c. Stel dat op 1 juli 2019 met terugwerkende kracht tot
1/1/2019 buiten fiscale eenheid tussen BV D als verdwijner
en BV M als verkrijger een juridische fusie plaatsvindt. Heeft
dit invloed op uw antwoord onder punt b inzake de fiscale
gevolgen in 2019?
Wat als de fiscale eenheid wordt weg gefuseerd? De vennootschap
die de kapitaalstorting heeft gedaan is weg net zoals de fiscale
eenheid.
In Kamerstukken II, 2017/2018, 34 959, nr. Wordt bij de gegeven
voorbeelden opgemerkt dat de toepassing van art. 10a VPB kan
worden voorkomen door binnen concern te reorganiseren. Dit kan
middels een juridische fusie ex art. 14b of door de lening om te
zetten in eigen vermogen.
Een voorwaarde voor de toepassing van een juridische fusie is dat
de fusie niet gericht mag zijn op het ontgaan of uitstellen van
belastingheffing. De vraag is of het voorkomen van een fiscaal
nadeel (de werking van art. 10a VPB) als ‘zakelijk’ kan worden
gezien. Het kamerstuk vermeldt vervolgens het volgende: ‘het is
overigens onvoldoende de besmette rechtshandeling te laten
verdwijnen; het is van belang de besmette schuld te laten
verdwijnen.’
m.a.w. alleen de lening kan ongedaan worden gemaakt, de
rechtshandeling (de kapitaalstorting) niet. Het is een statisch
standpunt van de wetgever.
d. Stel dat de vordering van Ltd. GM op BV M ofwel ten tijde
van de initiële geldverstrekking dan wel ten tijde van de
feitelijke leiding verplaatsing van Ltd. GM naar Nederland
als een onzakelijke geldlening moet worden bestempeld.
Heeft dat gegeven invloed op uw antwoord onder punt a?
Uit de wijziging verzamelbesluit fiscale eenheid komt een
goedkeurend beleid van de staatssecretaris ten aanzien van
onzakelijke leningen en de vrijval van de schuld. Voor de toepassing
van art. 15ab lid 6 op een onzakelijke lening geldt het volgende: als
de afwaardering van een schuldvordering het gevolg is van een
onzakelijk debiteurenrisico kan de afwaardering bij de schuldeiser
niet in aftrek op de winst worden gebracht. Een onzakelijk
debiteurenrisico is een risico dat zijn oorzaak vindt in de
vennootschappelijke betrekkingen tussen schuldeiser en
schuldenaar. De staatssecretaris keurt goed – voor zover nodig – dat
bij de winstbepaling van de schuldenaar eveneens buiten
, aanmerking blijft een met de afwaardering van de schuldvordering
corresponderende afwaardering van de schuld krachtens art. 15ab
lid 6. Dit geldt voor zover de onzakelijke lening bij de schuldeiser
niet ten laste van de winst kan worden afgewaardeerd.
Er is m.a.w. goedkeurend beleid om een afwaardering bij de
debiteur niet toe te passen in geval van een onzakelijke lening.
e. Stel dat de vordering van Ltd. GM op BV M een looptijd
heeft van 20 jaar en een rentepercentage van 1% is
overeengekomen in plaats van een zakelijke rente ad 4%. In
hoeverre heeft dit invloed op uw antwoord onder punt a?
Art. 10b lening: waardemutaties van schulden komen niet in aftrek
(‘raken de winst niet’). Dit betekent dat er geen opwaardering van
de vordering kan plaatsvinden bij de moeder en dat staat haaks op
art. 15ab lid 6 (waar de opwaardering juist moet plaatsvinden). Art.
10b is dus gunstiger bij ontvoeging.
Verbonden lichamen;
Looptijd langer dan 10 jaar;
Lagere vergoeding in belangrijke mate;
Dit is een bijzondere lening. Relevantie van de constatering, is hier
nog wat bijzonders aan de hand? En de rariteit die in de casus zit?
Disbalans tussen 10b en 15ab lid 6: welke bepaling is maatgevend?
Samenloop van twee artikelen en welke gaat voor? Als adviseur
beargumenteer je natuurlijk 10b, want die waardemutaties raken de
winstsfeer niet en 15ab lid 6 wel: dat artikel is winstbepalend.
Of dat het juiste standpunt is, geen idee, maar je zou het kunnen
proberen in de praktijk.
Vraagstuk 1
Tussen moeder BV M, dochter BV D1 en de
kleindochters/zusters BV KD1 en BV KD2 bestaat al jaren
een fiscale eenheid ex art. 15 Wet VPB 1969. De 100%-
dochter BV D2 (een zuster van de gevoegde BV D1) behoort
niet tot de fiscale eenheid. Op 15 maart 2015 heeft tussen
BV KD1 als afsplitser en BV KD2 als verkrijger een juridische
afsplitsing plaatsgevonden waarbij een
ondernemingsgedeelte, fiscale boekwaarde € 1 miljoen en
waarde in het economische verkeer € 3,5 miljoen, van BV KD
1 civielrechtelijk onder algemene titel is overgegaan naar BV
KD 2. Sindsdien is de waarde van dit ondernemingsdeel
gestegen tot € 6 miljoen in begin 2018. Begin van 2018
wordt overwogen BV M als verdwijnende rechtspersoon te
laten fuseren in ofwel BV D1 ofwel BV D2 als verkrijgende
rechtspersoon. Voorts is gegeven dat met de fiscus de
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MRang. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.