100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Aantekeningen hoorcolleges 1 t/m 12 $11.40   Add to cart

Summary

Samenvatting Aantekeningen hoorcolleges 1 t/m 12

1 review
 116 views  10 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Aantekeningen hoorcolleges 1 t/m 12, heel uitgebreid, helemaal aangevuld

Preview 4 out of 134  pages

  • Unknown
  • January 2, 2020
  • 134
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: mentverbaan • 2 year ago

avatar-seller
Directe belastingen II
Hoorcollege 1: Vennootschapsbelasting in hoofdlijnen en subjectieve belastingplicht

Je moet goed de hoofdlijn vasthouden en goed in de gaten houden waar het om gaat. Veel van wat
wordt verteld in de colleges heeft een reden waarom het in de wet staat en de reden vind je terug in
de hoofdsystematiek van de Wet Vpb.

Vandaag:
 Huishoudelijke mededelingen
 Stelsels winstbelasting
 Samenhang met inkomstenbelasting
 Subjectieve belastingplicht

Stelsels vennootschapsbelasting:
De IB hebben we gehad, dat wordt geheven van natuurlijke personen. De Vpb niet, die wordt niet
geheven van natuurlijke personen maar van wat dan wel? Lichamen ex art. 1 van de wet maar
waarom hebben we dat? Een BV of een stichting is niets anders dan iets wat op papier staat, je kan
het niet aanraken. Waarom is er een reden om die wel zo veel zelfstandigheid toe te kennen dat we
daar wel belasting van willen heffen? Je moet kijken naar de relatie tussen het lichaam (NV/ BV/
Stichting) en de aandeelhouder/ gerechtigde/ begunstigende/ degene ten behoeve van wie dat
vermogen aan de slag is. Die 2 hebben een relatie met elkaar. Je kan zeggen dat je je dat lichaam zo
veel zelfstandigheid toekent dat je daar apart belasting van wil heffen, of je kan zeggen dat het een
lichaam is dat bij de gratie van natuurlijke personen bestaat in feite dus dat je het wel gaat heffen bij
die achterliggende natuurlijke personen op het moment dat het nodig is. Je kan dus of volledig
zelfstandig heffen bij het lichaam of je kan het lichaam beschouwen als niets anders dan een
verlengstuk van de aandeelhouder. Dan heb je 3 gradaties. Als je het helemaal zelfstandig doet dan
noemen we dat een klassiek stelsel. Een klassiek stelsel is het systeem waarbij dat lichaam, welke
rechtsvorm dan ook, dat ga je als zelfstandig en volstrekt onafhankelijk vermogen/ entiteit belasten.
Ongeacht zijn omgeving. Dit betekent dat je gaat belasten en op het moment dat er uitkeringen
worden gedaan naar bijvoorbeeld de aandeelhouder, dan ga je op dat moment weer zelfstandig
bezien bij degene die het krijgt hoe de heffing gaat verlopen. Ieder ‘trapje’ krijgt zijn eigen heffing. Dat
is dus het klassieke stelsel.

De meest extreme andere variant is die waar we denken aan het lichaam als het verlengstuk van de
aandeelhouder: stelsel van volledige integratie. Hier zeg je dat het lichaam bestaat bij de gratie van de
aandeelhouders en het bestuur en je gaat het vermogen rechtstreeks toerekenen aan die natuurlijke
persoon. Als je 10% aandeelhouder bent in een BV, dan krijg je 10% van het vermogen rechtstreeks
toegerekend. Daar zitten wat praktische bezwaren aan. Als je een aantal aandelen hebt in Shell, dan
zal je dus een deel van het vermogen en de winst van Shell rechtstreeks aan jezelf toe moeten
rekenen, ongeacht of Shell je die winst gegeven heeft. Dus je betaalt alvast belasting over de winst van
Shell omdat je aandeelhouder bent, en geïntegreerd wordt beschouwd maar het is helemaal niet
nodig dat jij het geld gekregen hebt.

Dan heb je nog de tussenvorm: Verrekeningsstelsel. In dat geval wordt de BV belast, maar je houdt bij
de belastingheffing van de aandeelhouder rekening mee met het feit dat er al belasting is geheven bij
de BV. Dan mag je bijvoorbeeld de belasting die al bij de BV is geheven aftrekken van de
belastingheffing van de aandeelhouder.

Puur klassiek los je het dus eigenlijk helemaal niet op als het ware. Puur geïntegreerd los je het in de
vennootschapsbelasting op. Of bij het verrekeningsstelsel verreken je het in de inkomstenbelasting.



1

,Alles heeft zijn voor- en nadelen. Vroeger hadden we nog helemaal geen vennootschapsbelasting.
Daar hadden we een uitdelingsbelasting. Er werd dan pas geheven als er uitgedeeld werd dus werd er
toen gewoon nooit uitgedeeld.

Nederlands stelsel:
We hebben een klassiek stelsel in die zin dat we Vpb heffen van het lichaam en IB heffen van de
natuurlijke persoon over de uitkeringen en hetgeen dat de natuurlijke persoon krijgt uit de
vennootschap. Toch houden we ook rekening met het gegeven dat er al Vpb geheven is. We hebben
een verzacht klassiek stelsel. Waarom dan ‘verzacht’? Het is verzacht omdat we een wat vriendelijker
tarief kennen voor dividenden. Niet het tarief van 52% maar een tarief van 25% (ab-heffing). Dit is 25%
omdat er al rekening gehouden wordt met het gegeven dat er al 25% belasting is geheven in de
vennootschap zelf. Samen is het dan ongeveer een fatsoenlijke heffing van ongeveer 45%, wat ook
een IB-ondernemer zou betalen. We hebben dus Vpb bij het lichaam en IB bij de aandeelhouder.
Aanvankelijk van de positie van de aandeelhouder is dit box 1 als de aandelen tot het
ondernemingsvermogen behoren, box 2 als de aandeelhouder een ab heeft en box 3 als het een
belegging is. We noemen dit het globale evenwicht. De wetgever kiest er bewust voor dat het tarief
van de IB-ondernemer (samen met de MKB-vrijstelling) ongeveer even hoog is als de Vpb+ab-
ondernemer (25% Vpb + 25% ab). Op het moment dat je ziet dat het Vpb-tarief omlaag gaat, dan zie je
ofwel het ab-tarief omhoog gaan ofwel dat de MKB-vrijstelling omhoog gaat zodat het evenwicht gelijk
blijft.

Rechtskarakter:
Het rechtskarakter, daar lopen de meningen over uiteen. De rechtsgrond is dat het geld oplevert. De
Vpb is de belasting over ondernemingswinsten die niet bij natuurlijke personen opkomen. Dus
eigenlijk alle ondernemingswinst die niet bij natuurlijke personen opkomt want dan zit je in de IB.

Opbrengst en tarief:
In de grafiek zie je een aantal dingen. Vroeger was het
tarief van Vpb 48%. Daar kan je je niets meer bij
voorstellen, en zeker niet als je je bedenkt dat het IB-
tarief voor ab-houders 72% was. Als je toen in een BV
winst maakte en je keerde dat uit, dan was de
cumulatieve heffing 85%. Nu ligt het rond de 40%. Het
Vpb tarief is gedaald naar 25% en gaat nog verder dalen
naar 15%. Tegelijkertijd zie je dat de opbrengst van de
Vpb wel vervijfvoudigd is. Hoe kan dat dan? Als je het
tarief halveert maar de opbrengst blijft in stand, dan is
de grondslag dus enorm breed geworden. Het winstbegrip is enorm gewijzigd. We hebben geen
investeringsaftrek meer, de verliesverrekening is veranderd, we hebben renteaftrekbeperkingen
gekregen. De wet Vpb bestaat dit jaar 50 jaar. Vroeger was de wet nog heel kort, maar naarmate het
misbruik toenam en de economie veranderde, werd de wet ook groter.

Subjectieve belastingplicht ex art. 2 en 3 Vpb:
De subjectieve belastingplicht: Wie is belastingplichtig? Voor natuurlijke personen is dat niet zo
moeilijk want die kan je gewoon aanwijzen, maar het ontstaan en bestaan van iets wat alleen een
juridische werkelijkheid heeft, daar moet je regels voor maken. De algemene term daarvoor is
‘lichamen’. De term lichamen is niet in de wet gedefinieerd, het is een soort verzamelbegrip voor de
wat limitatief genoemd is in art. 2 en 3. Wat ze als kenmerk hebben is dat het vermogen van de
lichamen en de werkzaamheid van de lichamen niet rechtstreeks aan iemand anders wordt
toegerekend, want op het moment dat dat het geval is, dan moet daar belasting worden geheven. Het
gemeenschappelijke kenmerk is dus dat de winst niet aan de individuele gerechtigde kan worden
toegerekend, dit houdt dus in dat die lichamen waar dat wel rechtstreeks wordt toegerekend zoals bij


2

,de maatschap of de VOF, dat deze niet belastingplichtig zijn voor de wet Vpb. Deze ondernemingen
zijn transparant. Het heeft op zich niets met rechtspersoonlijkheid te maken, want niet alle
rechtspersonen zijn belastingplichtig en niet alle BP zijn rechtspersonen. Er is een zekere correlatie
maar het is niet leidend.

Aanknopingspunt voor de heffing:
Voordat we aan het begrip ‘lichaam’ toekomen moeten we eerst kijken wat NL mag. Want als er een
Amerikaans bedrijf is, dan kan NL niet zomaar heffen. Je moet als bedrijf wel wat hebben in NL, er
moet wel een aanknopingspunt zijn, je kan niet zomaar extraterritoriaal heffen. We kennen 3
hoofdbeginselen:
1. Nationaliteit: Je kan een heffingsaanknopingspunt vinden omdat je de nationaliteit van een
staat hebt. Als je geboren wordt onder het recht van een staat, of je wordt onder Nederlands
recht opgericht, dan heb je de Nederlandse nationaliteit. Ongeacht waar je je activiteiten
hebt, dat enkele feit zou dan voldoende moeten zijn om aan het Nederlandse Vpb-stelsel
onderworpen te zijn. Kennen wij in NL zo een begrip dat NL mag heffen omdat een bedrijf een
Nederlandse nationaliteit heeft? Ja, art. 2 lid 4 Vpb geeft de oprichtingsfictie: “Als je naar
Nederlands recht bent opgericht, dan ben je onbeperkt belastingplichtige in NL, ongeacht
waar je je activiteiten hebt”. De VS heeft dit ook voor natuurlijke personen.
2. Domicilie: Daar waar je woont of bent gevestigd. Dat kan zijn een Amerikaans bedrijf dat in
Leiden zijn hoofdvestiging heeft. Dit is de hoofdregel ex art. 2 lid 1 Vpb: “Als binnenlands BP
zijn aan belasting onderworpen: de in Nederland gevestigde.”
3. Bronstaatbeginsel: Je bent niet naar NL recht opgericht, je bent ook niet in NL gevestigd, maar
je hebt wel een bron van inkomen in NL, bijvoorbeeld een vaste inrichting. Kennen we dit
begrip in NL? Ja, art. 3 Vpb: Buitenlands BP.
Je kan dus de situatie krijgen dat er 3 heffingssystemen op jou van toepassing zijn. Bijvoorbeeld: Je
bent een Nederlandse BV die in Brussel is gevestigd en tevens een winkelpand in Parijs heeft. In
beginsel (nationale wetten) kan er in 3 landen geheven worden, maar dit lost het internationale
belastingrecht op.

Vestigingsplaats:
Dit is het leidende begrip. Nationaliteit wordt aan de vestigingsplaats gekoppeld: Je wordt geacht in
Nederland gevestigd te zijn als je de Nederlandse nationaliteit hebt. Dit is het aangrijpingspunt voor de
heffing. Als je in NL gevestigd bent, dan ben je onbeperkt BP waar je ook je geld verdiend. Ben je niet
in NL gevestigd en heb je dus ook niet de Nederlandse nationaliteit, dan ben je buitenlands BP en ben
je alleen BP voor zover je een Nederlandse bron van inkomen hebt, een aangewezen limitatieve bron
van inkomen. Die vestigingsplaats is dus heel belangrijk. Dan begint het met de vraag: Wat is
Nederland precies? We hebben het Koninkrijk der Nederlanden, binnen het land Nederland heb je ook
verschillende gebiedsdelen. Als we het over Nederland hebben in de context van de wet Vpb dan
bedoelen we daarmee: Het Europese deel van het Koninkrijk ex art. 2 lid 3 sub d onder 3 AWR. Het
land Nederland, maar dan alleen voor zover in Europa gelegen, dus niet de BES-eilanden (Bonaire,
Eustatius en Saba). Staatkundig zijn de BES-eilanden onderdeel van Nederland maar voor de wet Vpb
dus niet. De wet Vpb strekt zich niet uit tot de BES-eilanden. Dit is een beperking van het land
Nederland, maar er is ook een uitbreiding van het land Nederland en dat is de territoriale wateren: De
Noordzee. We gaan voorbij de normale 12 mijl zone. Het Nederlandse heffingsrecht strekt zich dus
ook verder uit dan de territoriale wateren/ exclusieve economische zone. Het gaat dus verder dan het
land. Waarom is dat? Voor het olie en gas dat in de Noordzee zit. Dan moest niet belastingvrij zijn. De
Vpb moest dus worden uitgebreid tot de economische zone.

Plaats van vestiging:
We gaan kijken wat bepaald waar een lichaam gevestigd is. Voor een natuurlijk persoon kan dit al
lastig zijn, maar voor een lichaam helemaal. Lichamen kan je niet aanraken. Er wordt aangesloten bij
diegenen die het lichaam verpersoonlijken: Diegenen die het besturen. Een lichaam moet bestuurd


3

, worden. Hoofdregel ex art. 4 lid 1 AWR: “Woonplaats wordt naar omstandigheden van het geval
beoordeeld.” Het is dus uiteindelijk rechtersrecht, een open norm en is uiteindelijk door de HR
ingevuld. Als je kijkt wat de kern daarin is, dan is dat de overweging van de HR die zegt: “De leiding van
een lichaam berust bij het bestuur.” Het bestuur is dus in principe waar je naar kijkt. Dan gaat het
erom waar het bestuur zijn leidinggevende taak uitoefent. Dat is wat de HR heeft gezegd. De
vestigingsplaats van een lichaam knoopt dus aan daar waar de leidinggevende taak van het bestuur
wordt uitgeoefend. In multinationale ondernemingen kan dit heel lastig zijn. Of als je een
samengesteld bestuur hebt uit 3 verschillende landen die via skype hun vergaderingen voeren. Het
wordt ook lastig voor brievenbus-firma’s die opgericht zijn naar Nederlands recht en ook iemand hebt
die in Nederland beslissingen neemt, dan ben je dus eigenlijk in NL gevestigd (terwijl ze eigenlijk
ergens anders gevestigd zijn maar in NL gevestigd willen zijn omdat dit belastingtechnisch voordeliger
is).

Overige omstandigheden:
 Plaats statutaire zetel
 Bestuurderswoonplaats
 Plaats bijeenkomsten vergadering van aandeelhouders
 Plaats van bedrijfsuitoefening
 Plaats van hoofdkantoor
 Het recht waarnaar lichaam is opgericht
 Plaats waar de (hoofd)boekhouding wordt gevoerd
 Woonplaats commissarissen
 Plaats waar de balans wordt opgemaakt
 Plaats waar het vermogen zich bevindt
 Opvatting buitenlandse fiscus
 Valuta waarin de boekhouding wordt gevoerd
 Omschrijving van doelstelling van het lichaam
 Houding inzake vestigingsplaats ten opzichte van buitenlandse fiscus
Dit zijn factoren waar je naar kan kijken, maar deze zijn wel van ondergeschikt belang, deze zijn niet
leidend. Dit zijn resten van een heffingsbegrip wat al ouder is. Toen was het veel duurder om naar
Londen te vliegen en ook bellen was veel moeilijker en skype bestond nog helemaal niet.

Binnenlandse belastingplicht ex art. 2 Vpb:
Bij de binnenlandse BP praten we over lichamen die in NL zijn gevestigd en voor hun wereldinkomen
belast zijn. Art. 3 gaat over de buitenlandse BP en daarvan is het object gedefinieerd in hoofdstuk 3
van de wet. Binnen de binnenlandse BP heb je 2 hoofdsoorten: De BP die met hun gehele vermogen
belastingplichtig zijn en die BP die alleen belastingplichtig zijn voor een beperkt deel van hun
vermogen. Dus er wordt onderscheid gemaakt tussen de onbeperkte belastingplicht en de beperkte
belastingplicht. De beperkte BP is in principe alleen voor ondernemingsactiviteiten. Belangrijk is dat er
een categorie lichamen is waar in art. 2 lid 5 een fictie staat dat die geacht worden met hun hele
vermogen een onderneming te hebben, want we willen geen vermogensetikettering zoals we hebben
in de IB. We willen de lichamen integraal in de Vpb hebben. De stichting en de vereniging en de
gemeente en het rijk, daarvoor is een beperkte belastingplicht, namelijk alleen voor zover ze een
onderneming hebben.

Je hebt als het ware rechtspersonen vs niet-rechtspersonen. Ze kunnen allebei onbeperkt binnenlands
BP zijn, maar waar ligt het onderscheid? Waarom vinden we van een VOF dat hij niet onder dit bereik
valt, maar van een open CV wel? Daarvoor kijk je voor de achtergrond: Hoe zelfstandig is het
vermogen ten opzichte van zijn geldschieters? Dan kom je weer terug op die relatie tussen de
aandeelhouder en het lichaam: Naarmate ze meer met elkaar verknocht zijn, is er meer reden om te
zeggen dat je net zo goed kan belasten bij de aandeelhouder omdat die vermogens zo veel met elkaar
zijn verweven, dat je net zo goed meteen bij de aandeelhouder kan zijn. Wanneer is dit het meest


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annebruin1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.40. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.40  10x  sold
  • (1)
  Add to cart