed overlopen?) En onderhoudende factoren (welke factoren houden de stoornis in
stand?).
De verklaringsanalyse bestaat uit het onderzoeken van de verklaringen van de problemen.
Verklaringen zijn (empirisch) getoetste uitspraken over condities die samenhangen met het
probleem of het probleem in stand houden. Waar komen de klachten vandaan en hoe kunnen we ze
verklaren? Hoe ernstig is de depressieve stoornis of van welke angststoornis is hier sprake? Als
verklarende uitspraken nog niet getoetst zijn dan noemen we ze hypothesen. In de
verklaringsanalyse worden hypothesen gegenereerd, getoetst en uiteindelijk gevormd tot een
samenhangend beeld. In dit beeld worden uiteindelijk één of meerdere condities gesteld als
verklaring voor het probleem. We noemen dit de verklarende diagnose.
De indicatieanalyse is nodig om een globaal interventiedoel te vormen en om vervolgens te kijken
hoe dit doel behaald kan worden. Indicaties zijn aanbevelingen voor één of meerdere interventies.
, 3 of 22
Hierbij wordt ook de kans van slagen van de interventie meegenomen, zodat uiteindelijk gekozen
kan worden voor een aanbeveling. De uitkomst van de indicatieanalyse is dus een aanbeveling voor
welke interventie de client het best zou kunnen helpen. We noemen dit de indicerende diagnose.
H3 Transdiagnostische benadering
De werkwijze waarbij de DSM diagnose een centrale rol speelt wordt de stoornisspecifieke of
diagnosespecifieke benadering genoemd. Hierbij volgt uit de diagnose bijna altijd een specifiek
behandelplan dat bij de diagnose past. Als iemand meerdere stoornissen heeft wordt dit echter
ingewikkelder. Vaak bepaalt de behandelaar in dit geval welke diagnose primair is en dus als eerste
behandelt zal moeten worden.
Een kritiek punt op de DSM is dat, in tegenstelling tot de naam, de DSM geen diagnostiek systeem
is maar een classificatie systeem. De DSM doet geen uitspraken over de etiologie, beloop of
prognose van een stoornis, zoals bij diagnostiek wel het geval zou zijn. Er is daarom nu een
beweging in gang die als aanvulling om de diagnostiek benadering zich meer wil richten op de
aspecten van de problematiek en de behandeling die de specifieke stoornissen overstijgen of die ze
juist gemeen hebben. Dit wordt de transdiagnostische visie genoemd. Hierbij gaan door de
specifieke stoornissen heen kijken om te kijken wat er nog meer is. De hieronder genoemde termen
vallen binnen de transdiagnostische visie.
Binnen psychologische behandelingen, met name cognitieve gedragstherapie worden er
verschillende therapiefasen onderscheiden. Dit worden de verschillende therapeutische niveau’s
genoemd. Deze verschillen zich niet in een vaste volgorde af, maar simultaan op allerlei momenten
in de behandeling. Het therapeutische aangrijpingspunt wordt als het belangrijkste niveau
beschouwd. Hierbij gaat het over welke aspecten in het denken en het doen en laten van de cliënt de
problemen veroorzaken en in stand houden en met welke interventies die disfunctionele manieren
van denken en gedragen verandert kunnen worden.
De therapeut zal de cliënt ook moeten stimuleren om de interventies daadwerkelijk met de juiste
inzet en intensiteit uit te voeren. Hierbij moet de cliënt gemotiveerd worden, maar moet er
bijvoorbeeld ook gekeken worden naar eventuele kosten of behandelprogramma’s die naast de
therapie gevolgd kunnen worden. Dit niveau noemen we de therapeutische context. Een belangrijk
aspect hiervan is de therapeutische relatie, aangezien elke cliënt andere eigenschappen bij zijn of
haar therapeut wil zien. Sommige cliënten hebben bijvoorbeeld baad bij het colleboratieve
empiricisme, waarbij de therapeut zich vooral nieuwsgierig opstelt door leidende vragen te stellen
waardoor de cliënt zelf beter doorkrijgt wat zijn opvattingen en gedragingen zijn. Andere hebben
meer baad bij het didactisch coach-pupil model, waarin de therapeut zich eerder als deskundige
opstelt die naast het aanmoedigen ook uitleg, toelichting en inrichting geeft.
Ten slotte moet de therapeut zich afvragen of het ook wenselijk is dat andere personen in de
omgeving van de cliënt iets in hun doen en laten veranderen. Zo zou het kunnen dan de partner in
de behandeling betrokken moet worden of bijvoorbeeld een huisarts die zou kunnen helpen bij
somatische klachten. Dit wordt het niveau van het therapeutische systeem genoemd.
Gestructureerde behandelingen zijn effectiever dan ongestructureerde behandelingen. Wanneer
heldere en concrete therapiedoelen worden geformuleerd, waarbij die doelen voortdurend op de
voorgrond staan tijdens frequente tussenevaluaties, is de behandeling effectiever dan wanneer
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psy99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.