Dit word-bestand bevat samenvattingen van de eerste vier modules van de Praktische Economie, . Het bevat onder andere aantekeningen en stof van het boek die handig kunnen zijn voor je toets. De samenvatting is gebaseerd op het boek Praktische economie
Schaarste: middelen zijn beperkt beschikbaar in verhouding tot onbegrensde behoeften
Middelen zijn alternatief aanwendbaar: je kan ze voor verschillende behoeften
(aanwendingsrichtingen) inzetten.
nettobaten = baten – kosten
opofferingskosten: nettobaten van het beste alternatief
gecorrigeerde nettobaten = nettobaten – opofferingskosten
Een ruil komt tot stand bij wederzijds voordeel, wat wordt bepaald door de ruilverhouding.
autarkie: situatie waarin er niet wordt geruild
Er kan een ruil tot stand komen onder twee voorwaarden:
Aanbieder moet eigendomsrechten hebben (patent/octrooi, auteursrecht).
Transactiekosten moeten lager zijn dan wederzijds voordeel.
Instituties verlagen de transactiekosten van een ruil (Marktplaats, makelaars).
arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid
De arbeidsproductiviteit stijgt door:
Scholing: nieuwe kennis en vaardigheden
Specialisatie: ontstaan arbeidsdeling met deeltaken
absoluut productievoordeel: sneller/goedkoper dan concurrent
comparatief productievoordeel: relatief sneller/goedkoper dan concurrent
Stel dat A 1,2 keer zo snel is in het produceren van fietsen als B en 2 keer zo snel is in het
produceren van auto’s als B. Dan is A relatief het snelst in auto’s. A gaat zich specialiseren in
auto’s en B in fietsen. Dan stijgt de arbeidsproductiviteit.
Hierna moet de ruilverhouding tussen de ruilverhoudingen in autarkie liggen.
Geld heeft drie functies:
Ruilmiddel: ruilen
Oppotmiddel: sparen
Rekenmiddel: waarde weergeven
, Geld moet aan vier eisen voldoen:
Deelbaar
Handzaam
Duurzaam
Niet gemakkelijk na te maken
Fiducair geld: ontleent waarde aan het vertrouwen dat mensen erin hebben (dus niet aan
materiaal)
Chartaal geld: munten en bankbiljetten
Giraal geld: geld op bankrekeningen van gezinnen en bedrijven (niet op spaarrekeningen)
Geld heeft vier waarden:
Intrinsieke waarde: waarde materiaal
Nominale/extrinsieke waarde: waarde die erop staat
Interne waarde: koopkracht
Externe waarde: uitgedrukt in andere munt (wisselkoers)
Wet van Gresham: ‘Bad money drives out good money’. Alleen munten met een lage
intrinsieke waarde worden uitgegeven. Munten met een hoge intrinsieke waarde worden
bewaard.
maatschappelijke geldhoeveelheid: chartaal en giraal geld in omloop / in handen van het
publiek (consumenten en bedrijven)
geldschepping: nieuw geld in omloop brengen
De centrale bank voert monetair beleid. In Nederland is dit de DNB. Voor de Eurolanden is
dit de ECB. Op twee manieren kan de centrale bank geld in omloop brengen:
Uitgifte van chartaal geld: munten en bankbiljetten drukken
Reguleren van girale geldhoeveelheid: door hoogte van de rente
waarde
indexcijfer= x 100
waarde basisjaar
Door een prijsstijging daalt de interne waarde van de euro.
100
indexcijfer interne waarde= x 100
indexcijfer prijsniveau
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sabinevandenberg5. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.