100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Summary - Celbiologie I: structuur functies en componenten van de cel $9.41   Add to cart

Summary

Summary - Celbiologie I: structuur functies en componenten van de cel

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

samenvatting celbiologie 1 van prof Claessens

Preview 4 out of 33  pages

  • September 28, 2024
  • 33
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting celbio 1: Claessens

1 DNA
1.1 Inleiding
1.1.1 Biochemische definities van leven
 Afgescheiden:
o levende organismen leven afgescheiden van hun leefomgeving door een
celmembraan of celwand
o de samenstelling van de inhoud is sterk verschillend/complexer dan deze van de
omgeving
 Energieopname en -verbruik:
o “eten en drinken” noodzakelijk voor alle leven.
o De meeste energie wordt geleverd door het zonlicht (wordt gebruikt door
planten bij de fotosynthese  synthese van suikers)
 groei:
o een organisme groeit en wordt complexer tot het volwassen stadium
o afsterven: door ouderdom of door deling in 2 of meerdere dochterorganismen
o uitzondering: kristallen (worden niet als levend beschouwd)
 voortplanting
o door sexuele of asexuele voortplanting via ontwikkeling van bevruchte of
onbevruchte eicellen, of via afsplitsing
o zonder enige vorm van voortplanting  elk leven sterft uit
o uitzondering 1: sommige individuen of kruisingen zijn onvruchtbaar maar worden
toch als levend beschouwd
o uitz. 2: als kristal breekt  fragmenten groeien verder en een robot zou zichzelf
kunnen namaken
 beweging:
o organismen bewegen zelfstandig (cfr planten richten zich naar de zon)
 interpretatie van prikkels:
o organismen kunnen reageren op bepaalde condities
 communicatie (= biodiversiteit):
o het leven is enkel mogelijk dankzij communicatie tussen soortgenoten en tussen
verschillende levensvormen
o het “eten of gegeten worden” principe = vorm van communicatie
 moleculaire biologie
o = het bestuderen van moleculaire processen
o Het leven = een opeenvolging van chemische, complexe reacties

1.1.2 Waaruit bestaat een levende cel?
 De cel = eenheid van leven, afgescheiden van zijn omgeving, bestaat uit een zeer
georganiseerde opbouw  wisselwerking tussen biomoleculen: proteïnen, lipiden,
carbohydraten en nucleïnezuren
 De cel slaat de info van de opbouw van zijn componenten op en kan deze tot expressie
brengen en doorgeven aan de dochtercellen
 2 basistypen van cellen: prokaryoten en eukaryoten
 Eukaryoten zijn veel meer opgedeeld in compartimenten door membranen

,1.2 De belangrijkste mijlpalen uit de geschiedenis van de
erfelijkheidsleer
1.2.1 Eigenschappen zijn erfelijk: de genen
 Genen zijn elementen die de info bevatten over de vorming van karakteristieken van een
individu  zij coderen voor erfelijke eigenschappen
 Genen voor het eerst gedefinieerd in de studies van Mendel als overerfbare kenmerken
o Kruising van 2 erwten variëteiten:
1. Waarneembare eigenschappen kunnen tot overerfbare eenheden worden
teruggebracht
2. Elk individu (= cel) bevat 2 gekoppelde genen
3. Genen zijn ofwel dominant versus recessief ofwel intermediair

1.2.2 Link tussen genen en biochemische processen door Garrod
 Alkaptonurie (urine van babies kleurt zwart bij blootstelling aan de lucht)
 Conclusie: het gaat om een recessief kenmerk (afwijking te wijten aan defect gen)
 Urine van deze patiënten bevat homogentisinezuur (normaalerwijze wordt dit
afgebroken maar in dit geval defect bij het enzyme)
 Garrod beschreef dus een erfelijk veroorzaakte stofwisselingsziekte waarbij een
defect gen een defect enzym oplevert

1.2.3 Welke stoffen bevatten de genetische informatie?
 Chromosomen zijn de dragers van de genen
 Hoe werd deze vraag experimenteel aangepakt?
o Eerst de verschillende componenten van de cel zuiveren dus…
1. Homogeniseren (= cellen brengen in aanwezigheid van detergent of
mechanisch breken door mixer of sonicatie)
2. Oplossing verdelen in fracties mbv (differentiële of densiteit)
centrifugatie

1.2.3.1 Principe van differentiele ultracentrifugatie
1. Zie punt 1 hierboven
2. Homogenaat door filter gegoten om grote stukken te verwijderen
3. Homogenaat wordt met lage rotatiesnelheid gecentrifugeerd: middelpuntvliedende
kracht >> zwaartekracht  grote celorganellen naar bodem (= pellet en bovenstaande
oplossing = supernatans)
4. Pellet in oplossing brengen in nieuwe buffer en bijhouden en het supernatans opnieuw
stap 2 maar hogere rotatiesnelheid

1.2.3.2 Principes van de densiteitscentrifugatie
 In centrifugebuis verschillende lagen met dalende conc. aan sucrose + celhomogenaat
bovenop deze gradient  organellen migreren naar de bodem toe tot de
sucroseoplossing met de densiteit = hun eigen densiteit
 Opwaartse druk = neerwaartse druk

1.2.3.3 Het experiment van Griffith
 2 stammen van de bacterie Streptococcus pneumoniae werden vergeleken: R en S
stam
 De S stam veroorzaakt longontsteking bij proefdieren
 De R-stam veroorzaakt geen longontsteking

,  Men maakte een homogenaat van de S stam en voegde dit toe aan de bacterien van de
R stam  wel longontsteking
 Bacterien kunnen de dragers van eigenschappen (of genen) uit hun omgeving
opnemen = transformatie
 Welke stof in het S-extract is hiervoor verantwoordelijk?
o Homogenaat werd gefractioneerd in RNA, eiwitten, DNA, vetten en
koolwaterstoffen
o Elk van deze fracties gemengd met de R bacterien en ingespoten bij muizen
 Conclusie: DNA kan de R-stam transformeren naar de S-vorm
 Erfelijke eigenschappen zitten vervat in het DNA

1.2.3.4 Het Hershey-Chase experiment
 Inleiding: bacteriofagen zijn virussen van bacteriën
o Na infectie maakt de bacterie nieuwe faagpartikels aan  specifieke eiwitten
komen tot expressie + aanmaak van bacteriofaag-DNA voor ze openbarsten
 Eigenschappen overgebracht door de eiwitten , of door het DNA van de bacteriofagen?
o 2 culturen van escherichia coli bacterien besmetten met bacteriofagen
o In een cultuur radioactief fosfaat  ingebouwd in het DNA van de nieuwe
bacteriofagen
o In de andere cultuur  radioactief zwavel  ingebouwd in de eiwitten
o Door centrifugatie: bacterien verzameld als pellet op de bodem en
bacteriofagen in het supernatans
 Conclusie: het radioactief fosfaat zit in de pellet , dus in de bacterien  het DNA
bevat de info over de bouwstenen van de bacteriofagen

1.3 De structuur van het DNA
1.3.1 DNA = suiker + fosfaat + basen

Nucleinezuur komt in 2 vormen voor: DNA en RNA

Cellulair DNA bestaat uit zeer lange polymeren (bij opzuivering  viskeuze oplossing)

Het menselijk DNA is in totaal langer dan 1m

DNA bevat een specifieke suiker: (beta D 2) deoxyribose (= pentose)

Het DNA bevat fosfaatgroepen: ribose en fosfaat (gekoppeld aan het 5’ uiteinde van
deoxyribose) wisselen elkaar af
 DNA bevat basen: purines (A en G) en pyrimidines (T en C)
 Wanneer een base verbonden is aan een ribose via een N-beta-glycosidische binding =
nucleoside (veel oplosbaarder in water tov de basen)
o Adenine  adenosine
o Guanine  guanosine
o Cytosine  cytidine
o Thymine  thymidine
o Uracil  uridine
 Indien een fosfaatgroep de 5’ C verbonden is  nucleotiden
o Tot 3 fosfaatgroepen aan het 5’ C atoom (via fosfo-anhydridebindingen) = dNTPs
o En als ribose niet gedeoxyleerd is = NTPs  voornaamste overdragers van
biochemische energie
 In een DNA keten zijn de ribosen met elkaar verbonden via fosfodiesterbindingen: 5’ C
van ene deoxyribose verbonden via een fosfaatgroep met de 3’ C van vorige deoxyribose

, 1.3.1.1 Andere belangrijke basen en nucleotiden
 Cyclische vormen van mononucleotiden zoals cAMP dienen als signaalmoleculen
 cAMP synthese door het enzym adenylaatcyclase
 het cAMP fosfodiesterase zal cAMP omzetten naar AMP door hydrolyse van de
verbinding tussen het fosfaat en het 4’OH van ribose
 er zijn ook basen en nucleosiden aanwezig in coenzyme A, NAD en FAD
 basen en eiwitten kunnen gemethyleerd worden (de methyl donor = S-adenosyl-
methionine)
 sommige purine en pyrimidine-analogen oa caffeine (= inhibitor van fosfodiesterasen)
 AZT gebruikt bij de behandeling van AIDS, het inhibeert een enzyme dat noodzakelijk is
voor de replicatie van het HIV virus (tenofovir ook)

1.3.2 Eigenschappen van DNA
1.3.2.1 Het model van de B-helix
 Regels van Chargaff: in het genomisch DNA van verschillende weefsels zijn de relatieve
hoeveelheden van de 4 basen gelijk
 De hoeveelheid adenine komt steeds overeen met thymine
 De hoeveelheid guanine komt steeds overeen met cytosine
 De algemene structuur van DNA is helicaal  de basen A en T komen gekoppeld voor
alsook C en G
 De 2 strengen vormen een dubbele helix en zijn anti-parallel
 A en T associëren met 2 H-bruggen
 G en C associëren met 3 H-bruggen
 De basen liggen naar elkaar gekeerd en de negatief geladen fosfaatgroepen aan de
buitenkant, naar het water toe  B vorm
 De dubbele DNA helix heeft 10.4 basenparen per winding
 De B helix heeft een grote en een kleine groeve

Stabiliteit van DNA

 Door de grote aantallen H-bruggen
 Opeenvolgende basenparen ondervinden van der Waals krachten + stapeling van basen
 De 2 strengen van DNA kunnen uit elkaar gehaald worden door T stijging (eerst zullen de
A/T-rijke DNA fragmenten smelten en dan de G/C fragmenten)
 DNA = zeer stabiel biomolecule  men kan DNA isoleren uit botten van bv. Mammoeten

1.3.2.2 Hoe wordt een basenvolgorde in DNA genoteerd
 Bovenste streng in de 5’ naar 3’ richting
 Onderste streng hoeft niet genoteerd te worden

1.3.2.3 Wat is een palindromische sequentie?
 Zie p. 27

1.3.2.4 Hoe kan DNA bestudeerd worden?
A. Absorptie en hybridisatie
 DNA absorbeert UV licht (260nm)  maximale lichtabsorptie
 Basen absorberen minder in dubbelstrengig DNA dan in enkelstrengig DNA
 Absorptie van een DNA-oplossing stijgt bij toenemende T  hyperchromiciteit van
enkelstrengig DNA

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aliciamarreel. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.41. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.41
  • (0)
  Add to cart