De samenvatting van Cariologie onderdeel F bevat alle informatie over epidemiologie. Hierin worden de powerpoints en de lesaantekeningen uitgebreid besproken. INCLUSIEF bijbehorende ZSO antwoorden
Kennis over gezondheid en ziekte in populaties;
Kennis over de factoren die hierop van invloed zijn.
Soorten studies die je kunt doen in epidemiologisch onderzoek:
Beschrijvende studies;
Bijvoorbeeld de Den Haag studies naar cariësprevalentie bij kinderen.
Gekeken naar hoe is het op dit moment en als je dat op een aantal momenten in de tijd doet
-> kun je de veranderingen zien (dus cariës toeneemt of afneemt bij een bepaalde populatie).
Veelal cross-sectionele opzet
Analytisch.
Vooral onderzoeken factoren (bijvoorbeeld zijn dat kinderen van een autochtone of een
emigratie achtergrond).
Veelal cross-sectionele opzet, maar beter is longitudinaal -> je kunt daar bijna niks zeggen of
het een oorzakelijk verband is als we bijvoorbeeld kijken naar het autochtone. Als je een
longitudinale studie zou doen. En op dag 1 een factor in kaart brengt (suikergebruik/aantal
keren poetsen) en een paar jaar later kijken hoeveel cariës er is, dan zou je meer in de
richting van een oorzakelijk verband kunnen gaan. Is nog steeds niet echt genoeg om dat
oorzakelijke verband wetenschappelijk aan te tonen maar je komt meer in de richting.
Beschrijvende studies:
Je gaat op een bepaald moment in de tijd een aantal mensen onderzoeken en dan hoop je dat ze
representatief zijn voor een populatie. Daaruit haal je dan een beschrijving van die populatie ten
aanzien van een bepaalde ziekte.
Bij transversaal (cross-sectioneel) onderzoek wordt ieder individu in een groep eenmaal en op
hetzelfde tijdstip geobserveerd of gemeten. Bij longitudinaal onderzoek worden de waarnemingen of
metingen bij ieder individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald.
Determinanten:
Is een factor die in verband staat met een bepaalde ziekte, maar die kan causaal en niet-causaal zijn.
Dus een echt oorzakelijk verband is causaal maar als je in zo’n Den Haag studie kijkt en je vindt een
verschil tussen autochtone en emigratie achtergrond, dan is het heel onwaarschijnlijk dat dat echt
een causale factor is.
Factoren die van invloed zijn;
Causaal (oorzakelijk) en niet-causaal (niet-oorzakelijk);
Risicofactoren (causaal) en risicoindicatoren (niet-causaal).
Voorbeeld erosieve slijtage:
Populatie van kinderen;
Cross-sectionele studie;
Oorzakelijk verband?
Je hebt een populatie van kinderen die je op een moment onderzoekt, en je vindt daar bij een aantal
kinderen erosieve gebitsslijtage. Je vindt namelijk bij 40 kinderen slijtage en bij 60 kinderen niet. Je
, hebt nagevraagd bij deze kinderen of ze frisdrank dronken of niet. Je vindt bij de kinderen met
slijtage dat 30 kinderen frisdrank drinken en 10 niet. En zonder slijtage, 30 van de 60 kinderen. Kun je
hieruit concluderen dat er een oorzakelijk verband is tussen frisdrank drinken en erosieve
gebitsslijtage? Nee, er is een associatie -> merendeel van de kinderen dat slijtage heeft drinkt
frisdrank, maar of dat de oorzaak is weet je echt niet.
Criteria voor causaliteit:
Wil je causaliteit of een oorzakelijk verband aantonen, dan moet aan een hele hoop factoren voldaan
worden.
Factor gaat vooraf in de tijd aan ziekte;
Bij een cross-sectionele studie weet je dit nooit zeker, bij een longtitunale studie kan dit wel.
Sterk verband;
Dosis-respons relatie;
Dus als de factor groter wordt moet ook die ziekte erger worden.
Consistent;
Het verband moet consistent zijn.
Plausibel;
Je moet kunnen bedenken hoe het zou werken (moet niet onlogisch zijn).
Alternatieven zijn overwogen;
Experimenteel bevestigd (preventie/verbetering);
Als je een experimenteel risico in een onderzoek bevestigd is het fijnst.
Specifiek;
Coherent.
Soorten studies:
Omdat het heel lastig is om in deze situatie experimentele studies te doen die een relatie aantonen
(causaal-verband aantonen), zijn ze ook maar heel weinig gedaan.
Experimenteel.
Voorbeeld studie naar preventie erosieve slijtage met reflux-medicijnen.
Er is gekeken naar mensen met reflux ziekte, die erosieve slijtage hadden. Ze hebben in dit
onderzoek de dikte van de glazuurkap gemeten. Geblindeerd heeft de ene helft een placebo
medicijn tegen reflux gekregen, en de andere helft wel een echt medicijn. Een 3 weken later
is weer de dikte van de glazuurkap gemeten. Wat bleek -> de mensen met het echte medicijn
was de snelheid van afname van de dikte van de glazuur kap was gehalveerd. Dit is dus een
bewijs dat de reflux een oorzakelijke factor is in het erosieve slijtage probleem bij deze
mensen.
Voorbeeld: Vipeholm-studie naar suikerfrequentie en cariës.
Epidemiologie van cariës.
Bij cariës is het moeilijk te zeggen of het over een ‘ziekte’ gaat. Als het gaat over de epidemiologie
van diabetes, dan is het meestal makkelijker. Bij cariës is dit niet voldoende omdat tegen de tijd dat
de populatie tegen de 30 is, iedereen wel ergens cariëslaesie heeft. De prevalentie is dan 100% en
kan je er eigenlijk niks meer in analyseren. Er is dus een ‘fijnere’ maat nodig ipv een ja en nee maat.
Dat doen we door middel van het meten van het aantal cariëslaesies en de gevolgen daarvan. Dus
ook de vullingen en ontbrekende elementen die getrokken zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romyvanderzanden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.