AARDRIJKSKUNDE SAMENVATTING
H2: exogene en endogene krachten
2.1: de opbouw van de aarde
De aarde werd vergeleken met een verschrompelde appel. Hij is als hete vloeibare bol
afgekoeld. Door het krimpen zouden er vulkanen en oceaanbekken gaan ontstaan.
Grootste deel van de aardkorst = oceaanbodem → 4 km lager dan continentale korst door
verschil in samenstelling van de 2 soorten.
Oceaanbodem: basalt → hoge dichtheid, veel
zwaarder
Continentbodem: graniet → lichter
- De aardkorst “drijft” op de aardmantel
1. aardkern
2. warmte-uitstraling
3. convectiestromen
4. aardmantel
5. aardkorst
Kern: bestaat grotendeels uit ijzer en radioactieve
elementen (uranium) die warmte produceren. De binnenkern is vast en de buitenkern
vloeibaar door hitte.
Mantel: zwaardere, vaste, niet gesmolten gesteente (basalt, door hoge druk smeltpunt
hoger) dan de aardkorst. Gesteente wordt verwarmd vanuit de kern. Om de warmte kwijt te
kunnen gaat de mantel bewegen, heel traag op lange termijn → convectiestromen. Klein
deel gesmolten tussen 100 en 200 km: asthenosfeer. Al het vaste gesteente daarboven, incl.
de aardkorst: lithosfeer.
Korst: licht gesteente (graniet) dat drijft op de aardmantel. De oceanische korst is dunner
dan de continentale korst.
2.2: platentektoniek
3 soorten plaatbewegingen:
1. Bij convergente plaatgrenzen botsen twee aardplaten tegen elkaar. Als
oceaanbodem botst met continentbodem → zwaardere oceaanbodem duikt de
aardmantel in onder het continent → subductie. Op de grens ontstaan
diepzeetroggen.
2. Bij divergente plaatgrenzen bewegen twee platen van elkaar af. Er ontstaat een
scheur in de aardkorst die direct wordt gevuld met lava. Dit gaat stollen en er
ontstaat nieuwe oceaanbodem die langzaam aangroeit vanuit de midoceanische rug.
3. Bij tranforme plaatgrenzen bewegen twee aardplaten langs elkaar. In tegengestelde
richting, of met verschillende snelheden in dezelfde richting.
Actualiteitsprincipe: platen bewegen met een snelheid van 1-20 centimeter per jaar. Hiermee
kun je het verleden reconstrueren → Pangea.
H2: exogene en endogene krachten
2.1: de opbouw van de aarde
De aarde werd vergeleken met een verschrompelde appel. Hij is als hete vloeibare bol
afgekoeld. Door het krimpen zouden er vulkanen en oceaanbekken gaan ontstaan.
Grootste deel van de aardkorst = oceaanbodem → 4 km lager dan continentale korst door
verschil in samenstelling van de 2 soorten.
Oceaanbodem: basalt → hoge dichtheid, veel
zwaarder
Continentbodem: graniet → lichter
- De aardkorst “drijft” op de aardmantel
1. aardkern
2. warmte-uitstraling
3. convectiestromen
4. aardmantel
5. aardkorst
Kern: bestaat grotendeels uit ijzer en radioactieve
elementen (uranium) die warmte produceren. De binnenkern is vast en de buitenkern
vloeibaar door hitte.
Mantel: zwaardere, vaste, niet gesmolten gesteente (basalt, door hoge druk smeltpunt
hoger) dan de aardkorst. Gesteente wordt verwarmd vanuit de kern. Om de warmte kwijt te
kunnen gaat de mantel bewegen, heel traag op lange termijn → convectiestromen. Klein
deel gesmolten tussen 100 en 200 km: asthenosfeer. Al het vaste gesteente daarboven, incl.
de aardkorst: lithosfeer.
Korst: licht gesteente (graniet) dat drijft op de aardmantel. De oceanische korst is dunner
dan de continentale korst.
2.2: platentektoniek
3 soorten plaatbewegingen:
1. Bij convergente plaatgrenzen botsen twee aardplaten tegen elkaar. Als
oceaanbodem botst met continentbodem → zwaardere oceaanbodem duikt de
aardmantel in onder het continent → subductie. Op de grens ontstaan
diepzeetroggen.
2. Bij divergente plaatgrenzen bewegen twee platen van elkaar af. Er ontstaat een
scheur in de aardkorst die direct wordt gevuld met lava. Dit gaat stollen en er
ontstaat nieuwe oceaanbodem die langzaam aangroeit vanuit de midoceanische rug.
3. Bij tranforme plaatgrenzen bewegen twee aardplaten langs elkaar. In tegengestelde
richting, of met verschillende snelheden in dezelfde richting.
Actualiteitsprincipe: platen bewegen met een snelheid van 1-20 centimeter per jaar. Hiermee
kun je het verleden reconstrueren → Pangea.