De student weet hoe vriendschappen ontstaan in de peuter- en kleutertijd
Rond 3 jaar beginnen kinderen leeftijdsgenoten te zien als individuen met eigen kwaliteiten.
Relaties zijn gebaseerd op:
- Verlangen om een metgezel te hebben
- Te spelen
- Zich te vermaken
Naarmate ze ouder worden gaan ze vriendschappen als iets permanents beschouwen.
Vriendschappen van 3 jarige zijn gericht op samen dingen doen en samen spelen.
Oudere kleuters besteden meer aandacht aan vertrouwen, steun en gemeenschappelijke interesses.
De student begrijpt de sociale aspecten van spel en kan verschillende spelcategorieën
onderscheiden.
Spelcategorieën:
- Functioneel spel: spelvorm die bestaat uit eenvoudige, zich herhalende activiteiten. Een kind
doet puur iets om actief te zijn.
- Constructief spel: Spelvorm waarbij kinderen objecten manipuleren om iets te produceren of
te bouwen. Een kind wat met lego speelt of een puzzel in elkaar zet heeft een einddoel.
Via constructief spelen kunnen kinderen hun ontluikende cognitieve en fysieke vaardigheden
testen en hun fijne motoriek uitoefenen.
Sociale aspecten van spel
,De student weet wat de theory of mind inhoudt.
Theory of mind: de (cognitieve vaardigheid om aan jezelf en anderen gedachten, gevoelens, ideeën
en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen.
Kleuters kunnen zich steeds beter in anderen verplaatsen. Ze begrijpen dat anderen emoties hebben.
Peuters en kleuters beginnen te begrijpen dat mensen motieven en redenen hebben voor hun
gedrag.
Verschil empathie en theory of mind:
Empathie is het inleven in iemands gevoelens, theory of mind gaat meer over gedachtegang en
gedrag.
Factoren die van invloed zijn op het ontstaan van de theory of mind:
- Rijping van de hersenen en de ontwikkeling van het taalvermogen
- Gelegenheden voor sociale interactie en fantasie spel zijn cruciaal voor de bevordering.
- Kinderen in meer geïndustrialiseerde westerse culturen zullen het gedrag van anderen
bijvoorbeeld eerder toeschrijven aan persoonlijke eigenschappen en kenmerken van die
mensen.
Kinderen in niet westerse culturen schrijven het gedrag van anderen vaker toe aan krachten
die buiten hun persoonlijke invloedssfeer liggen.
De student heeft kennis van de verschillende opvoedingsstijlen en de effectiviteit ervan en kan deze
herkennen in een korte casus.
Autoritaite opvoedingsstijl: Manier van opvoeden die zich kenmerkt door controlerend, streng, star
en koud gedrag, vaak straffen en het eisen van strikte gehoorzaamheid van kinderen.
Permissieve opvoedingsstijl: Manier van opvoeden die zich kenmerkt door het stellen van weinig
eisen en grenzen aan kinderen en tegelijkertijd een warme en verzorgende houding.
Autoritatieve opvoedingsstijl: een liefdevolle en emotioneel ondersteunende manier van opvoeden,
die zich enerzijds kenmerkt door het hanteren van duidelijke en consistente regels en anderzijds door
het uitleggen aan kinderen waarom zij zich op een bepaalde manier moeten gedragen.
Onverschillige opvoedingsstijl: Manier van opvoeden die zich kenmerkt door het niet of nauwelijks
tonen van belangstelling voor het kind en door ongeïnteresseerd, afwijzend en emotioneel
afstandelijk gedrag.
Veeleisend Niet veeleisend
Veel aandacht Autoritatief Permissief
Weinig aandacht Autoritair Onverschillig
Invloeden:
Autoritaire opvoedingsstijl
Kinderen zijn relatief teruggetrokken en weinig sociaal. Soms niet vriendelijk en kunnen zich
ongemakkelijk voelen in aanwezigheid van leeftijdsgenoten.
Permissieve opvoedingsstijl
Kinderen lijken in veel opzichten op die van autoritaire ouders. Ze kunnen afhankelijk, nukkig en
weinig sociaal zijn en weinig zelfbeheersing hebben.
,Autoritatieve opvoedingsstijl:
Ze zijn onafhankelijk, vriendelijk, assertief en coöperatief.
Onverschillige opvoedingsstijl:
Gebrek aan ouderlijke betrokkenheid zorgt voor ontwrichting van emotionele ontwikkeling waardoor
ze zich ongeliefd voelen en emotioneel afstandelijk zijn.
De student kent de morele ontwikkeling volgens Piaget, Kohlberg en de sociale leertheorie en kan
deze herkennen in een korte casus.
Morele ontwikkeling: de rijping van iemands rechtvaardigheidsgevoel en van zijn besef van goed en
fout.
Piagets visie op morele ontwikkeling
Meende dat de morele ontwikkeling zich in stadia voltrekt:
1. Moreel realisme: het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen regels als vast en
onveranderlijk beschouwen.
Immanente rechtvaardigheid: het idee dat het overtreden van reels direct bestraft dient te
worden.
2. Beginnende coöperatiestadium: het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen
gedeelde regels leren tijdens sociale spelletjes en deze regels nog steeds als grotendeels
onveranderlijk beschouwen. Ontstaat ‘juiste’ manier van spel spelen.
3. Autonome coöperatiestadium: het stadium van morele ontwikkeling waarin kinderen zich
ervan bewust worden dat formele spelregels gewijzigd kunnen worden als de mensen die het
spel willen spelen het daarmee eens zijn.
Kohlbergs stadia van morele ontwikkeling
1. Preconventionele niveau: Moraliteit wordt gebaseerd op straffen en beloningen
(weegschaalmodel).
2. Conventionele niveau: Persoon is gericht op wat men van hem of haar verwacht en op wat
de groep of meerderheid goed vindt gebaseerd op verwachting van anderen.
3. Postconventionele niveau: Persoon is gericht op in overleg overeengekomen afspraken en
eigen en universele morele principes. Niet gebaseerd op straffen en beloningen, maar ook
niet op de verwachting van anderen.
Sociaal leertheorie en morele ontwikkeling
Richt zich meer op hoe de omgeving waarin peuters en kleuters opereren prosociaal gedrag oplevert.
Prosociaal gedrag: Behulpzaam gedrag dat ten goede komt aan anderen.
Prosociaal gedrag vloeit voort uit eerdere situaties waarin ze positieve bekrachtiging kregen toen ze
op een moreel juiste manier handelden.
Kinderen imiteren modellen die bekrachtiging krijgen voor hun gedrag.
Abstract modeling: proces waarbij kinderen algemene regels en principes ontwikkelen die ze ten
grondslag liggen aan het gedrag dat ze observeren.
De student weet wat autisme inhoudt, hoe vaak het voorkomt en hoe het zich kan uiten.
Autismespectrumstoornis (ASS): De DSM-criteria voor autisme zijn onder meer: problemen op het
gebied van sociale communicatie en sociale interactie; beperkte, repetitieve gedragspatronen,
interesses of activiteiten; en over- of onder gevoeligheid voor zintuigelijke prikkels.
, Het syndroom van Asperger heeft betrekking op een afwijkend gedragspatroon dat gepaard gaat met
sociale onbeholpenheid en stereotiep of herhaald gedrag, maar zonder de significante cognitieve of
taaldeficiënties die horen bij ernstigere vormen van ASS. Kinderen met het syndroom van Asperger
vertonen niet de fundamentele deficiënties in intellectuele, verbale en zelfverzorgende vaardigheden
die we aantreffen bij kinderen met de klassieke vorm van autisme.
Onderzoekers schatten dat 1 op de 50 kinderen (2 procent) – ruim 1 miljoen Amerikaanse kinderen –
ASS heeft, een toename ten opzichte van 2007. Deskundigen schrijven die stijging voor een groot
deel toe aan verandering in de diagnostische praktijk en toegenomen bewustwording van de stoornis
onder zorgprofessionals.
Autisme komt bij jongens vijfmaal zo veel voor als bij meisjes. Wetenschappers vermoeden dat de
mannelijke hersenen mogelijk gevoeliger zijn dan die van vrouwen voor schadelijke genetische
wijzigingen en variaties die kunnen leiden tot ASS. Bij jongens wordt ernstiger herhalend en beperkt
gedrag vaker vertoond dan bij meisjes.
Baby’s met autisme worden door hun ouders vaak beschreven als ‘makkelijke baby’s’. niet
veeleisend.
Taal- en communicatieproblemen vallen het eerst op. Kinderen met autisme kunnen ‘mutistisch’ zijn,
ze spreken niet. Veel kinderen met autisme vermijden oogcontact en vertonen nauwelijks
gezichtsuitdrukkingen.
Primair kenmerk is het maken van herhaalde, doelloze, stereotiepe bewegingen.
Een ander kenmerk is aversie tegen veranderingen in de omgeving: alles moet op zijn plaats blijven
en vaste patronen mogen niet veranderen. Kinderen met autisme zijn aan rituelen gehecht.
Bij kinderen met autisme groeien hersendelen die verantwoordelijk zijn voor taal en sociaal gedrag
mogelijk langzamer dan bij andere kinderen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ISmits. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.22. You're not tied to anything after your purchase.