Hierin staan de volgende dingen duidelijk en uitgebreid beschreven: neurofysiologische principes bij de behandeling van patiënten met pijn en segmentale stoornissen, stressmanagement, zelfregulatie, ontspanning, biologie van de perifere zenuwvel en de anatomie hiervan, pathalogie van het neuron: ...
,HC 1:
Neurofysiologische principes bij de behandeling van patiënten met pijn en
segmentale stoornissen.
Een segmentale dysregulatie is een regulatiestoornis binnen een of meerdere
segmenten op basis van een toegenomen activiteit op een beperkt aantal
ruggenmergssegmenten, als gevolg van een absolute en/of relatieve
nocisensorische prikkeling onder de condities van een verhoogd activatieniveau en
verminderd vermogen tot selectie (aspecifieke arousal).
Een segmentale stoornis is de aanwezigheid van bindweefsel- en orgaan-specifieke
veranderingen met een segmentale samenhang op basis van een actuele of eerdere
segmentale dysregulatie.
Om de segmentale dysregulatie en de daarbij behorende stoornis te verhelpen moet
er voor worden gezorgd dat de patiënt weer controle krijgt over zijn eigen lichaam. Hij
kan door het verhoogde activatie niveau de nocisensorische prikkel niet meer
moduleren.
Er moet dus voor worden gezorgd dat de patiënt lekker in zijn vel zit en dat de
pijnwaarneming en beleving minder wordt. Je kunt namelijk mensen met een
segmentale dysregulatie niet trainen!
Om de pijn te verminderen kan voor de TENS worden gekozen, deze gaat uit van de
poorttheorie. Doordat er gebruik wordt gemaakt van de poorttheorie zal de patiënt
merken dat hij invloed kan uitoefenen op de pijn. Dan voelt hij dat er wat aan te doen
is. Dit is het begin van zelfregulatie.
De pijnwaarneming en pijnbeleving zullen omlaag gaan. Het volgende wat aangepakt
moet worden is het hoge arousal niveau. Deze wordt mede veroorzaakt door de
nocisensorische prikkel. Deze is weg gehaald bij de pijnverlichting dus met het
verdwijnen van de pijn zal ook de arousal wat omlaag gaan. Als er minder arousal is,
is de aansturing van het ruggenmerg van bovenaf minder, waardoor de reflexen ook
minder aanwezig zijn. Je ziet bij een verhoogde arousal ook vaak een antalgisch
patroon(elevatie/protractie schouders) dit kan hypertonie veroorzaken. Die
hypertonie zou een bron van noxe kunnen worden. Omdat de arousal wat lager
wordt zie je dat de hypertonie en daarmee de bron van noxe verdwijnt uit de
schouders. Het klimaat in het lichaam wordt aangepast waardoor je beter kunt
herstellen.
Pijn motiveert je om er wat tegen te doen. Maar pijn roept ook vermijdingsgedrag op.
Hierdoor zou kinesiofobie kunnen ontstaan wat kan zorgen voor een antalgisch
patroon. Als de patiënt in staat is om dat signaal af te sluiten, heb je invloed op de
pijn, arousal en op de pijnbeleving. Je kunt prikkels dus proberen te moduleren maar
je kunt ook proberen controle te krijgen op de doorschakeling. Je ziet bijvoorbeeld
dat wanneer je tijdens het voetballen een trap tegen je been krijgt, je daar weinig van
voelt omdat je doelgericht bezig bent(winnen). Maar zodra je staat te douchen en de
gerichtheid is weg, dan komt de pijn pas binnen. Tijdens die gerichtheid kun je je dus
als het ware scheiden van je lijflijke informatie.
1
,Zenuwvezel classering
1 vezel
Komt uit het spierspoeltje en bestaat uit 1a en 1b.
2 vezel
Zijn veel verschillende mechanosensoren in de huid en het kapselbandapparaat.
3a vezel
Zijn zintuigjes die als zintuig waarneembaar zijn
3b vezel
Vrije zenuw uiteinden.
Dit zijn allemaal gemyeliniseerde unimodale zenuwvezels.
De 4vezels zijn polymodale en unimodale zenuwvezels. Ze zitten in de huid, en
geven tactiele informatie aan het limbisch systeem waardoor een ontspanning
optreedt. Als je mensen mag aanraken staat de poort open voor ontspanning. Je ziet
zit bij dieren die terug kruipen in hun holletje om te gaan slapen.
Om de nocisensorische stimuli te moduleren kun je gebruik maken van verschillende
soorten selectiviteit:
- Descenderende modulatie
o Reticulospinaal
o Corticospinaal
- Modulatie via de liquor
- HHB-as
- Placebo effect
Het placebo effect is heel handig om als therapeut in je proces erbij te betrekken. Als
het gaat om stress gerelateerde aandoeningen, waar belemmeringen voor herstel
zijn dan is het effect van de therapie voor 75% afhankelijk van de persoon die de
therapie geeft, en maar 25% afhankelijk van wat hij doet. De therapeut is dus
eigenlijk het placebo middel. Als hij zorgt dat de patiënt zich heel ontspannen en op
zijn gemak kan voelen heb je vaak een positief resultaat, je ziet dan al snel de
arousal zakken. De patiënt kan zich zelfs zo op zijn gemak voelen dat hij dingen gaat
vertellen die hij nog nooit tegen iemand heeft gezegd. Dit zouden onderliggende
psychosociale belemmeringen voor herstel kunnen zijn.
Modulatie door 3b van 4 afferenten
Als je het hebt over nocisensoren heb je onderscheid in uni- en polymodaal. Als
iemand pijn heeft in rust, wordt die pijn veroorzaakt door de polymodale 4 vezels.
Unimodale thermo- en mechanosensoren zijn nooit in rust actief. Het zijn
dynamische sensoren die alleen reageren op verandering, hij geeft dreigende
schade aan.
Je ziet dit bij spierpijn na een zware training. Als je niet beweegt heb je geen pijn
maar zodra je gaat bewegen, de 3b afferenten zijn gesensitiseerd, komt de spierpijn
opspelen.
Als er nou een nocisensorisch signaal van een 4 vezel aanwezig is, en je prikkelt de
3b afferenten met bijvoorbeeld beweging of warme/kou, rem je de doorschakeling
van de 4vezel. De 3b vezel claimt prioriteit waardoor hij de 4 vezel remt.
Je ziet dit ook bij een reumatische knie. De 4vezel veroorzaakt veel pijn. Maar zodra
je de patiënt laat bewegen zal hij merken dat de pijn in de knie verdwijnt. Ze krijgen
2
, dan een goed lokaliseerbare sensatie (3b), als je dan zegt dat dat de grens is
waarbinnen ze mogen bewegen, wordt er gecommuniceerd met de fibroblasten en
wordt er weefsel aangelegd. Mensen krijgen dan een gevoel van controle waardoor
het lijden wordt verbetert.
Voor het behandelen van bijvoorbeeld een spierknoop kun je gebruik maken van
counter irritation/stimulation. Je gaat oscilerend op de spierknoop drukken en vraagt
de patiënt zich te concentreren op dat plekje, je ziet dat ze dan zo specifiek bezig
zijn, dat de pijn en tonus afnemen. Prikkels die veranderen roepen activatie op,
prikkels die zich herhalen roepen demping op, net als bij het wrijven over een blauwe
plek.
Dit is een experiment om aan te tonen dat de 3b vezel een remmende werking op de
4 vezel heeft. Je ziet in het bovenste plaatje hoe de normale prikkelverwerking gaat.
De a(3b) vezel is veel eerder actief(dreigende schade) daarna komt pas de
c(4)vezel.
In het plaatje onderin hebben ze de unimodale zenuwvezels geblokkeerd(kruis) de
3b vezel ontlaadt dan dus niet meer. Je ziet dan dat de respons van de C(4)vezel
vele malen groter is en veel langer duurt.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jiphuisman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.