De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht 1 - Vermogensrecht
Dit is een uitgebreide samenvatting van het boek De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht - Deel 1 Vermogensrecht door van Zeijl. Ik heb de hoofdstukken 1 t/m 5, 7, 9 en 12 t/m 13 samengevat. In de preview is te zien welke paragrafen precies. De begrippen staan dik gedrukt en belangrijk...
De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht
Deel 1 – Vermogensrecht H1,2,3,4,5,7,9, 12 (niet 12.4) en 13 ( 13.1 en 13.2)
H1: Enige grondbeginselen
1.1 rechtsregels
Rechtsregels: regel die door de bevoegde autoriteiten als rechtsregel wordt erkend, toegepast
en afgedwongen.
Rechtsregels kunnen worden onderscheiden in:
- Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtsregels:
Publiekrecht: staatsrecht, bestuursrecht, het strafrecht en belastingrecht.
Privaatrecht: omvat het burgerlijk recht: personen- en familierecht, het
vermogensrecht en het ondernemingsrecht. Privaatrecht betreft regels voor
burgers onderling. Aan de regels van het privaatrecht kan iemand rechten
ontlenen, die hij tegenover iemand anders kan handhaven.
Publiekrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger.
- Dwingende rechtsregels en regels van aanvullend of regelend recht
Dwingend recht: niet van de rechtsregel mag afwijken. De sanctie op
overtreding van een regel van dwingend recht is nietigheid van de betreffende
(rechts)handeling.
Aanvullend recht: is slechts van toepassing voor zover partijen zelf geen
regeling hebben getroffen. Bijvoorbeeld bij overeenkomstenrecht waarbij
partijen zelf de inhoud van de overeenkomst bepalen.
- Materieel recht of formeel recht
Materieel recht: zegt iets over de inhoud van de rechtsregels.
Formeel recht: geeft aan hoe de regels van het materiële recht worden
gehandhaafd. Formeel recht is procesrecht.
- Objectief recht en subjectief recht
Objectief recht: geheel van geldende rechtsregels in Nederland. Beschrijft de
bevoegdheden waarop personen recht kunnen hebben.
Subjectief recht: het recht dat op iemand van toepassing is. VB: ik heb recht op
betaling van een maand salaris.
Rechtsobject: bevat de substantie van elke rechtsbetrekking.
1.2 Rechtsbronnen
Rechtsbronnen zijn te vinden in:
- de wet
- internationale regelingen
- jurisprudentie
- gewoonterecht
- ongeschreven recht
1
, Onderscheid wettelijke regelingen
Wettelijke regeling
Materieel: eenieder Formeel: regering en
verbindend Staten-Generaal
Alleen materieel
Materieel en formeel Alleen formeel
o.a. : o.a. : - Naturalisatiewet
- Algemeen maatregel
van bestuur - Burgerlijk Wetboek
- Algemeen plaatselijke - Wetboek van Koophandel
Verordening - Faillissementswet
- Reglement verkeersregels
en verkeerstekens - Wet op de
Ondernemingsraden
- Wetboek van Strafrecht
- Participatiewet
1.3 Burgerlijk Wetboek
In het Burgerlijk Wetboek wordt het privaatrecht systematisch behandeld.:
1. Boek 1 Personen- en familierecht
2. Boek 2 Rechtspersonen
3. Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen
4. Boek 4 Erfrecht
5. Boek 5 Zakelijke rechten
6. Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
7. Boek 7 Bijzondere overeenkomsten
8. Boek 8 Verkeersmiddelen en vervoer
9. Boek 10 Internationaal privaatrecht
* Neem de begrippenlijst nog even door ter verfrissing stof
H2: Vermogensrecht algemeen
2.1 Vermogen
Een vermogen wordt gevorm door de bezittingen en schulden die een persoon op een bepaald
moment heeft, de activa en passiva. Een vermogen is op geld waardeerbaar.
2
,Goederen:
- alle zaken (stoffelijke voorwerpen), zoals een huis, een auto of een computer.
- alle (subjectieve) vermogensrechten, zoals het recht op betaling van de koopsom of het
hypotheekrecht op een bedrijfspand.
Zaken: zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke voorwerpen, zoals huis, boot, pen
en stoel (art. 3:2 BW). Dieren zijn geen zaken, maar de bepalingen met betrekking tot zaken zijn
wel van toepassing op dieren.
Zaken zijn onroerend of roerend:
- Onroerend (3:3 BW): de grond en al hetgeen erop is gebouwd of erin is geplant. Dus de
grond en het huis dat op de grond is gebouwd, en de bomen en planten in de tuin. Maar
ook hetgeen duurzaam met de grond is verenigd of met de daarop staande gebouwen.
- Roerend (3:3 lid 2 BW): elke zaak die niet onroerend is.
Een auto heeft verschillende onderdelen, maar zijn wel allemaal nodig voor de ‘hoofdzaak’: alle
zaaksonderdelen tezamen vormen een zaak. Tot een zaak behoort:
- Al datgene dat volgens de verkeersopvatting een onderdeel van een zaak uitmaakt
- Datgene dat zo hecht met de (hoofd)zaak is verbonden, dat het zonder beschadiging niet
verwijderd kan worden.
Bestanddelen: onderdelen van een bepaalde zaak vormen de bestanddelen (art. 3:4 lid 1 en 2
BW). De zaak zelf wordt de hoofdzaak genoemd.
De wet formuleert: ‘Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de eigenaar van een zaak eigenaar
van al haar bestanddelen (art. 5:3 BW)’.
Eenheidsbeginsel: het beginsel dat een zaak goederenrechtelijk een geheel vormt met haar
bestanddelen.
Natrekking: het verschijnsel dat een bepaalde zaak één geheel gaat vormen met een andere
zaak. VB: De centrale verwarmingsinstallatie in huis wordt aangebracht is het een hoofdzaak op
zich, daarna wordt het een bestanddeel van het huis geworden. De eigenaar van het huis wordt
door natrekking eigenaar van de verwarmingsinstallatie.
Vermogensrechten zijn rechten die:
- overdraagbaar zijn
- ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
- verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel (art.
3:6 BW)
* Vermogensrechten die niet overdraagbaar zijn is bv het recht van gebruik en bewoning (art.
3:226 lid 4 BW).
2.2 Registergoederen en niet-registergoederen
Goederen kunnen verdeeld worden in register en niet-registergoederen.
Registergoed: een goed, zaak of vermogensrecht, voor welke vestiging of overdracht
inschrijving in de openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10 BW).
Registergoed zijn:
- alle onroerende zaken (art. 3:89 BW)
- sommige roerende zaken, zoals schepen en vliegtuigen (art. 8:199 BW)
- sommige vermogensrechten, zoals erfpachtrecht (art. 5:85 BW).
3
, Erfpachtrecht: is een gebruiksrecht van de grond en hetgeen daarop gebouwd of erin
geplant is. Erfpachtrecht is een registergoed, omdat het gevestigd is op de grond.
2.3 Onderscheiding van vermogensrechten
Vermogensrechten worden onderscheiden in:
- absolute en relatieve rechten
- zakelijke en persoonlijke rechten
Absolute rechten: een vermogensrecht dat een rechtssubject kan handhaven tegenover
iedereen. VB: erfpachtrecht: iemand geeft gebruiksrecht van de grond aan een ander (3:35 BW).
Absolute rechten kunnen ook auteurs-, octrooi- of merkenrecht zijn, dit noemt men dan
absolute niet-zakelijke rechten. Zij zijn niet in de BW geregeld maar afzonderlijk.
Absolute rechten hebben 3 kenmerken:
1. Exclusiviteit het behoort alleen aan jou toe
2. Zaaksgevolg of ‘droit de suite’ eigendomsrecht volgt de zaak. VB: ook al word je auto
gestolen de auto blijft van jou.
3. Gesloten systeem niet meer zakelijke rechten zijn dan in de wet opgesomd.
Absolute vermogensrechten kunnen ook weer onderverdeeld worden in:
- Beperkte rechten: recht op een gedeelte van een zaak.
o genotsrechten: beperkte rechten die het genot van een goed geven. VB:
vruchtgebruik (art. 3:201 BW), erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW), erfpacht (art.
5:85 BW), opstal (art. 5:101 BW) en appartementsrechten (Art. 5:106 BW).
o zekerheidsrechten: beperkte rechten die dienen tot zekerheid voor de
voldoening van een bepaalde vordering, meestal uit geldleen. VB: pand en
hypotheek (art. 3:227 BW)
LET OP: Beperkte rechten zijn absolute en meestal ook zakelijke rechten. Een uitzondering
vormen het recht van vruchtgebruik, pand en hypotheek, aangezien deze soms niet-zakelijk
kunnen zijn, namelijk als ze zijn gevestigd op een vermogensrecht. Het zijn dan absolute niet-
zakelijke rechten.
- Afhankelijke/accessoir rechten: een recht dat zo danig aan een ander recht verbonden
is, dat het niet zonder dat recht kan bestaan (art. 3:7 BW). VB: als een bank een
ondernemer geld leent, wil hij er zeker van zijn dat hij dat terugkrijgt. Om de kans
daarop te vergroten kan hij zekerheid bedingen, er zijn 2 soorten:
o Persoonlijke zekerheid: de schuldeiser (bv. de bank) behalve de schuldenaar
nog iemand anders kan aanspraken tot nakoming v.d. vordering. VB: borgtocht
(7:850 BW) en hoofdelijkheid (art. 6:7 BW)
Borgtocht: overeenkomst waarbij de ene partij, de borg, zich tegenover
de andere partij, de schuldeiser, verbindt tot nakoming van de
verbintenis die ene derde, hoofschuldenaar, tegenover de schuldeiser
heeft of zal krijgen.
Hoofdelijkheid: heeft tot gevolg dat er nog een tweede (of meer)
schuldenaar is die de gehele prestatie moet verrichten.
o Goederenrechtelijke zekerheid: betekent voor de schuldeiser dat hij voorrang
boven andere schuldeisers heeft op de opbrengt van een bepaald goed. Zoals
pand- en hypotheekrecht dus.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hanze21. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.