Before going into the graphs, it is useful to first scrape out the abbreviations used in these graphs and, as far as possible, to explain more closely.
Seller
Follow
Marjorie1
Reviews received
Content preview
Vastgoedeconomie - Les 3
Hoofdstuk 4 Micro-economie: consumenten- en producentengedrag
§4.1 Consumptie en consumentengedrag
Consumeren: is het kopen van goederen en diensten voor de bevrediging van behoeften.
Behoefteschema: een prioriteitenlijstje met behoeften die iemand in een bepaalde volgorde wil
realiseren, dit heeft iedere consument.
Voor de individuele vraag naar goederen en diensten zijn de volgende factoren bepalend:
1. Behoefteschema van de consument: hoe hoger op de lijst, hoe meer vraag vanuit de
consument.
2. Prijs
3. Prijs van andere goederen
4. Inkomen consument
5. Reclame
Ceteris paribus clausule (c.p.): economen veranderen dan 1 variabele binnen een model en
proberen zo voorspellingen te doen voor toekomstige ontwikkelingen. Om het effect van die
verandering goed te kunnen meten, gaat men ervan uit dat de overige variabele of omstandigheden
gelijk blijven.
§4.2 Vraagcurven en inkomen
Algemene wetmatigheid bij consumentengedrag: hoe hoger de prijs van een product, hoe minder
de consumenten ervan zullen kopen.
Wetmatigheid van het afnemende grensnut: het nut van een goed neemt af naarmate we er meer
van afnemen.
Indifferentiecurve: alle combinaties van A en B leveren een
gelijke mate van voldoening aan deze consument, het maakt de
consument niets uit welk punt we op de kromme lijn nemen, het
nut is even groot. Hoe verder van de oorsprong, hoe groter het
nut. De budgetlijn beschrijft de financiële mogelijkheden van de
consument.
- De consument zal streven naar maximale
behoeftebevrediging, dus de hoogste nutscurve kiezen.
- Het punt moet betaalbaar zijn, dus op de budgetlijn liggen
- Raakpunt hoogste nutscurve met budgetlijn geeft de
keuze weer.
Bewegingen bij vraagcurven:
- Verschuiving langs de vraagcurve: geeft aan dat een hogere/lagere verkoopprijs van het
product bij gelijkblijvende omstandigheden leidt tot minder/meer vraag.
- Verschuiving van de vraagcurve: doet zich voor als er bij gelijkblijvende prijzen meer/minder
van het product gekocht gaat worden.
Verschuiving van de vraagcurve naar rechts (naar links zijn deze voorbeelden andersom):
- Meer vragers op dezelfde markt (demografische ontwikkelingen).
- Meer inkomen
- Behoefteschema’s veranderen ten gunste van het product (effectieve reclame)
- Substituut producten
, §4.3 Prijselasticiteit van de vraag
Inelastische vraag: een schommeling in de prijs heeft nauwelijks invloed op de gevraagde
hoeveelheid (zout, primaire goederen). Vraagcurve is een steile lijn.
Elastische vraag: een prijswijziging heeft grote invloed op de gevraagde hoeveelheid (jeans,
luxegoederen). Vraagcurve niet steil.
Prijselasticiteit van de vraag: mate waarin de gevraagde hoeveelheid reageert op een
prijsverandering.
Ev = procentuele verandering gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering prijs
- Procentuele veranderingen berekenen: (n – o) / o x 100%
- Wanneer de uitkomst negatief is, dan leidt een daling van de prijs tot een toename van de
vraag.
Elasticiteitscoëfficiënt Prijselasticiteit Effect bij prijsdaling Effect bij prijsstijging
Ev = 0 Volkomen inelastische vraag Totale omzet daalt Totale omzet stijgt
Ev ligt tussen -1 en 0 Inelastische vraag (brandstof) Totale omzet daalt Totale omzet stijgt
Ev < -1 Elastische vraag Totale omzet stijgt Totale omzet daalt
Kruisprijselasticiteit (Ek): de prijsverandering van goed A heeft gevolgen voor de afzet van goed B
(flinke stijging van huren, meer vraag naar koopwoningen).
Substitutiegoederen: verschillende goederen/diensten die voor de consument in dezelfde behoefte
kunnen voorzien (stijging van autokosten, meer vraag naar het ov).
Complementaire goederen: het ene goed kan niet zonder het andere goed (daling van autoprijzen,
meer vraag naar autobanden).
Indifferente goederen: goederen die geen relatie met elkaar hebben.
§4.4 Relatie inkomen en soorten gevraagde goederen
Besteedbaar inkomen: bruto-inkomen min belasting en premies.
Gebonden inkomen: inkomen dat mensen moeten besteden aan primaire levensbehoeften en vaste
lasten.
Vrij besteedbaar, secundair of discretionair inkomen: restant van inkomen dat naar eigen inzicht
besteed kan worden (besteedbaar – gebonden).
Engelkrommen: geeft relaties weer tussen inkomen en goederen die worden aangeschaft. Hierbij is
er onderscheid tussen 3 soorten goederen:
1. Luxe goederen: drempelinkomen: boven dat inkomen kan iemand het zich veroorloven om
het luxe goed te kopen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marjorie1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.