100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
VWO 5 maatschappijwetenschappen MAW hoofdstuk 6,7,8,9 samenvatting en paradigma's $5.90
Add to cart

Summary

VWO 5 maatschappijwetenschappen MAW hoofdstuk 6,7,8,9 samenvatting en paradigma's

1 review
 779 views  5 purchases
  • Course
  • Level

Samenvatting van hoofdstuk 6,7,8,9 van Seneca maatschappijwetenschappen VWO 5. MAW VWO lesboek deel 2. Ook de paradigma's (rationele actor paradigma, functionalisme paradigma, conflict paradigma en sociaalconstructivisme paradigma) staan in de samenvatting en leggen uit hoe per paradigma naar thema...

[Show more]

Preview 3 out of 18  pages

  • January 11, 2020
  • 18
  • 2019/2020
  • Summary
  • Secondary school
  • 5

1  review

review-writer-avatar

By: victor956 • 1 year ago

avatar-seller
Paradigma’s over verschillende concepten
Rationele actor paradigma:
 Conflict
o Nadruk op het gedrag van actoren, hoe gaan zij om met tegengestelde doelen of
belangen?
o Kiezen actoren die verschillende belangen nastreven voor een conflict of werken ze
samen?
o Actoren zullen afwegen of een conflict mogelijke voordelen heeft t.o.v. samenwerken.
o Als het gaat om samenwerking moet sociale cohesie in stand gehouden worden. Niet
alleen het eigenbelang staat centraal, ook kan er een gezamenlijk doel zijn.
o Tit-for-tat strategie: als actoren samenwerken waarbij ze geven en nemen, zullen ze
op den duur meer voordelen hebben van samenwerken dan van conflict.
 Voor deze samenwerking is geen autoriteit of gezag nodig omdat beide
partijen baat hebben bij de strategie en zo rationeel handelen.
 Macht
o Mensen strijden met elkaar om te kunnen overleven, omdat er schaarste van
bestaansvoorwaarden in samenlevingen is. Zij denken vanuit hun eigenbelang
(iemand die geen eten heeft zal in conflict komen met anderen).
o Thomas Hobbes: de oplossing van zo’n samenleving is iets creëren dat sterker is dan
iedereen en iedereen tot orde dwingt: een staat, een overheid.
o Mensen denken rationeel en zien daarom in dat het logischer is om een deel van hun
eigen vrijheid op te offeren voor een staat met macht. Deze staat kan daardoor
mensen in de samenleving dwingen zich aan bepaalde regels te houden.
 Sociale cohesie
o Het gedrag en de houding van actoren is belangrijk.
o Mensen willen voordelen hebben van de relatie/binding en kiezen dus voor zichzelf.
 Dit hoeft niet per se tot conflict tot conflict te leiden, er kunnen ook
ruiltransacties ontstaan waarin beide actoren voordelen hebben.
o Mancur Olson: een rationele keuze is een passende verklaring voor samenwerking en
groepsvorming.
 Dilemma van collectieve actie is op te lossen door een positieve prikkel als
binding, sociale cohesie te hebben. Op deze manier kiezen mensen niet voor
het individu maar voor het collectief. Een rationele keuze die mensen maken
omdat zij sociale cohesie willen is dus een verklaring voor
samenwerking/groepsvorming.
 Gezag
o Waarom kiezen mensen ervoor anderen macht te geven en de macht van anderen te
erkennen?
o Principal-agent-theory: gaat over de relatie tussen werkgever en werknemer. Er is
sprake van een gezagsverhouding omdat de werkgever macht heeft over de
werknemer en deze dit als legitiem beschouwt.
 In de praktijk is hier vaak sprake van een informatievoorsprong bij de
werknemer (informatieasymmetrie).
 Deze weet hoe lang hij over een taak doet en kan dit achterhouden
voor zijn baas zodat hij minder hard hoeft te werken.

,  Hij kan dus steeds voor zij eigen belang kiezen en als hij hier mee wegkomt
zal hij het gezag van zijn werkgever steeds minder accepteren.
 Hij maakt een afweging wat voor hem het minst kost en het meest oplevert.



Conflict paradigma:
 Conflict
o Conflicten horen bij samenlevingen.
o Er is voortdurend strijd tussen mensen en groepen om hun eigenbelangen in de
samenleving te maximaliseren ten koste van anderen.
o Conflicten zijn niet altijd negatief, ze kunnen juist zorgen voor maatschappelijke
veranderingen.
 Macht
o De strijd tussen machthebbers en minder machtigen staat centraal.
o Charles Wright Mills: ongelijkheid in macht: de VS wordt niet geregeerd door burgers
(verkiezingen), maar door een machtselite bestaande uit de top van politiek,
economie en leger. Deze mensen vormen de toplaag met veel mogelijkheden en
hulpbronnen. Zij vergroten of beperken de handelingsmogelijkheden van anderen.
 Sociale cohesie
o De afwezigheid van sociale cohesie staat centraal.
o Gaat er vanuit dat sommige groepen de dominante cultuur niet aanhangen. Het
bestaan van subculturen en tegenculturen wordt o.a. verklaard uit de tegengestelde
belangen tussen de dominante en subcultuur. Er is geen 1 dominante cultuur die
iedereen aanhangt dus kan er ook geen sociale cohesie zijn.
o Theodor Adorno: cultuurindustrie (Hollywood) is een middel om mensen onderdanig
en gelijkvormig te houden, een middel van de dominante cultuur. De
cultuurindustrie creëert valse behoeften die kapitalistische bedrijven met hun
aanbod kunnen vervullen. Subculturen denken dat ze zich onderscheiden van de
dominante cultuur maar de hele samenleving staat ten dienste van de dominante
cultuur.
 Gezag
o Er is meer aandacht voor macht dan voor gezag omdat de strijd tussen machtigen en
minder machtiger wordt bestudeerd.
o Ralph Dahrendorf: zocht in de structuur van de samenleving naar verschillen tussen
mensen. Hij maakte een indeling:
 Natuurlijke soortverschillen
 Verschillen in (natuurlijke) eigenschappen zoals geslacht, lengte en
gewicht
 Natuurlijke rangverschillen
 Verschillen in capaciteiten zoals loop- en gezichtsvermogen
 Sociale differentiatie
 Verschillen in positie (vader of kind) of gender
 Sociale stratificatie
 Verschil in taken en verantwoordelijkheden, zoals dokter en
vakkenvuller

, Sociaalconstructivisme-paradigma:
 Conflict
o De betekenis die actoren geven aan handelingen van henzelf en van anderen, bijv. in
situaties van conflict en samenwerking.
o Het gaat om het gedrag van individuele actoren.
o De rol die mensen hebben zorgt voor een verwachting bij anderen. Als mensen deze
verwachting niet bevestigen of waarmaken, kan er een rolconflict ontstaan.

 Macht
o De betekenis die mensen aan macht en machtsverhoudingen geven.
o Vinden actoren anderen machtig en respecteren ze dat of is er alleen sprake van
macht?
o Hoe interpreteren mensen macht en aanzien.
o William Thomas: Thomas-theorema: je gaat je gedragen naar wat je denkt dat waar
is. Als je denkt dat iemand zijn vermogen om hulpbronnen in te zetten zal gebruiken
om jou te beperken in je handelingsmogelijkheden, zul je je daarnaar gaan gedragen.
 Sociale cohesie
o Objectieve indicatoren en subjectieve gegevens zijn belangrijk: de gevoelens van
actoren en hoe mensen naar hun eigen identiteit kijken (persoonlijke identiteit).
o Hoe wordt de onderlinge samenhang in de samenleving waargenomen, ervaren en
gewaardeerd?
o Meervoudige identiteit: een dynamische, meervoudige en wisselende identificatie
met verschillende groepen of personen.
 Als de groepscultuur op school anders is dan die op de sportclub zullen
mensen een meervoudige identiteit ontwikkelen.
o Meervoudige identiteit gaat over hoe iemand tegen zichzelf aankijkt (construct) en
zich op zo’n manier gaat gedragen om binding te krijgen met een groep (sociale
cohesie)
o Sociale identiteit vs persoonlijke identiteit
 Gezag
o De betekenissen die actoren geven aan macht en gezag. De manier waarop mensen
machtsverhoudingen waarderen (waarde geven) bepaalt of het gaat om macht of
een gezagsverhouding.
o Max Weber: maakt onderscheid tussen drie typen gezag:
1. Traditioneel gezag
 Gezag wordt geaccepteerd op basis van traditie of religie zoals
koningen en religieuze leiders die gezag hebben
2. Charismatisch gezag
 Gezag wordt geaccepteerd omdat mensen bijzondere eigenschappen
hebben zoals Adolf Hitler die mensen leek te betoveren met zijn
speeches
3. Rationeel-legaal gezag
 Gezag wordt geaccepteerd omdat er wetten zijn die bepaalde
actoren macht toekennen, zoals een politieagent die een bekeuring
mag uitdelen.
o Mensen construeren zelf gezag op een bepaalde manier, ze kijken er op een
bepaalde manier tegenaan, en dit past bij het sociaalconstructivisme.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romyschmidt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

49497 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.90  5x  sold
  • (1)
Add to cart
Added