Vraag 1 Instituties openbaar bestuur ( let op: eerst een aparte zin met de omschrijving van de
institutie en daarna pas de taken benoemen)
a. Nationale ombudsman
Een van de Hoge Colleges van Staat in Nederland dat benoemd wordt door de Tweede
Kamer. De belangrijkste taak is het beoordelen en oplossen van klachten van burgers over de
overheid. Deze taak vult de bestaande rechtsbescherming aan. Een andere taak van de
Nationale Ombudsman is het verstrekken van informatie over de relatie tussen burgers en
overheid en het bevorderen van deze relatie. Dit doet de Nationale Ombudsman door
rapportages.
b. Ministerraad
De ministerraad bestaat uit de ministers (niet de staatssecretarissen). De minister-president
is voorzitter maar staat niet boven de andere ministers. De ministers worden gekozen door de
Tweede Kamer en hebben allemaal een eigen werkgebied/ministerie (met uitzondering van
de ministers zonder portefeuille). De Ministerraad komt samen om te vergaderen en wil zo
het beleid van de verschillende ministeries beter op elkaar afstemmen. Ze moeten het
algemene regeringsbeleid vaststellen, beleid van verschillende ministeries op elkaar
afstemmen en de verschillende dossiers bespreken.
c. Raad van State
De Raad van State is een van de Hoge Colleges van Staat in Nederland. De Raad van State
heeft als belangrijkste taken de adviestaak (advies geven over wetsvoorstellen, AMvB’s) en
de rechtsprekende taak (hoogste rechter in het bestuursrecht). De Raad van State lost
geschillen tussen burgers en overheden en tussen overheden op. Voor deze twee taken zijn
verschillende afdelingen opgesteld. Hiernaast is een taak van de Raad van State tijdelijke
uitoefening van het koninklijk gezag wanneer een troonopvolger ontbreekt.
Vraag 2 Kernbegrippen van het openbaar bestuur
a. Rechtsstaat
Een staat waarin al het overheidshandelen onderworpen is aan het recht. Burgers kunnen het
handelen van overheden toetsen bij de rechter. Een rechtsstaat heeft onder andere de
volgende kenmerken: legaliteitsbeginsel, trias politica, vrije en geheime verkiezingen,
grondrechten en onafhankelijke media.
b. Algemene Maatregel van Bestuur
Koninklijke besluiten (van de regering dus) met een algemeen verbindende werking. Regels
uit een wet worden verder uitgewerkt in een AMvB.
c. Intergouvernementeel
Wanneer overheden samenwerken in een organisatie en er niet één centrale gezaghebber is
maar alle staten zijn gelijkwaardig. Het gaat niet ten koste van de soevereiniteit van
individuele overheden.
d. Huis van Thorbecke
Indeling van bestuurslagen op drie niveaus: rijk, provincie en gemeente. Deze drie
bestuurslagen moeten samenwerken maar ook deels onafhankelijk van elkaar opereren. De
bevoegdheden van deze bestuurslagen zijn door Thorbecke in de grondwet van 1848
vastgelegd.
, Vraag 3 Interbestuurlijke verhoudingen
a. Naar welk beginsel verwijst het uitgangspunt ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet.’
Subsidiariteitsbeginsel
b. In hoeverre hebben decentrale overheden in de praktijk autonomie in het Nederlandse
bestel (aan de hand van algemene & specifieke uitkeringen en autonomie & medebewind)?
Decentrale overheden zijn in voor hun inkomsten in grote mate afhankelijk van het Rijk. Zij
krijgen financiële steun om hun medebewindstaken uit te voeren, taken die zij uitvoeren in
opdracht van het rijk. De inkomsten van het rijk zijn gedeeltelijk gebonden (algemene
uitkeringen) en gedeeltelijk vrij te besteden (specifieke uitkeringen). In de loop der jaren zijn
de algemene uitkeringen in verhouding tot de specifieke uitkeringen groter geworden, om de
gemeenten meer autonomie te geven. Naast de inkomsten vanuit het Rijk kunnen de
decentrale overheden ook zelf een klein beetje belasting aan hun inwoners heffen. Dit
versterkt de autonomie. Door de specifieke uitkeringen en medebewindstaken wordt de
autonomie van decentrale overheden dus verkleind, door de algemene uitkeringen en eigen
belastingheffing wordt de autonomie van decentrale overheden vergroot.
c. Bespreek in hoeverre Europa deze autonomie beperkt dan wel verruimt.
Gemeenten hebben een behoorlijke autonomie omdat ze middelenkrijgen waarmee ze de
autonome taken kunnen uitvoeren. Aantal medebewindstaken is steeds verder toegenomen
waardoor het aantal specifieke uitkeringen is toegenomen. De subsidies die gemeenten
kunnen krijgen van de EU verruimen enerzijds de autonomie van gemeenten, anderzijds
beperkt de EU de autonomie van gemeenten door allerlei regels op te stellen.
Vraag 4 Huidige stelsel
a. Leg uit wat wordt bedoeld met monisme en dualisme.
Met monisme wordt onderschikking van bevoegdheden bedoeld, de bevoegdheden van de
ene institutie afhankelijk van de ander.
Met dualisme wordt nevenschikking van bevoegdheden bedoeld, beide instituties hebben hun
eigen taak en zijn onafhankelijk van elkaar.
b. Geef voor de overheidslagen provincie en rijk aan in hoeverre formeel sprake is van monisme
dan wel dualisme.
Het Nederlandse stelsel is formeel gezien sterk dualistisch. Zowel de regering en het
parlement als de Provinciale Staten en de Gedeputeerde Staten stellen zich onafhankelijk van
elkaar op. Leden van de regering mogen geen lid zijn in het parlement en leden van de
Gedeputeerde Staten mogen geen lid zijn van de Provinciale Staten.
c. Geef voor de overheidslagen provincie en rijk aan in hoeverre in de praktijk sprake is van
monisme dan wel dualisme.
In de praktijk is de scheidingslijn tussen de instituties niet zo scherp als formeel bedoeld is.
Iedereen voelt zich sterk verbonden met het coalitieakkoord waardoor het zwaartepunt op
Rijksniveau bij de regering en op provinciaal niveau bij de Gedeputeerde Staten ligt.
Andersom is er een vertrouwensregel: deze twee zijn afhankelijk van het vertrouwen van de
Provinciale Staten en het parlement.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller manonwillemsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.