Overzichtelijke samenvatting van het boek 'Sociaal zekerheidsrecht begrepen' 7e druk van H.C. Geugjes. Het hele boek (H1 t/m H8) is in de samenvatting verwerkt. De belangrijkste begrippen zijn uitgelegd en zijn onderscheiden door een opvallende blauwe kleur en zijn schuingedrukt. Er is overzichtel...
Samenvatting Sociaalzekerheidsrecht
Samenvatting Sociaalzekerheidsrecht begrepen: H1 t/m H8
Hoofstuk 1: inleiding in de sociale zekerheid
1.1 Inleiding
Solidariteit
Ieder mens komt in zijn leven in aanraking met ‘sociale risico’s’. De sociale zekerheid zorgt ervoor dat
de sociale risico’s die een individu loopt zo veel mogelijk worden verdeeld over alle werknemers,
werkgevers of inwoners van Nederland. Een belangrijk uitgangspunt van sociale zekerheid is dan ook
collectiviteit en solidariteit: door wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
Verzorgingsstaat
Uitgangspunt van de Nederlandse sociale zekerheid is dat de overheid een belangrijke rol speelt bij
het opvangen van de verschillende sociale risico’s, ook wel de verzorgingsstaat genoemd. De
verzorgingsstaat houdt in dat de overheid voor de burgers zorgt door middel van zorg, onderwijs etc.
Dat de overheid een belangrijke rol speelt in sociale zekerheid is niet altijd zo geweest:
1901 Ongevallenwet: Opvangen van de gevolgen van bedrijfsongevallen in de industrie. Was de
eerste sociale verzekering waarbij de overheid aan werkgevers de verplichting oplegde een premie te
betalen om op die manier werknemers te verzekeren tegen de gevolgen van bedrijfsongevallen.
Voor de ‘behoeftigen’ bestond toen al de Armenwet uit 1854. In deze wet was de rol van de
overheid echter zeer beperkt. Kerken en ‘gegoede burgerij’ trokken zich het lot van de armen aan.
1929: Ziektewet: Uitkering van 80% van het loon een aantal maanden aan arbeiders in vaste dienst.
1939: Kinderbijslagwet.
Jaren dertig: steunregeling aan werklozen.
Tot de Tweede Wereldoorlog gebeurde er niet veel op het gebied van sociale zekerheid.
De ontwikkeling van sociale zekerheid kwam na de WO2 in een stroomversnelling, mede door
Internationale verdragen. Niet langer werd het individu zelf verantwoordelijk gehouden voor de
ellendige omstandigheden waarin hij som verkeerde, maar erkend werd dat op de overheid de plicht
rustte om de bestaanszekerheid van de burger te garanderen. In de jaren vijftig ontstond een
uitgebreid stelsel van sociale zekerheid.
Inkomenszekerheid
Het fundament van de sociale zekerheid is inkomenszekerheid bij inkomensderving. De sociale
zekerheid kent twee functies: de waarborgfunctie en de activeringsfunctie.
Inkomenszekerheid is een waarborgfunctie. De waarborgfunctie is een pijler van sociale zekerheid.
Het sociale minimum is de ondergrens va de sociale zekerheid. Houdt in dat de sociale zekerheid een
inkomen op minimumniveau garandeert in een situatie dat het inkomen lager is dan het geldende
sociale minimum. De sociale zekerheid waarborgt dan als ‘vangnet’ een minimuminkomensniveau
voor de burger. Dit garandeert een inkomen op minimumniveau als het inkomen lager ligt dan het
geldende sociale minimum.
Stijgt het minimumloon, dan stijgen ook de uitkeringen. Het sociale minimum is van het wettelijk
minimumloon afgeleid en bedraagt:
, Voor een gezin 100% van het wettelijk minimumloon
Voor een alleenstaande ouder die kosten niet met iemand kan delen, 90% van minimumloon
Voor een alleenstaande die de kosten niet met en ander kan delen, 70% van minimumloon.
Volgens het CBS moeten in Nederland zo’n 400.000 mensen al langer dan 4 jaar rondkomen van een
laag inkomen. Het gaat met name om mensen met een bijstandsuitkering, maar ook om ‘werkende
armen’. Veel mensen met een laag inkomen hebben wel betaald werk, maar het inkomen dat zij
daarmee verdienen is lager dan het voor in hun situatie geldende minimum.
Collectiviteit
De collectiviteit is terug te vinden in de maatschappelijke en politieke bereidheid gezamenlijk
financieel bij te dragen aan het behoud van het stelsel. Dit is de solidariteit.
De loonkosten voor werkgevers zijn hoog. Ook is voor werknemers het verschil tussen bruto en netto
groot. Om de mensen bereid te houden om mee te betalen aan het stelsel, is er steeds meer
aandacht gekomen voor het weer aan het werk helpen van uitkeringsgerechtigden en voor
fraudebestrijding.
Meebetalen gebeurt op twee manieren. De financiering van de werknemersverzekeringen en
volksverzekeringen gebeurt uit premieheffing. Werknemersverzekeringen door werknemers en
werkgevers. De volksverzekeringen door alle ingezetenen met een inkomen, althans voor zover
iemand inkomsten heeft en inkomstenbelasting betaalt. De sociale voorzieningen zoals bijstand
worden gefinancierd uit algemene middelen zoals belasting.
Re-integratie
Dit wordt ook wel de activeringsfunctie genoemd. De focus lag vroeger veel meer op de
rechtmatigheid dan de doelmatigheid (bevorderen van de uitstroom). De re-integratie van
arbeidsongeschikte werknemers is pas laat op gang gekomen. De zogenoemde Wet verbetering
poortwachter (Wvp), die als doel heeft zieke werknemers zo spoedig mogelijk te re-integreren in
eigen of ander passend werk, is pas vijftien jaar oud.
Het uitgangspunt van de overheid en van de werkgevers- en werknemersorganisaties (de vakbonden)
is sindsdien steeds meer ‘werk boven inkomen’ geworden. Uit de uitkering komen door middel van
het verwerven van een eigen inkomen is tegenwoordig dan ook een zeer belangrijke doelstelling van
sociale zekerheid. Dit is terug te zien in de work-first projecten waarbij gemeenten proberen
langdurig werklozen te begeleiden naar werk.
Privatisering
In de jaren tachtig vonden er bezuinigingen plaats in de sociale zekerheid. Naast bezuinigingen op de
uitgaven voor sociale zekerheid, heeft de overheid zich op onderdelen teruggetrokken en meer
overgelaten aan private partijen. De achterliggende gedachte van deze privatisering was dat zaken
als ‘preventie’ en ‘ziekteverzuimbeleid’ daardoor meer zichtbaar zijn.
Een voorbeeld daarvan is de Ziektewet (ZW). Het geld voor zieke werknemers wordt niet meer
betaald uit de ziekenkas maar door een werkgever Hierdoor moeten werkgevers meer doen om
ervoor te zorgen dat er geen ziekte is. zij moeten immers zelf 70% van het loon doorbetalen.
Bij de uitvoering van de ZW en WGA is het tegenwoordig mogelijk om ‘eigenrisicodrager’ te zijn. Dit
betekent dat de zieke of arbeidsongeschikte werknemer niet alleen met het UWV te maken krijgt,
,maar ook met een private partij zoals een re-integratiebureau. De werkgever betaalt de rekening.
In ruil daarvoor hoeft hij maar een lagere premie te betalen.
Een andere verandering vond plaats in 2006, toen de Ziekenfondswet werd afgeschaft en vervangen
door de Zorgverzekeringswet (Zvw). Met de komt van de Zvw verviel het onderscheid tussen
‘ziekenfonds’ en ‘particulier’ verzekerd zijn tegen ziektekosten. Er kwam een marktwerking:
ziekenfondsen gingen op prijzen concurreren.
De privatisering is ook voelbaar bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten
hebben de taak hun burgers daar waar nodig ondersteuning te bieden bij het bevorderen van de
zelfredzaamheid en participatie.
Sociale partners
De werkgevers en werknemersorganisaties worden sociale partners genoemd omdat zij
overlegpartners zijn met verschillende stichtingen.
Voor de WO2 bestuurden vakbonden de door de overheid gesubsidieerde ‘werkloosheidskassen,
waardoor zij direct bij de uitvoering van de sociale zekerheid waren betrokken. Na de oorlog tot de
jaren ’90 vormden de sociale partners de besturen van de bedrijfsverenigingen. Zij beslisten over het
toekennen van een uitkering etc. Ze gebruikten de wet volop om medewerkers volledig
arbeidsongeschikt te verklaren.
Tegenwoordig behoort de uitvoering van de sociale zekerheid tot het publiek domein. Het UWV en
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zijn zogeheten ZBO’s (zelfstandige bestuursorganen).
Het tij lijkt vanaf 2015 weer te keren. Werkgevers en vakbonden maken samen met gemeenten, het
UWV en scholen afspraken om zo veel mogelijk mensen aan een baan te helpen. De quotumregeling
is ingesteld wat inhoud dat werkgevers met >25 medewerkers verplicht een bepaald %
arbeidsbeperkten moeten aannemen.
Ook krijgen sociale partners weer een rol bij de uitvoering van de WW. Om de verandering in de WW
van 38 naar 24 maanden op te vangen, sluiten zij cao’s waarin een aanvulling in het derde jaar staat.
Eigen verantwoordelijkheid
De overheid doet tegenwoordig een groter beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de burger
dan voorheen. Denk aan de totstandkoming van de Participatiewet en de nieuwe Wmo. Er wordt van
de burger verwacht dat hij zelfstandig werk en zorg kan vinden. Op het moment dat dit niet lukt, dan
komt de overheid in beeld, zo is het uitgangspunt van de zogenoemde ‘participatiesamenleving’.
Moet eerst beroep op netwerk gedaan worden en ‘eigen kracht’ voordat overheid gaat helpen.
Vanaf 2014 doet het UWV een groot beroep op de eigen verantwoordelijkheid en de
zelfredzaamheid van de burger, doordat de dienstverlening steeds meer ‘online’ gericht wordt.
(De)centralisatie en handhaving
Op het gebied van de uitvoering van de sociale zekerheid is decentralisatie een belangrijk begrip.
Decentralisatie = steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen bij de gemeenten te
liggen in plaats van bij de centrale overheid.
De landelijke overheid stelt de hoofdlijnen van de regelgeving vast in formele wetten. Op decentraal
niveau worden deze wetten verder uitgewerkt in gemeentelijke verordeningen, waarbij het wel zo is
dat de centrale wetgever de grenzen aangeeft waarbinnen de gemeenten moeten opereren.
, De gedachte achter decentralisatie is dat de gemeente beter ‘maatwerk’ kunnen leveren. Het gevaar
is echter dat er verschillen tussen gemeenten ontstaan. De gemeentelijke regelgeving mag niet in
strijd zijn met de formele wetten van de regering.
Anderzijds zie je dat op het gebied van handhaving en fraudebestrijding de teugels voor de
gemeenten strakker worden aangehaald. Zo legt de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid
SZW-wetgeving (de ‘fraudewet’) de gemeente een verplichting op om een boete op te leggen in
geval van bijvoorbeeld verzwegen inkomsten of een verzwegen samenwoonsituatie. Door strenger te
sanctioneren zorgen we ervoor dat het draagvlak voor sociale zekerheid blijft.
Toekomstbestendigheid
Arbeidsverhoudingen zijn veranderd, maar ook de kijk op de samenleving. Steeds meer mensen
werken op basis van een flexcontract en steeds meer mensen zijn zzp’er. Zij hebben geen recht op
werknemersverzekeringen. De vraag is of zij wel voldoende inkomenszekerheid hebben.
1.2 Driedeling
In de sociale zekerheid maken we een onderscheid tussen werknemers-, volksverzekeringen en
sociale voorzieningen. Deze driedeling heeft te maken met:
Kring van verzekerden: wie is verzekerd en dus rechthebbend.
Financiering: wie betaalt
Uitvoering: waar moet men de uitkering aanvragen en wie versterkt de uitkering.
Voorwaarden: wat is de hoogte en duur van de uitkering en is er een vermogenstoets
Verplicht systeem
Bij de zogenoemde werknemers- en volksverzekeringen gaat het om verplichte verzekeringen. Dit
houdt in dat iedereen die in Nederland werkt en woont betaalt. Mensen mogen zich niet individueel
verzekeren omdat de wetgever bang is dat gezonde mensen zich dan niet zullen verzekeren. Hierdoor
zouden de sociale risico’s door minder mensen worden gedragen wat weer leidt tot hogere premies.
Voor de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen bestaat een maximuminkomen waarover
premie moet worden betaald. Dit is 205 euro per dag.
Bij de sociale voorzieningen gaat het niet om een verplichte verzekering, maar om een voorziening
die betaald wordt uit de algemene middelen.
Onder werknemersverzekeringen vallen: WW, WAO, WIA en ZW
Onder volksverzekeringen vallen: AOW, WLZ, ANW en Zvw
Onder sociale voorzieningen vallen: Bijstand en Algemene kinderbijslagwet
Werknemersverzekeringen
Kenmerken van een werknemersverzekering zijn:
Werknemers zijn verzekerd (personen die door arbeidsovereenkomst werkzaam zijn).
Financiering gebeurt doordat werknemers & werkgevers premie betalen (gebaseerd op loon)
De uitvoering gebeurt door het UWV
De hoogte van uitkering is afgeleid van het dagloon (loongerelateerd). Het dagloon is meestal
het in het afgelopen jaar gemiddeld per dag verdiende salaris tot het maximumdagloon.
De werknemersverzekeringen kennen geen partnerinkomenstoets en geen vermogenstoets.
De loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van arbeidsverleden.
Volksverzekeringen
Kenmerken van een volksverzekering zijn:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurakroes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.71. You're not tied to anything after your purchase.