Actualiteit:
- Situatie Rafinha: waarom wordt daarover in Amsterdam geprocedeerd? Adidas is
immers een Duits bedrijf en Rafinha is een Braziliaan. Hoezo wordt hierover
geprocedeerd in Amsterdam? Het contract is gesloten met een Nederlandse
vestiging van Adidas, in Amsterdam. Dat is de wederpartij. Ook is het merk in een
Nederlands register geregistreerd. Op het contract is ook Nederlands recht van
toepassing. Er wordt niet gesproken over een forumkeuze. Het kan echter zo zijn
dat er een forumkeuze is opgenomen voor de Nederlandse rechter.
Huwelijksvermogensrecht
Er zijn in de tijd verschillende verdragen van toepassing, dus we moeten goed
identificeren welk verdrag van toepassing is op welke zaak.
Temporeel toepassingsgebied Huwelijksvermogensrechtverordening (HVV):
- Rechtsmacht (bevoegdheid rechter): Art. 69 lid 1 en 2: op of na 29 januari 2019
ingestelde rechtsvorderingen
- Conflictregels (toepasselijk recht):
o Huwelijken gesloten op of na 29 januari 2019
o Ouder huwelijk, maar waar echtgenoten op of na 29 januari 2019 een
rechtskeuze hebben uitgebracht ten aanzien van het toepasselijk
huwelijksvermogensrecht.
Temporeel bereik is dus niet gelijk voor de bevoegdheidsregels en het toepasselijk recht!
De Huwelijksvermogensrechtverordening geeft een getrapte conflictregel:
1. Rechtskeuze (art. 22): partijen/echtgenoten kunnen op ieder moment een
rechtskeuze uitbrengen, zowel voor het huwelijk als bij het aangaan van het
huwelijk of tijdens het huwelijk. De rechtskeuze is niet volledig vrij, je kan niet
ieder rechtsstelsel zomaar kiezen. Art. 22 zegt dat (toekomstige) echtgenoten
kunnen kiezen voor het recht van het land waarvan één van de echtgenoten de
nationaliteit heeft of waarin één van beide echtgenoten zijn of haar gewone
verblijfplaats heeft. Hebben partijen geen rechtskeuze gemaakt, dan ga je door
naar punt 2.
2. Eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten (art. 26 lid
1 sub a). Het gaat in dit geval om het land waarin de echtgenoten na het huwelijk
voor het eerst samen gaan wonen. Vestigen de echtgenoten geen eerste
huwelijksdomicilie en blijven zij in verschillende landen wonen, dan moet je door
naar punt 3.
o Let op: uitzondering in lid 3.
o Hoe snel moet je je ergens vestigen? Stel nu dat je eerst drie maanden op
huwelijksreis gaat en pas dan vestig je je samen in één land. Hoeveel tijd
mag er zitten tussen het moment van huwelijkssluiting en het moment
waarop de eerste gewone verblijfplaats gevestigd moet zijn?
3. Het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten (art. 26 lid
1 sub b)
o Hoe flexibel is dat? Als je door het huwelijk dezelfde nationaliteit krijgt als
je man, heb je dan ten tijde van het huwelijk dezelfde nationaliteit? Of
duurt dat te lang?
75
, o Lid 2: beschikken partijen over meer dan één gemeenschappelijke
nationaliteit, dan valt de gehele gemeenschappelijke nationaliteit uit en
kom je er met deze trede niet uit. Je moet dan kijken naar punt 4.
4. Nauwste verbondenheid (art. 26 lid 1 sub c)
o Let op: het tijdstip van huwelijkssluiting is bij alle punten bepalend
Kortom: wat is de reikwijdte van die termijnen onder punt 2 en 3?
- Flexibiliteit (6 maanden-regel): ten aanzien van vestging gewone verblijfplaats en
verkrijging nationaliteit? Paragraaf 49 preambule: “kort na huwelijkssluiting”. Wat
is kort?
- Je moet het terug kunnen leiden tot het moment van het huwelijk of de periode
kort daarna. Dat kwam ook al naar voren in het verdrag van 1978. Wij hanteren
een flexibele termijn van zo’n zes maanden. Vestigen partijen zich binnen zes
maanden alsnog in hetzelfde land, dan kan dat land nog gelden als eerste
huwelijksdomicilie. Hetzelfde geldt voor de gemeenschappelijke nationaliteit:
beschikken echtgenoten alsnog binnen zes maanden over een
gemeenschappelijke nationaliteit, dan pas je die regel toe.
- Bij de verordening weten we niet of we deze 6 maanden-regel nog steeds mogen
hanteren, maar bij gebrek aan regels ligt het voor de hand dat de 6 maanden-
regel wordt aangehouden totdat het Hof van Justitie zegt dat dit niet meer mag.
Dat ligt wel anders bij de nationaliteit: het is de vraag of er rek in zit omdat
paragraaf 49 preambule alleen ziet op vestigingsplaats. We weten dus niet eens of
daar wel rek in zit.
Vaststelling nationaliteit (par. 50 preambule):
- Het is aan de lidstaten zelf om te beslissen of je een effectiviteitstoets of
realiteitstoets toepast.
- Maar: bij de rechtskeuze (art. 22) zegt de verordening dat je in dat kader geen
realiteitstoets of effectiviteitstoets mag aanleggen.
o Dus ook een rechtskeuze bij een verwaterde nationaliteit doet niet af aan
die rechtskeuze.
Stel dat je twee mensen (één Belgisch en één Nederlands) hebt die gaan trouwen, eerst
blijven ze nog een jaar in eigen land wonen. Daarna vestigen ze zich 20 jaar in Londen.
Dan komt het tot een echtscheiding. Welk recht is van toepassing? Je kijkt naar de
treden:
o Valt af, geen rechtskeuze
Immers: na huwelijkssluiting nog een jaar apart gewoond en dus
geen eerste huwelijksdomicilie.
o Valt af, geen gemeenschappelijke woonplaats
o Valt af, geen gemeenschappelijke nationaliteit
o Nauwste verbondenheid: anders dan onder het verdrag van 1978 gaat het
niet om de nauwste verbondenheid gedurende de gehele huwelijksperiode,
maar om de nauwste verbondenheid op het moment van huwelijkssluiting.
Alle omstandigheden die na het sluiten van het huwelijk een rol hebben
gespeeld, zijn voor de trede van de nauwste verbondenheid niet van
belang. Dan was het gewoon Londen geweest, want daar hebben ze het
langst gewoond. Wat maakt in dit geval dan die nauwste verbondenheid?
Kijk je dan naar de plaats van huwelijkssluiting? Of zijn er andere
gemeenschappelijke aanknopingspunten? Dit is nu dus lastiger geworden.
76
, Stel partijen hebben geen rechtskeuze uitgebracht. In dat geval is het recht van het land
van hun eerste huwelijksdomicilie van toepassing (art. 26 lid 1 sub a). Art. 26 is bedoeld
om een invulling aan het begrip “nauwste verbondenheid” te geven. Art. 26 lid 3 geeft
slechts een uitzondering op de toepasselijkheid van de eerste huwelijksdomicilie. De
uitzondering van art. 26 lid 3 geldt alleen indien het oorspronkelijk toepasselijke recht is
vastgesteld op basis van de eerste huwelijksdomicilie van partijen (art. 26 lid 1 sub a),
niet als de vaststelling is gebeurd op basis van een gemeenschappelijke nationaliteit (art.
26 lid 1 sub b). Voor toepassing van die uitzondering is noodzakelijk dat zonder
toepassing van die uitzondering het recht van de eerste huwelijksdomicilie geldend is. Je
mag het toepasselijk recht dus niet op een andere trede gebaseerd hebben. In plaats van
voor het recht van de eerste gemeenschappelijke huwelijksdomicilie kan worden gekozen
voor het recht van de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van
echtgenoten. Hier gelden wel twee voorwaarden voor:
- De echtgenoten moeten beduidend langer in het land van de laatste
huwelijksdomicilie hebben gewoond dan in het land van hun eerste
huwelijksdomicilie. Waar ze beduidend langer hebben gewoond dan in de eerste
huwelijksdomicilie;
- Beide echtgenoten zijn uitgegaan van de toepasselijkheid van het recht van het
land waar ze het laatst samen hebben gewoond.
Voorbeeld: twee echtgenoten zijn na hun huwelijkssluiting in Duitsland gaan wonen. Ze
hebben hier drie jaar gewoond en zijn toen samen in België gaan wonen. Daar hebben ze
nog eens 15 jaar gewoond en toen gingen ze scheiden. Er was geen rechtskeuze
uitgebracht, dus de eerste trede levert niets op. Dan ga je naar de eerste
huwelijksdomicilie en dat is hier Duitsland. Je komt dan niet toe aan de
gemeenschappelijke nationaliteit (Nederlands), omdat de echtgenoten hun eerste
huwelijksdomicilie hebben gevestigd. Duits recht is van toepassing, daar hebben ze
immers drie jaar gewoond. Ze kunnen echter aan het einde van het huwelijk de rechter
verzoeken om in plaats van het Duitse recht het Belgische (land van hun laatste
gewoonlijke verblijfplaats) recht toe te passen. De rechter kan de uitzondering toewijzen
indien hij vindt dat 15 jaar beduidend langer is dan 3 jaar en als hard gemaakt kan
worden dat partijen in die 15 jaar dat ze in België wonen zelf eigenlijk ook zijn uitgegaan
van het feit dat Belgisch recht van toepassing zou zijn.
Belangrijke vragen:
- Wat is “beduidend langer”? Dat is wel duidelijk bij 3 vs. 15 jaar, maar al minder
duidelijk bij 2 vs. 5 jaar.
- Wat moet er nu precies gebeurd zijn om invulling te geven aan dat partijen
hebben vertrouwd op de toepasselijkheid van Belgisch recht (het verlaten van de
regeling, zie eis 3)? Moeten ze huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt? Moeten
ze advies hebben ingewonnen? Is voldoende dat ze ervan uitgingen? Ook dit is
onduidelijk
Dit komt nog aan bod wanneer de verordening eenmaal geldig is.
Oudere regelingen:
- Het Haags Huwelijksgevolgenverdrag 1905 sloot voor het toepasselijk recht in art.
2 aan bij de nationaliteit van de man.
o Nederland heeft dit verdrag in 1977 opgezegd en toen aangeknoopt bij een
arrest van de Hoge Raad
- In het arrest Chelouche/Van Leer kwam de Hoge Raad ook al met een getrapte
verwijzingsregel die zeer veel lijkt op de verordening van 2019, alleen de tweede
en derde trap zijn omgedraaid.
o Rechtskeuze
77
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dchvaleva. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour $3.22. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.