Gezondheid, Voeding en Bewegen GZW1024 (GZW1024)
All documents for this subject (27)
Seller
Follow
liekejanssen11
Reviews received
Content preview
Leerdoelen taak 2 (biologische taak)
Probleemstelling: welke verschillende voedingsstoffen zijn er?
1. Wat is de samenstelling en functie van en de calorie-inhoud van de verschillende
macronutriënten? (Vetten, koolhydraten, eiwitten)
Koolhydraten
Atomen van koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O) vormen samen de basis van een
koolhydraat (ook wel suiker) molecuul . De algemene formule is (CH 2O)n waarbij n verschilt
van 3 tot 7 koolstof atomen die met een enkele binding met elkaar verbonden zijn. De
grootste bron van koolhydraten (behalve lactose) is afkomstig van plantaardige bronnen.
Classificatie van verschillende koolhydraten (samenstelling):
- Monosacharide
Monosachariden zijn de basis onderdelen van koolhydraten. Glucose (dextrose /
bloedsuiker) bestaat uit 6 koolstofatomen C 6H12O6, dit komt in ons lichaam terecht vanuit
voeding of door de verwerking van meer complexere koolhydraten uit onze voeding.
Glucosegenese is het proces van het maken van nieuwe suikers, dit gebeurt vooral in de
lever van de koolstofresten van andere onderdelen (aminozuren, glycerol etc.) Er zijn
drie manieren om glucose te gebruiken.
1) Energiebron voor cellulaire metabolisme
2) Vorming glycogeen voor opslag in de lever en spieren
3) Verwerking tot vet (triglycerol) voor later gebruik als energie
Zoals te zien in de structuurformule van glucose heeft elk koolstof atoom vier
bindingsplaatsen, koolstofatomen die een plaatje overhebben kunnen dus binden aan
waterstof, hydroxide of dubbel binden aan zuurstof.
Fructose (fruitsuiker) is de zoetste vorm van suiker en komt veel voor in fruit en honing. Het
heeft dezelfde molecuulformule als glucose maar een andere structuurformule, daarom is
het een andere substantie met andere biochemische aspecten. Hetzelfde geld voor
galactose.
- Oligosacharide
Oligosachariden vormen zich wanneer er 2 tot 10 monosachariden chemisch binden. De
belangrijkste oligosacharide zijn de disachariden, deze bestaan uit twee
monosachariden. Samen met monosachariden vormen disachariden de simpele suikers.
, De drie belangrijkste vormen van disachariden zijn:
Sucrose (glucose + fructose)
Draagt bij aan 25% van de totale calorieconsumptie van de USA. Het zit in bijna
alle producten dat koolhydraten bevat.
Lactose (glucose + galactose)
Dit is een suiker dat niet in planten gevonden kan worden. In zijn natuurlijk vorm
is hij enkel in melk te vinden als een melksuiker. Het is de minst zoete suiker van
de disachariden, het komt veel voor in koolhydraatrijke calorierijke vloeibare
maaltijden.
Maltose (glucose + glucose)
Wordt minder gegeten dan de andere koolhydraten maar komt voor in bier,
ontbijtgranen etc.
- Polysacharide
Worden ook wel meervoudige suikers genoemd. Het gaat om verbindingen tussen soms
wel duizenden suikermoleculen. Polysachariden worden gevormd d.m.v. dehydratie
synthese (= condensatiereactie), hierbij splitst een watermolecuul af waardoor er een
complexer koolhydraat gevormd kan worden.
Plantaardige polysachariden
Vezels (zie leerdoel 2) en zetmeel zijn de
meest voorkomende vormen van
polysachariden in planten. Zetmeel
(complexe koolhydraat) is de opslagvorm
van koolhydraten in planten en is op te
splitsen in twee vormen.
Amylose, een lange rechte keten van
glucose units gedraaid in een helix.
Amylopectine is een extreem vertakte
verbinding tussen monosachariden.
Zetmeel met een relatief grote hoeveelheid amylopectine zijn makkelijker en
sneller te verteren en absorberen dan wanneer er veel amylose in zit.
Simpele suikers zijn makkelijk te verteren en worden heel erg snel opgenomen in het bloed,
het gevolg is een toename van de bloedsuiker spiegel. Verwerkt zetmeel en simpele suikers
zorgen snel voor een overproductie van insuline door de alvleesklier. Wanneer je vaak dit
soort type voeding eet wordt het lichaam minder gevoelig voor insuline, waardoor er meer
insuline nodig is om bloedsuikerspiegels te optimaliseren. Diabetes type 2 ontstaat wanneer
de alvleesklier niet meer in staat is om voldoende insuline te produceren om te reguleren
wanneer deze stijgt.
Animale polysacharide (glycogeen)
Glycogeen is de opslag van koolhydraten in dierlijke spieren en de lever. Het is
een groot polymeer van glucose gevormd in glucosegenese, gekatalyseerd door
het enzym glycogeen synthase. Wanneer glycogeen weer wordt omgezet in
glucose wordt dit glycogenolysis genoemd. Het wordt onregelmatig gevorm en
bestaat uit 100 tot 30.000 glucosemoleculen. De compacte structuur zorgt voor
dichte glycogeen korrels in cellen (glycosomes). Glycogeenvorming is
onomkeerbaar, om het te degraderen naar glucose is ATP en UTP nodig.
Spierglycogeen (400g) is de grootste groep, hierna volgt leverglycogeen (90 tot
110g). In het bloed komt enkel 2 tot 3g glucose voor. Elke gram levert ongeveer 4
, calorieën op en dat betekent dat een gemiddeld persoon ongeveer 2000kCal in
zijn lichaam heeft zitten. Glycogeenopslag gaat wel verhoudingsgewijs, wanneer
je heel veel koolhydraten eet sla je ongeveer dubbel zoveel glycogeen op dan
wanneer je normaal eet. Er zit wel een limiet aan, na een bepaald moment wordt
het overschot omgezet in vet. Zonder vetten kan je dus alsnog dik worden!
Wanneer je nauwelijks koolhydraten eet put je het glycogeen juist uit. Er zijn
verschillende factoren die de glycogeen hoeveelheid d.m.v. afbraak of synthese
beïnvloeden:
Gedurende beweging is intramusculair glycogeen de belangrijkste
koolhydraatbron voor actieve spieren. Daarbij wordt leverglycogeen omgevormd
tot glucose, dit vertrekt naar het bloed en is een extra musculaire voorraad bij
beweging. Wanneer er glycogeen wordt afgebroken door een tekort aan
koolhydraten in het dieet of door intense activiteit wordt glucosesynthese
gestimuleerd, er worden dan componenten van andere voedingsstoffen
gebruikt, met name eiwitten.
Hormonen spelen een belangrijke rol bij de controle van bloedsuikerspiegels. B-
cellen van de alvleesklier zorgen voor de productie van insuline bij een
verhoogde bloedsuiker, glucose wordt omgezet in glycogeen en de
bloedsuikerspiegel daalt. Wanneer de bloedsuikerspiegel beneden het normaal
komt zorgen A-cellen in de alvleesklier voor glucagon, het stimuleert de afbraak
van glycogeen in glucose.
Rol van koolhydraten in het lichaam (Functie):
- Energiebron
Primair is het een energiebron, vooral gedurende intensieve beweging.
- Eiwitspaarder
Juiste inname van koolhydraten helpt om het eiwitweefsel te behouden.
Normaalgesproken spelen eiwitten een belangrijke rol bij weefselbehoud, herstel en
groei. Ze hebben een veel minder grote rol als energiebron. Omzetting van
glycogeenreserves bij uithongering, een vermindering van koolhydraatinname of
extreem sportgedrag heeft effect op energiebronnen. In dit geval wordt namelijk de
afbraak van eiwitten gestimuleerd voor de vorming van glucose, het gaat dan met name
om spiereiwitten. Ook zorgt het voor een toename van inspanning voor de nieren omdat
ze de bijproducten van de eiwitafbraak moeten verwerken.
- Metabolische Primer / het voorkomen van ketonen
Componenten van koolhydraat katabolisme (=afbraak) dienen als een primer (signaal)
voor vetoxidatie (verbranding). Onvoldoende koolhydraatafbraak – of door limiet in
glucose transport in de cel (insuline werking is niet goed zoals diabetes) of door
glycogeen omzetting door een ongeschikt dieet of langdurig bewegen – zorgt voor vet
mobilisatie zodat het klaar is voor oxidatie. Het te kort aan juiste bijproducten van
glycogeenkatabolisme zorgt voor incomplete vetoxidatie met als gevolg een accumulatie
van ketonenlichamen. Ketonen verhogen de zuurgraad van het lichaamsvloeistof tot een
schadelijke aandoening, ketose.
- Brandstof voor het centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel vereist een ononderbroken stroom van
koolhydraten voor een goede functie. Onder normale omstandigheden gebruikt de
hersenen eigenlijk bijna alleen maar bloedglucose als brandstof. Bij extreme gevallen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekejanssen11. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.