Samenvatting literatuur organisatie in de gezondheidszorg
70 views 1 purchase
Course
Organisatie in de gezondheidszorg
Institution
Hogeschool Windesheim (HW)
Book
Inleiding tot de gezondheidszorg
Een uitgebreide samenvatting van de literatuur van organisatie in de gezondheidszorg. De volgende hoofdstukken zijn samengevat: H1, H2, H4, H5, H7.1, H7.2, H7.4, H7.7, H7.8 en H8.
Inleiding tot de gezondheidszorg
Hoofdstuk 1: inleiding in gezondheid en gezondheidszorg
1.1 Wat is gezondheid?
Het begrip ‘gezondheid’ wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gedefinieerd
als ‘een algemeen fysiek, psychisch en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid van
ziekte of gebrek’. Deze definitie stamt uit 1948 en is sindsdien ongewijzigd gebleven. De
definitie geeft de mens de ruimte om ongezond te zijn, ondanks dat de dokter niks kan
vinden. Daarmee sluit ze aan bij het biopsychosociale ziektemodel dat we tegenwoordig
hanteren.
De mate waarin iemand zelf greep heeft op zijn ziekte zien we terug in de definitie die op dit
moment onder andere door Verpleging en Verzorging Nederland (V&VN) wordt gehanteerd.
De definitie werd in 2010 door dr. Huber geformuleerd en luidt als volgt: gezondheid is het
vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van
fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
In het verleden draaide de gezondheidszorg om ziekte en zorg, nu is het devies ‘gezondheid
en gedrag’. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de cliënt en een grotere
aanspraak gedaan op diens vermogen de aandoening in te passen binnen de dagelijkse
activiteiten.
1.1.1 Biopsychosociaal model
Volgens het model bepalen niet alleen
objectief waarneembare klachten of
iemand ziek of gezond is, maar ook de
subjectieve ervaring van mensen, dus de
beleving van klachten. Deze subjectieve
ervaring van de klachten wordt sterk
gekleurd door persoonlijke,
sociaaleconomische en culturele
invloeden.
Het biopsychosociale model staat in
contrast met het biomedische model, dat
tot ongeveer de jaren 80 van de vorige
eeuw het dominante model was bij het denken over ziekte en gezondheid. Volgens het
biomedische model was iemand niet ziek als die persoon geen lichamelijke waarneembare
klachten had. Als de dokter dus niks kon vinden moest die persoon wel gezond zijn. Dit
model negeert het feit dat mensen klachten verschillend kunnen ervaren en er verschillend
op reageren.
Medisch onverklaard syndroom verzameling van lichamelijke klachten zoals
vermoeidheid, oorsuizingen, buikpijn, hoofdpijn etc. zonder oorzaak.
,Het feit dat de WHO deze mensen als ongezond beschouwt, wil niet zeggen dat de
Nederlandse samenleving dit ook doet. Zo komen mensen met medisch onverklaarbare
klachten niet of amper in aanmerking voor een uitkering op basis van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen (WIA, de voormalige WAO), terwijl ze volgens de definitie
van de WHO toch echt niet gezond zijn.
Er moet veel meer gedaan worden om mensen gezond te houden: het welzijn van mensen
moet worden gestimuleerd en gezondheidsproblemen moeten worden voorkomen. Ook dit
sluit aan bij het biopsychosociale model: het gaat niet alleen om het wegnemen van een
staat van niet-welzijn, maar ook om het bijdragen aan het subjectieve welzijn en het
voorkomen van problemen.
Tegenwoordig is preventie een ‘hot item’. Met voorlichtingen en het samenstellen van een
sociaal vangnet probeert men het ontstaan van klachten te voorkomen of te minimaliseren.
Tot slot is er tegenwoordig ook veel meer aandacht voor het bestaan van psychische ziektes,
zoals depressie.
1.1.2 ICF
Bij het denken over gezondheid en ziekte is niet alleen een verschuiving te zien in de
definitie van gezondheid, maar ook in de focus van de gezondheidszorg. Steeds meer is die
gericht op de zaken waartoe een cliënt wel in staat is. De WHO heeft de International
Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) opgesteld. De ICF geeft een
beschrijving van het menselijk functioneren en de beperkingen daarop, en gaat daarbij uit
van functies en contextuele factoren.
1.2 Individuele, psychosociale en culturele factoren van gezondheid
Er bestaan tussen mensen grote verschillen in hoe de gezondheid wordt ervaren, hoe er over
gezondheid wordt gedacht en hoe met gezondheid wordt omgegaan. We bespreken in deze
paragraaf 5 factoren: sociaaleconomische status, etniciteit, leeftijd, sekse en persoonlijkheid.
1.2.1 Sociaaleconomische status
De sociaaleconomische status (ses) wordt meestal gedefinieerd in termen van de hoogte van
het inkomen in een huishouden, de beroepsstatus of het hoogste opleidingsniveau dat
mensen hebben genoten. Naarmate mensen een hogere opleiding hebben, leven ze langer
en leven ze meer jaren in goede gezondheid. Mensen met een lagere ses maken gemiddeld
minder gebruik van preventieve voorzieningen, waardoor ze sneller ziek zijn. Mensen met
een lagere ses leven vaak in minder goede omstandigheden, roken en doen vaak fysiek
zwaar werk etc. Daarnaast lijkt een gebrek aan health literacy mensen met een lage ses
parten te spelen. ‘Health literacy’ heeft betrekking op de kennis en vaardigheden die je
nodig hebt om er een gezonde leefstijl op na te kunnen houden.
Als zorgverleners overleggen met cliënten en hun omgeving over de behandel- of
begeleidingsaanpak spreken we van shared decision making (SDM). Voor veel aandoeningen
is SDM extra belangrijk, zoals bij neurologische zorg. Voor veel neurologische aandoeningen
zijn er namelijk verschillende behandelmogelijkheden, zonder dat er sprake is van een
duidelijke voorkeursbehandeling.
1.2.2 Etniciteit
, Naast verschillen in sociaaleconomische status bestaan er ook gezondheidsverschillen op
grond van etniciteit. Nederlanders met een niet-westerse immigratieachtergrond ervaren
over het algemeen meer lichamelijke gezondheidsklachten dan Nederlanders zonder
immigratieachtergrond. Dat Nederlanders met een niet-westerse immigratieachtergrond
een slechtere gezondheid lijken te hebben, heeft deels te maken met het feit dat ze vaak een
lage ses hebben. Ook wanneer ze de Nederlandse taal niet goed beheersen beperkt dit de
informatie die ze kunnen verkrijgen met betrekking tot de gezondheid. Dit verlaagt hun
health literacy.
Inwoners met een niet-westerse immigratieachtergrond schrijven de gezondheidsklachten
relatief vaak toe aan zaken buiten zichzelf. Deze zogeheten ‘externe locus of control’ kan
ervoor zorgen dat mensen passief blijven: ze ondernemen minder snel actie om hun
gezondheidstoestand te verbeteren of gezondheidsproblemen te voorkomen.
Culturele gebruiken kunnen ervoor zorgen dat mensen zich niet (zo snel) wenden tot de
Nederlandse gezondheidszorg, maar eerst oplossingen zoeken binnen hun eigen cultuur.
Somatiseren lijden aan psychische klachten die zich uiten in lichamelijke klachten.
Het verschil tussen mensen met en zonder een niet-westerse immigratieachtergrond is dat
mensen zonder vaker contact hebben met de huisarts en het ziekenhuis vaker bezoeken.
Mensen met daarentegen maken vaker gebruik van bijv. de fysiotherapeut, thuiszorg,
tandarts etc. Het contact tussen huisarts en cliënt lijkt, in het geval van mensen met een
niet-westerse immigratieachtergrond, minder warm en betrokken, wat hen kan
ontmoedigen om nog een keer te gaan. Dit geldt hoogstwaarschijnlijk voor meer
zorgverleners.
Het belangrijkste is dat zorgprofessionals rekening houden met de culturele achtergrond van
cliënten, bijvoorbeeld daar waar het gaat om het geven van voorlichting over gezondheid en
ziekte.
1.2.3 Leeftijd
Van nature zijn mensen optimistisch. Ze denken dat zij een kleinere kans hebben dan
anderen dat nare zaken hen treffen. Van positieve gebeurtenissen schatten ze juist in dat
deze hun vaker zullen overkomen. Dit fenomeen heet ook wel onrealistisch optimisme. Dit
optimisme is onrealistisch, omdat puur statistisch gezien, het niet mogelijk is dat iedereen
meer leuke en minder nare dingen meemaakt dan de gemiddelde ander. Met betrekking tot
aan leeftijd gerelateerde ziekten zie je dat, met de leeftijd, onrealistisch optimisme afneemt.
Het sterke onrealistische optimisme van twintigers zorgt ervoor dat ze relatief roekeloos zijn.
Ze gedragen zich ongezonder en zijn minder geneigd zichzelf te beschermen tegen onnodige
gezondheidsrisico’s. Dit soort optimisme maakt het vaak moeilijk om jongeren, met name
pubers, te overtuigen om zich anders te gaan gedragen.
Een belangrijk verschil tussen jongeren en ouderen is ook dat jongeren doorgaans een stuk
mondiger zijn in het contact met zorgprofessionals. Ouderen ervaren vaak een groter
statusverschil. Ze kijken vaak op tegen de dokter of verpleegkundige en durven daardoor
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller laurameijberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.