Top summary! 7.7 brought. I definitely recommend this summary
Show more reviews
Seller
Follow
Lauretw19
Reviews received
Content preview
Examenmatrijs bestuursrecht 2019
1.1 De kandidaat onderbouwt of een handeling van de overheid valt onder de
bevoegdheden van de wetgevende, uitvoerende of rechtsprekende macht
(de triaspolitica > leer van de machtenscheiding)
Wetgevende macht wetgeving (art. 81 GW) > wordt uitgevoerd door de regering en het
parlement (volksvertegenwoordiging) (parlement is vaak 1e + 2e kamer) (Staten-Generaal =
1e en 2e kamer gezamenlijk)
Ø Het wetgevingsproces begint met het indienen van een wetvoorstel of er word
opdracht gegeven tot het maken van een nieuwe wet > dan brengt de RvS een advies
uit over wetsvoorstellen die naar de 1e en 2e kamer gaan > RvS kijkt hierbij of het
wetsvoorstelsel haalbaar is etc. > eerst gaat het naar de 2e kamer en hier moet de
meerderheid instemmen met het voorstel (of wijzigen) > dan pas 1e kamer. > stemt
ook de 1e kamer in met het voorstel, dan wordt het ondertekend door de koning, en
betrokken minister.
Uitvoerende macht bestuur > wordt uitgevoerd door de regering (gemeenten & provincies)
(koning + ministers) > ze mogen alleen zaken uitvoeren die in de wet staat.
(legaliteitsbeginsel)
Ø Koning is onschendbaar en de ministers zijn verantwoordelijk voor het
regeringsbeleid
Ø Ze moeten zorgen voor een goede gang van zaken in ons land.
Ø Besturen bestaat voornamelijk uit het beslissen op aanvragen etc.
Ø AWB & bijzondere wetten + beschikking, besluit van algemene strekking.
Rechtsprekende macht rechtspraak > wordt uitgevoerd door de onafhankelijke rechters +
Openbaar Ministerie
Ø Rechters mogen alleen op basis van de wet oordelen
Ø Rechters zijn onafhankelijk zodat ze zich niet gebonden voelen aan de regering, aan
het parlement of aan andere instellingen/bedrijven die belang zouden kunnen
hebben bij een uitspraak.
De drie overheidsorganen oefenen hun functie onafhankelijk van elkaar uit. Ze werken niet
samen en hoeven geen toestemming te vragen of verantwoording aan elkaar af te leggen.
Wel moet de uitvoerende macht rekening houden met de wetgevende macht. Het
parlement controleert de regering.
- De wetgevende macht controleert de uitvoerende macht
- De uitvoerende macht controleert de rechterlijke macht
- De rechterlijke macht controleert weer de wetgevende macht.
Wetgevende en rechtsprekende organen van de staat zijn geen bestuursorganen art. 1:1 lid
2 Awb
1.2 De kandidaat beoordeelt of een bestuursorgaan onder de bestuurslaag rijk, provincie
of gemeente valt, dan wel een zelfstandig bestuursorgaan is.
(bestuursorgaan art. 1:1 Awb)
Bestuursorganen van het Rijk > Regering, ministers, staatssecretaris > onder hun
verantwoordelijkheid vallen de zelfstandige bestuursorganen
Bestuursorganen van de Provincie > commissaris van de koning, provinciale staten en de
gedeputeerde staten art. 6 Provinciewet
LW
,Examenmatrijs bestuursrecht 2019
Bestuursorganen van de Gemeente > burgemeester, de gemeenteraad en het college van
B&W art. 6 Gemeentewet
Bestuursorganen van het Waterschap > algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een
voorzitter art. 10 Waterschapswet
Zelfstandig bestuursorgaan > art. 1:1 lid2 AWB > B Organen
- Staan niet onder het gezag van de minister.
- Voeren zelfstandig hun taak uit
- ZBO’s worden vaak opgericht om een ministerie ‘’te laten afslanken’’. Het ministerie
kan zich dan focussen op de kerntaken
Voorbeeld: UWV, DUO, KvK, CBR, SVB (sociale verzekeringsbank)
Dit zijn ook publiekrechtelijke bestuursorganen. In de wet staat beschreven wat hun taken
en bevoegdheden. DUO heeft bijvoorbeeld de Wet Studiefinanciering 2000.
Politieke verantwoordelijkheden ZBO’s:
De minister voor zover hij bevoegdheden heeft om toezicht te houden en om in te grijpen. Is
dat niet het geval dan is de minister ook niet politiek verantwoordelijk.
Hierdoor is er een kaderwet zelfstandige bestuursorganen gekomen, hierin staat:
- vermeldt welke gevallen en onder welke voorwaarden het oprichten van een nieuwe
ZBO’s is toegestaan.
- Ook wordt hierin geregeld de toezicht- en controlebevoegdheden van de ministers
op de ZBO’s
1. Privaatrechtelijke rechtspersonen > mensen of bestaande bedrijven die bij
notariskantoor een oprichting B.V./ Stichting willen oprichten.
2. Publiekrechtelijke rechtspersonen > deze worden niet door mensen opgericht maar
door in het leven geroepen. De wet roept een publiekrechtelijke rechtspersoon in het
leven om een deel van de overheidstaak uit te voeren. 3 voorbeelden Gemeente,
provincie en het rijk. (< openbare lichamen) > A Organen
A en B Organen
Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn a-organen > de gemeente, provincie en het Rijk.
Rechtspersonen die een overheidstaak uitvoert.
Personen of colleges met openbaar gezag bekleed zijn b-organen > rechtspersonen die een
overheidstaak verrichten en daarvoor wettelijke bevoegdheden hebben (een typische
overheidstaak) (CBR, Garage die APK keuringen doet)
De AWB is voor de b-organen alleen van toepassing als ze met hun overheidstaak bezig zijn.
1.3 De kandidaat onderbouwt of er in een situatie sprake is van autonomie of
medebewind
Medebewind is de plicht van lagere overheden om medewerking te geven aan de uitvoering
van regelingen van de hogere overheid. art. 124 lid 2 Grondwet
Ø Zo moet een gemeente bijv. meehelpen aan de uitvoer van de wet op de sociale
zekerheid als een persoon daar volgens de rijksoverheid voor in aanmerking komt.
Autonomie is het zelfstandig uitvoeren van bepaalde dingen. Dus autonomie is de
bevoegdheid van de lagere overheden om zelfstandig te besturen en regels op stellen. art.
124 lid 1 Grondwet
LW
, Examenmatrijs bestuursrecht 2019
2.1 De kandidaat onderbouwt voor een situatie op grond van welke wettelijke bepaling
een overheidsorgaan mag optreden (legaliteitsbeginsel)
Legaliteitsbeginsel = dat de bevoegdheden van de overheid alleen bevoegdheden mogen
uitoefenen als deze bevoegdheden terug te vinden zijn in de wet. (ook
bestuursbevoegdheden)
Ø Dus opzoeken in de wet welke wettelijke bepaling bij de casus hoort.
2.2 De kandidaat onderbouwt voor een situatie of er sprake is van een wet in formele zin
en of een wet in materiele zin
Wet in formele zin > regeling die afkomstig is van de regering + 1e en 2e kamer. Bij wet in
formele zin kijk je naar de maker van de regeling.
Wet in materiële zin > algemeen geldende regeling afkomstig van een overheidsorgaan. Bij
een wet in materiële zin kijk je naar de algemene werking. Heeft een overheidsregel
algemene werking dan is het wet in materiële zin.
- Een wet in formele zin is meestal ook een wet in materiële zin, andersom geldt dit
niet.
- Verordeningen van lagere overheden mogen niet in strijd zijn met regels afkomstig
van een hogere wetgever.
- & lagere verordeningen mogen alleen gaan over zaken die de eigen
gemeente/provincie betreffen.
2.3 De kandidaat beoordeelt of een beslissing van een bestuursorgaan een beschikking,
een algemeen verbindend voorschrift of een besluit van algemene strekking is
(Als een besluit geen beschikking is, dan is het een besluit van algemene strekking)
Besluiten van algemene strekking (BAS) art 1:3 lid 1 AWB – het besluiten van algemene
strekking heeft een algemene werking > Er zijn 3 soorten besluiten met algemene strekking
o Algemeen verbindende voorschriften (AVV’s)
= regels die algemeen geldend zijn (gemeentelijke verordeningen, Wet in
formele zin, wet in materiele zin)
= Kan niet in hoger beroep(art. 8:3 awb) (in bijzondere wetten kunnen hierop
uitzonderingen gemaakt worden, bijv. in de WOR art 8.2 is een uitzondering
gemaakt voor bestemmingsplan) > Dit heeft de BAS niet.
o Beleidsregels (notitie/circulaire / richtlijn art. 4:81 awb e.v.)
= hierin wordt vastgelegd hoe een wettelijke regeling wordt uitgevoerd
= van belang als de wet veel ruimte geeft om zelf een beleid te maken (zoals
vreemdelingenwet, sociale zekerheid heeft veel beleidsregels)
= openbaar
= beleidsregels zijn bindend tenzij art. 4:84 awb
= Kan niet in bezwaar en beroep (hoger beroep) art 8:3/8:2 awb
o Plannen
= een verzameling van met elkaar samenhangende besluiten – in een plan
brengt het bestuursorgaan een aantal besluiten over hetzelfde onderwerp
met elkaar in verband, zodat ze samen een logisch geheel vormen.
= als het plan rechten en plichten schept is het een besluit. (besluiten zijn o.a.
bestemmingsplannen, die scheppen (creëren) rechten en plichten hierin kan
je tegen in bezwaar en beroep.
LW
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lauretw19. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.