In dit document vind je de samenvatting van taak 1 voor pgo in blok 3. Deze samenvatting is gemaakt met behulp van de Campbell en de plaatjes in deze samenvatting zijn voornamelijk ook afkomstig daarvan, maar wel allemaal vertaald en extra verduidelijkt (met bijvoorbeeld kleuren).
TAAK 1
Alles over chromosomen:
Geslachtscel = haploïd
Normale lichaamscel = diploïd
Tijdens een bevruchting smelt een haploïde (23 chromosomen) zaadcel met een haploïde
(23 chromosomen) eicel. Dit wordt samen een diploïde (46 chromosomen) zygote. Een
zygote is dus een diploïde cel die wordt gevormd uit twee haploïde cellen. Geslachtscellen
kunnen nooit chromosomen in paren hebben
Chromosomen bestaan uit DNA opgerold rond steun eiwitten. Twee chromosomen in een
bevruchte eicel die samen een paar vormen noem je homologe chromosomen. Je hebt
sowieso een paar homologe chromosomen, dus 1 chromosoom van je moeder en 1 van je
vader. Na de S fase (de verdubbeling) is er een kopie aanwezig naast het ene chromosoom
van je moeder en het ene chromosoom van je vader (zie plaatje).
Voor de verdubbeling (dus voor de s fase). Voor de S fase bevat 1 homologe
chromosomenpaar 2 chromosomen. Een chromosoom van je moeder en een chromosoom
van je vader. 1 zo’n strengetje heet dan een chromosoom!!
Na de verdubbeling: Pas na verdubbeling van een chromosoom bijvoorbeeld je vader, heten
het chromosoom van je vader en het kopietje van het chromosoom van je vader
chromatiden.
Voor de S fase van een celcyclus bestaan chromosomen uit een enkel DNA-molecuul. In de S
fase ontstaat hiervan dus een exacte kopie, waardoor het chromosoom uit twee
chromatiden bestaat die aan elkaar vastzitten bij de centromeer.
Het aantal chromosomen in een haploïde cel wordt weergegeven met de letter ‘n’.
Een beruchte eicel ofwel zygote bevat twee volledige sets chromosomen; het zijn diploide
cellen. Elk chromosoom komt twee keer voor. Dit wordt aangegeven met ‘2n’. Alle
lichaamscellen zijn diploïde cellen.
Het proces waarbij het aantal chromosomen van een cel wordt gereduceerd (verminderd),
heet meiose. De meiose bestaat uit twee opeenvolgende delingen: meiose I en meiose II.
Tijdens meiose I deelt een diploïde cel zich in twee haploïde cellen. Door meiose II ontstaan
uit deze twee haploïde cellen vier haploïde dochtercellen. Deze cellen kunnen zich
ontwikkelen tot geslachtscellen.
,Chromosoomparen in menselijke cellen
In mensen, heeft elke somatische cel (alle lichaamscellen, dus niet de geslachtscellen) 46
chromosomen. Voordat mitose begint zijn de chromosomen verdubbelt. Tijdens mitose zijn
dankzij condensatie de chromosomen zichtbaar onder een microscoop. Waardoor ze dus
ook onderscheiden kunnen worden door hun grootte, de positie van het centromeer en het
kleurenpatroon
Van de 46 menselijke chromosomen van een enkele cel in mitose zijn er twee chromosomen
van elk van de 23 verschillende typen. De karyotype is een weergave van de
chromosomenparen van een cel gerangschikt op omvang en vorm (zoals plaatje met de
chromosomen in volgorde van klein naar groot).
Homologen chromosomen (of homologen): is een paar chromosomen dat dezelfde lengte,
centromeerpositie en hetzelfde kleuringspatroon heeft en dat genen voor hetzelfde
kenmerk op overeenkomende loci (plaats van bepaald gen) zitten (bijvoorbeeld blauw ogen
van je moeder en bruine ogen van je vader). Een van de homologe chromosomen is geërfd
van de vader van het organisme, en het andere van de moeder.
Beide chromosomen van elk paar dragen genen die dezelfde erfelijke eigenschappen
regelen. Als er bijvoorbeeld een gen voor oogkleur is op een locus (enkelvoud voor loci) op
een bepaald chromosoom, dan heeft zijn homologe chromosoom ook zijn eigen versie van
oogkleur op dezelfde locus zitten (dus dezelfde positie).
De twee chromosomen X en Y zijn een uitzondering als het gaat over het algemene patroon
van homologe chromosomen. Vrouwen hebben een homoloog paar van X chromosomen
(XX) en mannen hebben een X en Y chromosoom (XY). Alleen kleine delen van de X en de Y
zijn homoloog van elkaar. De meeste genen die op de X chromosoom zitten, hebben geen
overeenkomsten op de kleine Y chromosoom, en de Y chromosoom heeft genen die de X
weer niet heeft. De X en Y zijn ook wel de geslachtschromosomen. Dat zijn een
chromosomen die verantwoordelijk zijn voor de bepaling van het geslacht van een individu.
Een autosoom is een chromosoom dat niet direct betrokken is bij de bepaling van het
geslacht: een niet geslachtschromosoom.
, Elk chromosoom in de karyotype bestaat uit twee zuster chromatiden omdat de
chromosomen op hun meest condenste punt zijn, wat gebeurt tijdens de M fase van de
celcyclus. Op dit punt zijn de chromosomen al verdubbeld tijdens de S fase, daarom bestaat
elk chromsom uit twee zusterchromatiden in dit plaatje.
Dat paren van homologen chromosomen in elk menselijk somatische cel voor komen, is een
consequentie van onze seksuele oorsprong. We erven een chromosoom van een paar van
elke ouder. Waardoor de 46 chromosomen in onze somatische cellen eigenlijk twee paren
van 23 chromosomen zijn (een moederlijke set van onze moeder en een vaderlijke set van
onze vader). Het aantal chromosomen in een enkele set is weergeven door n. Elke cel die
twee verzamelingen chromosomen bevat een van elke ouder (2n) heet een diploïde cel.
Voor mensen is het diploïde nummer 46 (2n = 46), het aantal chromosomen in onze
somatische cellen.
In een cel waar DNA-synthese heeft plaatsgevonden, zijn alle chromosomen verdubbelt,
waardoor elke bestaat uit twee identieke zuster chromatiden, die vast zitten bij de
centromeer (ook al zijn de chromosomen verdubbelt, zeg je Nog steeds dat de cel diploïde
is, of 2n, dit komt doordat het nog steeds maar twee sets van informatie heeft, ongeacht
het aantal chromatiden, die kopieën zijn van de informatie in 1 set).
In tegenstelling tot somatische cellen, bevatten gameten (geslachtscellen) een enkel paar
chromosomen. Die cellen heten haploïde cellen, en elke heeft een haploïde aantal
chromosomen (n). Voor mensen is het haploïde nummer 23 (n = 23). De set van 23 bestaat
uit de 22 autosomen plus een enkele seks chromosoom. Een onbevrucht eitje heeft een X
chromosoom: Een zaadcel bevat een X of een y chromosoom.
Elk seksueel producerend organisme heeft een eigen diploïde en haploïde nummer. Een
fruitvliegje heeft bijvoorbeeld een diploïd nummer (2n) van 8 en een haploïde nummer (n)
van 4.
Dit plaatje verduidelijkt de verschillende termen die gebruikt worden voor verdubbelde
chromosomen in een diploïde cel.
Figuur: Een cel van een organisme met een diploïd nummer van 6 (2n = 6).
Dus rood = de moederlijke set van chromosomen (n = 3) en blauw de vaderlijke set van
chromosomen (n = 3) maakt samen 2n = 6.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jeskebrekveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.