Dit document bevat de oplossing van alle 20 examenvragen FMI gepost op Canvas voor het academiejaar . De theorievragen uit deel 1 van het examen (Prof. Gielens) komen uit deze vragen. Ook vind je de meeste oplossingen van de Quizvragen die belangrijk zijn voor het examen. Extra oefeningen zijn basi...
1. Mario Draghi, zijn opvolgster Christine Lagarde en de ECB hebben de doelstelling de inflatie
terug naar, maar licht onder, 2% te brengen. Ze doen dit door de geldhoeveelheid gigantisch
uit te breiden. Immers M.v = P. Q. Een van de middelen die ze hiervoor gebruikten was ook
de sterke verlaging van de rente. Maar als je de rente sterk verlaagt, rem je de aangroei van
geld af en dus schieten ze wat in de eigen voet. Leg deze stelling uit.
2. Tegenwoordig, met de opkomst van alle fintech spelers en alle nieuwe technologieën, hoor
je wel eens volgende stelling: “Banking is necessary, banks (as we know them today) are
not”. Bespreek deze stelling en gebruik de argumenten uit de cursus.
3. Bespreek de standaard instrumenten die de ECB ter beschikking heeft om de
geldhoeveelheid te beïnvloeden. Welke zijn dit? Leg bondig uit hoe ze werken. Duid aan
welke instrumenten actief, dan wel passief; direct of indirect zijn.
4. Waarom is regulatie van het banksysteem noodzakelijk en kan die regulering tot adverse
effecten leiden??
5. Wat is een depositogarantiestelsel; Wat is het nut van zo een stelsel? Werkt dit stelsel
perfect en wat als het door de overheid gegarandeerd wordt ? Gebruik ook de Doom loop in
je antwoord.
6. Bespreek volgende concepten: Basel III; SSM; SREP.
7. Bespreek SSM en SRM. Wat is het verschil in doelstelling tussen beide.
8. Welke type van transacties staan op de off balance van een bank geboekt? Is het belangrijk
naar die off balance te kijken wanneer je een kredietanalyse maakt van een bank? Motiveer
je antwoord.
9. Dit is de balans van het Belgische bankwezen
Bespreek aan de hand van deze balans de risico’s die inherent zijn aan bankieren. Gebruik
waar nodig ook de belangrijkste producten aan actief en passief zijde in je antwoord. Leg
deze producten bondig uit.
10. Bespreek de volgende termen: pensioenfondsen, venture capitalists en ICB’s.
,11. Leg uit: een repurchase agreement is een transactie die eigenlijk korte termijn rente tegen
lange termijn rente uitspeelt en waarbij er vanuit gegaan wordt dat de obligatiekoersen
tussen begin en einde van de transactie best niet “teveel” bewegen. Teken ook het
flowschema van een repo.
12. Zou het logisch zijn dat een subordinate obligatie een zelfde rating zou krijgen al de senior
uitgifte van hetzelfde bedrijf? Leg in je antwoord alle termen (subordinate, senior, rating)
uit. Wat zou je verwachten over de rente van deze twee obligaties? Welke zou logischerwijze
het hoogste moeten zijn?
13. Welke elementen bepalen de hoogte van de rente waartegen een obligatie naar de markt
wordt gebracht. Som ze op en bespreek ze.
14. Wat zijn een spot rente, een obligatie coupon, een swap rente en een forward rente?
Bespreek elk van deze concepten en wat zijn de verschillen tussen de verschillende
vergoedingen? Welke gebruik je om een discount factor te maken?
15. Wanneer ik mijn spot rentecurve ken, kan ik altijd een swaprente berekenen via “no
arbitrage” en “actuele waarde berekeningen”. Klopt dit? Hoe gaat dit dan in zijn werk? (hint:
wat is een swap? Wat ken je wanneer je de spotcurve hebt?)
16. Een bank heeft een lening verkocht zodat ze een vaste renteopbrengst van 5% krijgt. De bank
swapt die vaste rente onmiddellijk na het afsluiten van de lening weg via een swap. De vaste
swaprente staat op 4%. We gaan ervan uit dat het leningsbedrag constant op 100 blijft en
dat de rente jaarlijks betaald wordt. Geef grafisch de jaarlijkse renteflows weer die
overblijven voor de bank.
17. Neem twee spotrentecurves. De ene is veel steiler dan de andere zoals in onderstaande tabel
wordt weergegeven:
Jaar 1 Jaar 2
Curve 1 1% 2%
Curve 2 1% 4%
Leg uit waarom forward rente 1 jaar binnen 1 jaar volgens curve 1 veel lager zal liggen dan
volgens curve 2. Leg ook uit waarom 100 euro die je ontvangt op jaar 2 vandaag minder
waard is volgens curve 2 dan volgens curve 1.
18. Het is een marktgebruik om de een obligatieprijs te berekenen met een yield. Eigenlijk is de
actuele waarde van elke flow (coupon of kapitaal) die uit de obligatie voortkomt fout
, berekend op deze wijze. Waarom is dat? Hoe verandert je antwoord wanneer de rentcurve
vlak zou zijn (dus de rente is constant voor elke looptijd).
19. Er zijn twee verschillende bedrijven : een met een rating BBB en de andere met een rating A.
Het bedrijf met de laagste rating heeft al vaak obligaties uitgegeven en je kan voor hen dan
ook gemakkelijk een discount factor functie (alle discount factoren voor alle looptijden)
berekenen. Het bedrijf met de betere kredietkwaliteit wil nu ook een obligatie uitgeven op 5
jaar. Je moet voor dat bedrijf de coupon uitrekenen die ze zouden moeten betalen wanneer
ze aan pari willen uitgeven. Je gebruikt de discount factor functie van het lager gerate bedrijf
want de twee bedrijven zijn operationeel in hetzelfde land en in de zelfde sector. Welke
redeneerfout maak je? Moet de coupon van het A-bedrijf lager of hoger zijn dan de coupon
van het BBB-bedrijf?
20. Bespreek twee aspecten van de volgende stelling: informatie- asymmetrie staat centraal in
het landschap van financiële instellingen en geeft er vorm aan”.
,
,
,
,
,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daamstaar. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.12. You're not tied to anything after your purchase.