Brandstof voor inspanning
Terminologie
Substraten zijn brandstoffen uit de welke we energie aanmaken onder de vorm van ATP. Deze
substraten zijn koolhydraten, vetten en proteïnen.
Bioenergetica is het proces waarbij substraten worden omgezet in energie, op cellulair niveau
Metabolisme zijn de chemische reactie in het lichaam
Energieverbruik meten
Het energieverbruik kan gemeten worden adhv geproduceerde warmte.
Substraten
De substraten waaruit wij onze energie halen zijn koolhydraten, vetten en proteïnen. De energie
wordt gehaald uit de chemische bindingen in het voedsel die opgeslagen wordt onder de vorm van
een hoge energetische component: ATP. In rust verbruiken we 50% KH en 50% vetten. Bij een korte,
intensieve inspanning verbruiken we eerder KH, bij een langere inspanning verbruiken we zowel KH
als vetten.
Koolhydraten
Alle koolhydraten worden omgezet in glucose. Glucose levert 4,1 kcal/g en is de primaire ATP
substraat voor de spieren en de hersenen. Extra glucose wordt in de lever en de spieren opgeslagen
onder de vorm van glycogen. Deze kan later opnieuw omgezet worden in glucose
indien we ATP nodig hebben.
Vetten
Vetten zijn de meest efficiënte substraten, ze leveren 9,4 kcal / g. Er kan zo’n
70 000 kcal gestockeerd worden in het menselijk lichaam, in tegenstelling tot de
koolhydraten waar er zo’n 2 500kcal glycogeen kan worden opgeslagen. Vetten
zijn de ideale energiesubstraten voor langere intensieve inspanningen. Ze leveren meer ATP, maar
aan een tragere snelheid omdat ze eerst moeten worden afgebroken in FFA (vrije vetzuren) en
glycerol. Het zijn de FFA die worden gebruikt om ATP te vormen.
Proteïnen
Ook zij kunnen tijdens het vasten energie leveren (4,1kcal/g), ze moeten weliswaar eerst omgezet
worden in glucose tijdens de gluconeogenese. Ze kunnen tijdens de lipogenese ook omgezet worden
in FFA.
Cellulair metabolisme
Energielevel controle
Substraat beschikbaarheid
1
Terminologie
Substraten zijn brandstoffen uit de welke we energie aanmaken onder de vorm van ATP. Deze
substraten zijn koolhydraten, vetten en proteïnen.
Bioenergetica is het proces waarbij substraten worden omgezet in energie, op cellulair niveau
Metabolisme zijn de chemische reactie in het lichaam
Energieverbruik meten
Het energieverbruik kan gemeten worden adhv geproduceerde warmte.
Substraten
De substraten waaruit wij onze energie halen zijn koolhydraten, vetten en proteïnen. De energie
wordt gehaald uit de chemische bindingen in het voedsel die opgeslagen wordt onder de vorm van
een hoge energetische component: ATP. In rust verbruiken we 50% KH en 50% vetten. Bij een korte,
intensieve inspanning verbruiken we eerder KH, bij een langere inspanning verbruiken we zowel KH
als vetten.
Koolhydraten
Alle koolhydraten worden omgezet in glucose. Glucose levert 4,1 kcal/g en is de primaire ATP
substraat voor de spieren en de hersenen. Extra glucose wordt in de lever en de spieren opgeslagen
onder de vorm van glycogen. Deze kan later opnieuw omgezet worden in glucose
indien we ATP nodig hebben.
Vetten
Vetten zijn de meest efficiënte substraten, ze leveren 9,4 kcal / g. Er kan zo’n
70 000 kcal gestockeerd worden in het menselijk lichaam, in tegenstelling tot de
koolhydraten waar er zo’n 2 500kcal glycogeen kan worden opgeslagen. Vetten
zijn de ideale energiesubstraten voor langere intensieve inspanningen. Ze leveren meer ATP, maar
aan een tragere snelheid omdat ze eerst moeten worden afgebroken in FFA (vrije vetzuren) en
glycerol. Het zijn de FFA die worden gebruikt om ATP te vormen.
Proteïnen
Ook zij kunnen tijdens het vasten energie leveren (4,1kcal/g), ze moeten weliswaar eerst omgezet
worden in glucose tijdens de gluconeogenese. Ze kunnen tijdens de lipogenese ook omgezet worden
in FFA.
Cellulair metabolisme
Energielevel controle
Substraat beschikbaarheid
1