H1 ONDERWERP VAN DE ECOLOGIE EN HISTORISCHE SITUERING
Historische figuren
Carl Linnaeus
▪ Grondlegger taxonomie = manier om leven op aarde te classificeren
(genusnaam, soortnaam)
▪ Species plantarum, 1753
Ernst Haeckel
▪ Term ‘oecologie’, 1866
▪ Pastte Darwiniaans dynamische (Charles Darwin) in Linnaeus concept
→ Om voordelen vn eigenschappen te begrijpen:
interacties tussen organismen en hun omgeving begrijpen (biologie vs geografie)
Ecologie?
→ Bestudeert interacties vn organismen met hun biotische + abiotische omgeving die de
…..distributie (waar?) + abundantie (hvl?) vn soorten bepalen.
→ Biogeografie & ecologie overlappen op regionale ruimtelijke schalen en brede temporele
…..schalen
d
Biosfeer
Biomen
Ecosystemen: gemeenschap + niet-levende omgeving die interageren
→ Paden vn energie en materie tussen hen
Gemeenschappen: 2 of meer populaties vn verschillende soorten die
leven + interageren in bepaald gebied
→ Samenstelling + organisatie vn ecologische gemeenschappen
→ ECOLOGIE
Populaties: groep individuen ve soort die samenleven in bepaald gebied
→ Hoe ze beïnvloed worden dr hun omgeving en vice versa
Organen
Weefsels
Cellen
Subcellulaire organellen
Moleculen
1
, Biomen
→ Relatief homogeen gebied met grote geografische uitgestrektheid waarbinnen biogeografen
verschillen opmerken in flora + fauna → bepaald door klimaat.
Aquatische biomen
▪ Zou gelijkaardig groeperingen maken, maar traditie is terrestrisch
Habitat vs biotoop
Habitat Biotoop
▪ Woon/Standplaats ve soort ▪ Gebied met bepaald landschapstype
▪ Heeft betrekking op soorten (bv. bos, duinen, heide…)
▪ Heeft betrekking op landschappen
▪ Erbinnen komen verschillende
habitats voor
Ecosystemen
= biotoop + biocenose
= niet begrensd
= is altijd open (er is steeds input vn energie)
= heeft geen dimensie
Auquatische ecosystemen
o Koraalrif
o Zeegrasbed
o Rotspoel
o Zoetwatermeer
o Mangrovebos
o …
Terrestrische ecosystemen
o Grasland
o Woestijn
o Tropisch regenwoud
o …
DOM etende organismen
Detrivoor
Organisme dat leeft vn DOM (dood organisch materiaal) = detritus.
Bijvoorbeeld
▪ Regenworm: afvaleters doen voorwerk vr reducenten = micro-organismen die organisch
materiaal afbreken tot anorganische stoffen (mineralisatie).
▪ Mestkever: rollers in warme regionen, brengen voedingsrijke stoffen
diep in de grond, verspreiding vn plantenzaden.
▪ Pissebedden, duizendpoten, mijten, slakken…
Sapravoor (sap!! :o)
Organisme dat leeft vn DOM + scheidt extracellulaire enzymen uit om DOM af te breken
voordat ze het opnemen → opgenomen in vloeibare vorm.
Biocenose (gemeenschappen)
Levensgemeenschap, alle organismen in bepaald gebied.
o Zoöcenose = dierengemeenschap
o Fytocenose = plantengemeenschap
o Microbiocenose = microbiële gemeenschap (bacteriën en fungi)
3
, Autotrofen (voedingswijze) (auto = zelf, troof = voeden)
Organismen die zelf organische stoffen produceren die ze nodig hebben.
o Fotoautotroof = organismen die aan fotosynthese doen = chemische energie opslaan
in een proces waarbij zonlicht de energiebron is
o Chemoautotroof = zelf chemische energie kunnen opslaan uit oxidatieprocessen vn
anorganische stoffen
Heterotrofen (voedingswijze) (hetero = een andere, troof = voeden)
Afhankelijk vn andere organismen om zich te voeden.
▪ Herbivoren = planteneters
▪ Carnivoren = vleeseters
▪ Omnivoren = alleseters
▪ Detrivoor = voeden zich met DOM in vaste vorm
▪ Saprovoor = voeden zich met DOM in opgeloste vorm
! Autotrofen & heterotrofen zn niet volledig gescheiden:
Planten zn fotoautotroof, maar in mutualistische symbiose met zwammen krijgen ze
koolstof en nutriënten aangevoerd dr de zwammen → zn heterotroof
Abiotiek vs biotiek
Abiotische factoren vertonen variaties in de ruimte + tijd
▪ Biotiek kan ook abiotiek beïnvloeden
Bijvoorbeeld
Bomen in bos: beïnvloeden licht voor eronder groeiende planten
Microklimaat in bos: afwijkend doorgaans met hogere luchtvochtigheid en minder
extreme temperaturen
Bevers die waterloop afdammen: tijdelijk meer → bomen die afsterven door
inundatiestress (onder water zetten ve gebied) → meer licht → leidt tot andere
planten/diersoorten
Weer vs klimaat
Weer Klimaat
Verwijst nr toestand en veranderingen in Beschrijft gemiddelde weeromstandigheden in
atmosfeer op korte termijn. bepaald gebied over lange termijn (30+ jaren).
4
, Tijd en ecologische successie
Succesie
= ecologisch proces waarbij een merkbare verandering in soortensamenstelling binnen een
habitat plaatsvindt.
! Tijd is geen causale factor, iets komt niet door de tijd.
Bv.: niet tijd mr levensprocessen maken ons oud
! Climaxvegetatie = stabiele levensgemeenschappen waarbij soortensamenstelling
gedurende langere periode onveranderlijk blijft.
! Succesie begint met een pioniersvegetatie en evolueert nr een climaxgemeenschap.
→ Pioniersoort: soort die in meestal/bijna leeg gebied koloniseert waar het niet eerder
voorkwam.
▪ Primaire successie
▪ Secundaire successie
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller linh44. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.73. You're not tied to anything after your purchase.