100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Strafprocesrecht $10.17
Add to cart

Summary

Samenvatting Strafprocesrecht

1 review
 104 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is mijn samenvatting voor het volledige vak Strafprocesrecht als gegeven aan de Universiteit Leiden in het studiejaar . De samenvatting is grotendeels gebaseerd op de voorgeschreven literatuur.

Last document update: 4 year ago

Preview 4 out of 52  pages

  • January 4, 2020
  • March 5, 2020
  • 52
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: sophie-2000 • 3 year ago

avatar-seller
Samenvatting Strafprocesrecht
Week 1
De kern van het strafprocesrecht is gericht op de totstandkoming van de rechterlijke
beslissing, het hoofddoel hiervan is dan ook het verzekeren van een juiste toepassing van
het materiële strafrecht. Dit doel rechtvaardigt dat schuldigen worden gestraft en aan de
andere kant voorkomt het ook dat onschuldigen worden gestraft. Deze onderdelen staan
constant in spanning met elkaar, aan de ene kant rechtvaardigt het eerste subdoel namelijk
dat er bij twijfel toch gestraft moet worden, terwijl de laatste zegt dat dit juist niet het geval
mag zijn. Naast dit hoofddoel van het strafproces zijn er ook vier subdoelen die moeten
worden nagestreefd zodra er sprake is van een strafproces. Het eerste hiervan is de
eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte. Het tweede subdoel is de
eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkenen. Als derde is er de
procedurele rechtvaardigheid, ook de procedure die tot een uitspraak leidt moet eerlijk
verlopen. Ten slotte is er de demonstratiefunctie, de terechtzitting moet openbaar zijn voor
publieke controle en zodat men ziet dat de overheid het strafbare feiten bestrijdt.
Waarheidsvinding is ook van belang binnen het strafproces maar dit is geen zelfstandig doel,
het gaat in het strafproces erom of de beslissing verantwoord is en niet om de vraag of de
waarheid is gevonden.

Het strafprocesrecht kan worden gezien als een uitwerking van de rule of law, wat betekent
dat de overheid niet boven de wet staat maar daar zelf ook aan is onderworpen. Burgers
worden op die manier beschermd tegen willekeur door autoriteiten. In het verlengde
hiervan ligt de rechtsbescherming van de burger tegen de straffende overheid.

Er zijn verschillende bronnen van het strafprocesrecht. Ten eerste is er de wetgeving,
volgens art. 107 lid 1 GW moet de wet het strafprocesrecht regelen in een algemeen
wetboek, het Wetboek van Strafvordering, wat dan ook de belangrijkste formele rechtsbron
van het Nederlandse strafprocesrecht vormt en het gehele strafproces regelt vanaf het
begin van het opsporingsonderzoek tot de executie van de straf. Bepaalde onderwerpen die
van belang zijn voor het strafprocesrecht zijn ook in bijzondere wetten geregeld. Deze
bijzondere wetten kunnen in drie groepen worden onderverdeeld, ten eerste zijn er wetten
die onderwerpen regelen die het strafproces gemeen heeft met andere rechtsgebieden. Het
belangrijkste voorbeeld hiervan is de Wet op de Rechterlijke Organisatie waarin de
organisatie van het OM en de bezetting van de rechterlijke colleges zijn geregeld. Deze wet
is ook van belang binnen het bestuursprocesrecht en in het burgerlijk procesrecht. Ten
tweede zijn er de wetten die onderwerpen regelen die aan of net over de grens van
strafvordering liggen zoals de wetten op het terrein van vrijheidsbenemende sancties en
internationale rechtshulp. Ten derde zijn er ook wetten die voor bepaalde delicten een
afwijkende of aanvullende strafvorderlijke regeling geven zoals art. 9 Opiumwet en art. 49
e.v. Wet wapens en munitie. Ten slotte zijn er ook wetten die niet in deze drie groepen
vallen zoals de Grondwet waarin grondrechten zijn genoemd die ook van belang zijn in het
strafprocesrecht, dit zijn hoofdstuk 1 en hoofdstuk 6 Grondwet.
Hiernaast zijn bepaalde onderwerpen van het strafprocesrecht geregeld in algemene
maatregelen van bestuur. De wetgever in formele zin kan een strafvorderlijke regeling
delegeren aan bijvoorbeeld een minister.

1

,Dan is er als tweede bron van strafprocesrecht de beleidsregels. Volgens de Hoge Raad zijn
beleidsregels ‘recht’ in de zin van art. 79 Wet RO wanneer deze op behoorlijke wijze zijn
gepubliceerd. De beleidsregels worden onderscheiden in aanwijzingen, richtlijnen voor
strafvordering, handleidingen en instructies. De aanwijzingen bevatten dwingende,
normatieve regels en worden onder meer gebruikt om leiding te geven bij de uitoefening
van discretionaire bevoegdheden op het terrein van opsporing en vervolging. Richtlijnen
voor strafvordering schrijven aan de leden van het OM voor welke straffen zij in bepaalde
categorieën van gevallen moet eisen. Door rechters opgestelde oriëntatiepunten zijn geen
recht in de zin van art. 79 RO.
Een derde belangrijke bron van strafprocesrecht vormen de mensenrechtenverdragen: het
EVRM en het IVBPR. Individuen kunnen op deze en andere verdragen in Nederland een
beroep doen, voor zover de bepalingen van die verdragen naar haar inhoud eenieder
kunnen verbinden (art. 93 Gw). Dit is alleen mogelijk wanneer men zijn gelijk niet bij de
eigen nationale rechter heeft kunnen halen. Als de toepassing van een binnen Nederland
geldende wettelijk voorschrift niet verenigbaar is met een eenieder verbindende bepaling
blijft die toepassing achterwege (art. 94 Gw). Verdragen gaan dus boven de wet. Art. 5 en 6
EVRM en art. 9 en 14 IVBPR zijn van belang in het strafprocesrecht. Daarnaast verbiedt art.
53 EVRM dat bepalingen van het EVRM afbreuk doen aan de rechten die men aan het
nationale recht kan ontlenen. Schending van EVRM bepalingen wordt beoordeeld door het
EHRM.
Als vierde bron van strafprocesrecht kennen we de jurisprudentie. Deze biedt meer dan
wetsuitleg alleen, de Hoge Raad geeft ook invulling aan open wetstermen en abstracte
voorschriften. De Hoge Raad kan zelfs recht scheppen op basis van de strekking van het
Wetboek van Strafvordering of de daaraan ten grondslag liggende beginselen. Zo is
bijvoorbeeld het leerstuk van onrechtmatig verkregen bewijs tot stand gekomen.
Ontwikkelingen die in de jurisprudentie beginnen worden dan ook vaak later in wetgeving
vertaald.
Daarnaast zijn er de beginselen als bron van strafprocesrecht. De nationale of internationale
wetgever kan niet alle voorziene situaties bij wet uitputtend te regelen. Onvoorziene
situaties zijn niet altijd onder geschreven regels te scharen. Men wil graag terugvallen op
algemene regels die vorm geven aan algemeen aanvaarde gevoelens omtrent
rechtvaardigheid. Algemene rechtsbeginselen kunnen aan die behoefte voldoen. De rechter
heeft dan ook discretionaire bevoegdheden om belangen af te kunnen wegen waarbij de
wetgever geen of slechts een vage maatstaf heeft geformuleerd.

Het eerste artikel van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat strafvordering alleen
plaats heeft op wijze bij wet voorzien. Dit is het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel. Samen
met het materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel beoogt deze bepaling de rechtszekerheid
van de burger, deze is niet overgeleverd aan willekeur van de met strafrechtstoepassing
belaste instanties. Dit komt ook door een aantal waarborgen van het strafproces zoals de
openbaarheid van zitting en het recht op rechtsbijstand. In art. 1 Sv wordt er gedoeld op een
wet in formele zin, er is geen regionaal procesrecht.

Er bestaan twee verschillende procesmodellen, het inquisitoire en het accusatoire
procesmodel. Een zuivere vorm van een van deze twee wordt nergens ter wereld
gerealiseerd. In het accusatoire proces strijden twee gelijkwaardige partijen met elkaar ten
overstaan van een lijdelijke, passieve rechter die zich beperkt tot vervulling van de rol van

2

,scheidsrechter. Hij ziet toe dat de partijen de regels van het processuele spel in acht nemen
maar laat verder de zaken aan hen over. De rechter heeft pas een beslissing over de zaak
wanneer de partijen hem daarom vragen en beslist over wat de procespartijen aandragen.
In het inquisitoire proces is justitie actief op zoek naar de waarheid. Hierbij oordelen zij op
basis van de materiële waarheid. Er is hier geen sprake van een partijenproces, de verdachte
is hier voorwerp van onderzoek en geen procespartij met eigen rechten en bevoegdheden.
Vervolging en berechting zijn hier in een hand verenigd. De vervolger en de beschuldigde
verschijnen tegenover elkaar.

De hoofdrolspelers binnen het strafproces zijn de rechter, de Officier van Justitie, de
verdachte en de advocaat. Naast de berechting via het strafrecht is er de
buitengerechtelijke afdoening, de strafbeschikking.

Het strafproces kan worden opgedeeld in verschillende fasen, namelijk de opsporing, de
vervolging, de berechting in eerste aanleg en de rechtsmiddelen, deze indeling is echter niet
helemaal correct aangezien opsporingsonderzoek nog steeds tijdens de vervolging kan
worden verricht. Het strafproces begint met de opsporing, het is lastig om precies te
achterhalen wanneer deze begint maar over het algemeen stelt men dat er sprake is van
opsporing vanaf het moment dat er een vermoeden rijst dat er een strafbaar feit begaan is.
Art. 141 en 142 Sv noemen wie er met de opsporing belast zijn en de belangrijkste categorie
is hier de ambtenaren en politie, de taak van de OvJ is voornamelijk het leiding geven aan
het opsporingsonderzoek. Opsporing beperkt zich niet tot het voorbereidend onderzoek,
dat blijkt uit art. 148c Sv. De fase van de vervolging kan op verschillende manieren
aanvangen: door rechtstreekse dagvaarding of door een vordering bewaring. De wet biedt
de verdachte die wordt vervolgd meer bescherming dan de verdachte die dat niet wordt.
Elke vervolging moet ook eindigen in een onherroepelijke einduitspraak van de strafrechter.
Maar niet elke daad van vervolging, zoals de buitengerechtelijke afdoening in de vorm van
de strafbeschikking, vereist dat een rechter zich over de zaak buigt.
Dan is er de fase van berechting in eerste aanleg, dit is het meest zichtbare onderdeel van
het strafproces. In art. 258 Sv wordt bepaald dat het rechtsgeding aanvangt met de
dagvaarding. Binnen de berechting kunnen twee subfasen worden onderscheiden. De eerste
hiervan is wanneer het rechtsgeding al is aangevangen maar het openbare onderzoek ter
terechtzitting nog niet is aangevangen. De tweede subfase begint met het uitroepen van de
zaak en wordt in de wet de behandeling van de zaak door de rechtbank genoemd. Die fase
eindigt wanneer de voorzitter van de rechtbank de zaak gesloten verklaard. Na de sluiting
van het onderzoek ter terechtzitting volgt de beraadslaging, aan de hand van art. 348 en 350
Sv moet de rechter tot een oordeel komen. Met de uitspraak wordt het rechtsgeding
afgesloten.
De rechtsmiddelen van hoger beroep en cassatie zijn in titel II en III van boek III geregeld. De
termijn om in hoger beroep te treden staat opgenomen in art. 408 Sv. In hoger beroep
beoordeelt het hof de zaak opnieuw in volle gang. De Hoge Raad beoordeelt in cassatie
alleen of het hof zich gehouden heeft aan het recht en doet dus geen eigen oordeel over de
zaak zelf.

De behandeling ter terechtzitting kan in drie fasen worden onderscheiden: het onderzoek
ter terechtzitting, de beraadslaging en de uitspraak. De fase van de beraadslaging is door de
wet voorgestructureerd. Tijdens de beraadslaging dienen de rechters de formele en

3

, materiële vragen van art. 348 en 350 Sv te beantwoorden. Hier wordt bij de formele vragen
gekeken naar de geldigheid van de dagvaarding, de competentie van de rechter, of het OM
de zaak aanhangig mag maken bij de rechter en of er redenen zijn voor schorsing. Bij de
materiële vragen wordt er gekeken of het ten laste gelegde bewezen is, of dit een strafbaar
feit oplevert, of de dader strafbaar is en welke sanctie er opgelegd dient te worden. Het
materiaal dat de rechter nodig heeft om over deze formele en materiële vragen te beslissen
verzamelt hij in de eerste fase, het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting verzamelt de rechter het materiaal dat hij nodig
heeft om een beslissing te nemen over de materiële en de formele vragen. Het onderzoek
kent zijn eigen volgorde dat wordt bepaald door de personen die bij het proces zijn
betrokken. Zo volgt uit art. 286 e.v. Sv dat eerst de verdachte gehoord wordt en dat daarna
pas de getuigen ook gehoord worden. Daarna krijgt de OvJ het woord, en daarna krijgt de
raadsman het woord. In art. 283 Sv is bepaald dat de rechtbank ook zonder onderzoek van
de zaak al een einduitspraak kan geven over de formele vragen wanneer er bijvoorbeeld al
direct duidelijk is dat de dagvaarding nietig is en een volledig onderzoek dus tijdsverspilling
zou zijn. De tenlastelegging speelt een belangrijke rol in het rechtsgeding omdat de rechter
de formele en materiële vragen moet beantwoorden op grondslag van die tenlastelegging.
Zoals het feit ten laste is gelegd moet deze worden bewezen.
Binnen de uitspraak zijn er meerdere mogelijke einduitspraken. Ten eerste is er de formele
einduitspraak, dit is wanneer een van de formele vragen negatief is beantwoord. Dan zijn er
de veroordeling, de vrijspraak en de veroordeling zonder straf, dit zijn de inhoudelijke
einduitspraken.

Het EVRM is zoals al eerder genoemd een van de rechtsbronnen van ons strafprocesrecht.
Veel van de rechten die hierin zijn neergelegd overlappen met onze grondrechten. De
meerwaarde van dit verdrag heeft te maken met het internationale karakter en zorgt het
voor extra rechtsbescherming. Partijen die bij het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens in Straatsburg tegenover elkaar staan zijn de individuele burger en de staat wanneer
de burger slachtoffer is geworden voor een hem door het EVRM gegarandeerd recht.
Uitspraken van het EHRM hebben een eigen karakter wat zich uit in een aantal kenmerken.
Ten eerste is het de staat die wordt veroordeeld, het is hier niet van belang welk orgaan van
de staat de schuld heeft. Ten tweede zijn staten vrij in methode van naleving van
verdragsrechten, alleen het resultaat telt. Dan is er een margin of appreciation, het EVRM
laat aan staten vaak een bepaalde beoordelingsvrijheid bij de naleving van de normen.
Daarnaast is er procedurele toetsing van feitelijke oordelen, het is primair de
verantwoordelijkheid van de nationale autoriteiten om het eigen nationale recht op de
feiten toe te passen. De feitelijke oordelen van de nationale autoriteiten worden bezien
vanuit het gezichtspunt van de Conventie, het Hof toetst vooral of er geen sprake is van
willekeur. Dan is er ook het feit dat alleen klagers die stellen het slachtoffer te zijn van een
verdragsschending ontvankelijk zijn in Straatsburg. Het EHRM beperkt zich ook tot die
concrete klacht van het slachtoffer. Het EVRM is in het leven geroepen voor
rechtsbescherming, wat een drietal complicaties heeft. Ten eerste ziet het Hof extensieve
interpretatie als iets wat nodig is voor effectieve rechtsbescherming. Ten tweede moet het
verdrag bij voorkeur zo worden geïnterpreteerd dat de burger een effectieve en
daadwerkelijke rechtsbescherming wordt geboden. Ten derde is het zo dat het Hof
autonome uitleg geeft aan de in het verdrag voorkomende begrippen. Denk bijvoorbeeld
aan criminal charge.

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elianneverhelst. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.17  2x  sold
  • (1)
Add to cart
Added