Ontwikkelings en onderwijspsychologie (6461PS007Y)
All documents for this subject (33)
Seller
Follow
MarkDaniël
Content preview
Week 1 - Waarnemen, handelen en leren (H5)
Perceptie: het proces van organiseren en interpreteren van sensorische informatie over de
objecten en ruimtelijke indeling van de wereld
Sensatie: verwerking van informatie afkomstig uit de omgeving door de zintuiglijke
receptoren in de zintuigen en hersenen
Techniek van preferentieel kijken: twee beelden tegelijkertijd tonen aan een baby om te
zien of de baby een voorkeur heeft voor het ene beeld boven het andere
Baby kan dus onderscheid maken tussen 2 stimuli en een voorkeur hebben(door te meten
hoe lang het kind bv naar iets kijkt)
Baby’s kijken liever naar iets (scherp met iets erop) dan een scherm met niets erop
Gewenning of habituatie: herhaalde blootstelling aan een stimulus leidt tot gewenning aan
deze stimulus, waardoor het ‘gewoon’ wordt en het kind interesse verliest.
Als het kind went / habitueert aan een stimulus (en minder lang kijkt), komt er een nieuwe
stimulus waardoor het kind dishabitueert (respons van kijken neemt toe) en langer kijkt naar
de nieuwe stimulus.
Baby kan dus onderscheid maken tussen oude en nieuwe stimulus
Gezichtsscherpte: scherpte en helderheid van het gezichtsvermogen
Baby’s hebben een slechte contrastgevoeligheid: vermogen om verschillen tussen lichte
en donkere gebieden via visuele tekenen te detecteren (hierdoor geven ze de voorkeur aan
patronen met een sterk contrast ipv een contrast waar de verschillen onduidelijk zijn, zoals
een zwart-wit schaakbord)
Reden voor slechte contrastgevoeligheid: de kegelcellen zijn nog niet ontwikkelt (neuronen
in het oog die kleuren onderscheiden en details zien) -> de kegeltjes van baby’s vangen
maar 2% van het licht op dat de ogen bereikt, vergeleken met 65% voor volwassenen
Vanaf dat een baby 8 maanden oud is, is het gezichtsvermogen net zo goed als dat van een
volwassene
Vanaf 2 maanden kunnen baby’s verschillende kleuren herkennen en geven de voorkeur
aan kleuren die enkelvoudig zijn ipv meervoudig (blauw ipv blauwgroen)
Baby’s hebben enkele kleurcategorieën voordat ze taal verwerven, maar taal speelt een
grote factor bij het ontwikkelen van kleurwaarneming
Baby’s worden aangetrokken tot bewegende stimuli, maar hebben moeite om de
bewegingen bij te houden doordat de oogbewegingen nog erg schokkerig zijn
Na 4 maanden krijgen ze vloeiende volgende oogbewegingen (zelfde snelheid bewegen als
object) en kunnen ze langzame objecten vloeiend volgen
Rijping (ontwikkeling van lichaam) is belangrijk bij deze ontwikkeling, te vroeg geboren
kinderen ontwikkelen vloeiende visie later dan laat geboren kinderen (kan voorspeller zijn
voor cognitieve ontwikkeling later)
Visueel scannen is een van de enige manieren waarop baby’s actief kunnen leren
Baby’s kijken naar gezicht van de verzorgers als bron van informatie
Eerst kijken baby’s alleen naar bepaalde delen van de visuele stimuli: het contour van een
gezicht, de hoek van een driehoek (door lage contrastgevoeligheid)
Vanaf 2 maanden: letten op algemene vorm en innerlijke details (meestal op ogen letten)
,Vanaf 4 maanden (wanneer ze beginnen te brabbelen): fixeren de baby’s op de mond
(tweetaligen doen dit eerder)
Brabbelen: begin productieve spraak
Constante waarneming: perceptie van een constante vorm en grootte (ookal bewegen
deze)
Baby’s kijken langer naar de grootste kubus, ookal is deze verder weg geplaatst dan de
kleine kubus waardoor er een illusie onstaat dat ze even groot zijn
Baby kan dus onderscheid maken tussen grootte, ondanks illusies van perceptie
Objectsegregatie: waarneming van grenzen tussen objecten
Baby’s zien onafhankelijke beweging van 1 object als een signaal dat het een object op
zichzelf is
Gemeenschappelijke beweging: twee dingen bewegen in dezelfde richting met dezelfde
snelheid (vanaf 2 maanden)
Effect van cultuur op visuele aandacht: westerse cultuur let bij verwerken van uitdrukkingen
meer op mond, aziatische cultuur let meer op de ogen (vanaf 7 maanden)
Westerse volwassenen letten meer op objecten, terwijl aziatische meer letten op acties en
de achtergrondcontext (ook bij baby’s)
Piaget dacht dat kinderen worden beperkt doordat ze dingen mentaal niet voor kunnen
stellen en niet kunnen nadenken over iets wat op dat moment niet in de omgeving is waar te
nemen, gebaseerd op bv dat jonge kinderen geen objectpermanentie hebben
Objectpermanentie: het begrip dat wanneer iets verdwijnt uit je ogen, het niet uit de wereld
is verdwenen
Baby’s onder de 8 maanden gaan niet op zoek naar verborgen voorwerpen
Kritiek op Piaget:
- Baby’s reiken in het donker naar voorwerpen en houden rekening met de grootte van
dit voorwerp, door kleine met 1 hand te pakken en grote met 2 (geeft aan dat ze wel
mentaal dingen voor kunnen stellen)
- Baby’s kijken langer naar onmogelijke gebeurtenissen (zelfde)
Overtreding van de verwachting (violation of expectancy): baby neemt een gebeurtenis
waar die in strijd is met wat ze denken te weten over de wereld / hun verwachting en zijn
hierdoor verrast en kijken veel langer
Bij de geboorte is het auditieve systeem veel beter ontwikkelt dan het visuele systeem
Auditieve lokalisatie: ruimtelijke locatie van een geluidsbron achterhalen via geluid
Om geluid te lokaliseren, vertrouw je op de verschillen in geluiden die terechtkomen in je
oor. Zoals: als het geluid dichtbij het rechteroor plaatsvindt, zal het luider zijn en het
rechteroor sneller bereiken.
Baby’s hebben moeite met lokalisatie doordat: ze een kleiner hoofd hebben (en dus kleinere
verschillen in geluiden) en omdat je multimodale ervaringen (bv aanraken, horen en ruiken
van iets tegelijkertijd, het integreren van zintuiglijke ervaringen) nodig hebt om ruimte in te
schatten en dit minder mogelijk is of nog niet goed is ontwikkelt
Baby’s zijn wel heel goed in het detecteren van kleine verschillen in geluid van spraak
, Baby’s houden van langzame muziek met een positief affect en een hoge toonhoogte (zacht
en hormonieus)
Baby’s kunnen nauwkeurige perceptuele verschillen maken die volwassenen niet kunnen
Perceptuele vernauwing: ervaring verfijnt het perceptuele systeem, zoals het beter
onderscheiden van gezichten in je eigen ras en het minder goed onderscheiden van
gezichten in een ander ras
Het kind ontwikkelt zich dus afgestemd op de patronen en stimuli die verkregen worden,
hierdoor minder gevoelig voor het maken van onderscheid dat ze eerst wel konden
De smaken en geuren waar kinderen mee te maken krijgen, hebben veel invloed op de
voorkeur die ze later in het leven hebben
Voedselneofobie: vermijden van nieuw voedsel
Baby’s leren eerst door orale exploratie: eigen lichaam en andere voorwerpen proeven
Na 4 maanden meer controle over bewegingen van armen en handen waarbij acties
specifiek worden voor de eigenschappen van een voorwerp (ruw = wrijven)
Na 7 maanden aanrakingen kunnen verbinden met welke plaats op lichaam het is
Intermodale waarneming = combineren van info uit meerdere zintuigen (ontwikkelt zich
met ervaring)
Baby’s geven meer aandacht aan multisensorische gebeurtenissen die afkomstig zijn uit 1
enkel object
Cross-modale associaties: zoals dat kinderen van 9 maanden gezichten van het eigen ras
associeren met vrolijke muziek, en gezichten van een ander ras met droevige muziek
McGurk effect: hoe visuele input de perceptie van spraak kan beïnvloeden, als je hoort dat
iemand ‘ga’ zegt en diegene ‘ba’ ziet zeggen, zal je uiteindelijk ‘da’ horen wat in het midden
ligt (vanaf 4,5 maand, kunnen dus visuele en auditieve info integreren).
Baby’s kunnen overeenkomsten in spraken en gezichtsbewegingen herkennen in een
niet-moeder taal, oudere kinderen niet (perceptuele vernauwing)
Beweging begint voor de geboorte al bij het zweven in vruchtwater, na de geboorte beweegt
het kind schokkerig door het nog niet ontwikkelde lichaam en de nieuwe zwaartekracht.
Fysieke beweging stimuleert de ontwikkeling van heel veel andere dingen (vooral sociaal
gedrag en gezichtsvermogen)
Belichaamde cognitie: ontwikkeling van cognitie vereist motorische ontwikkeling of
beweging
Reflexen
Pasgeborenen worden geboren met reflexen (georganiseerde actiepatronen)
Grijpreflex: alles vastgrijpen wat druk uitoefent op de handpalm
Wroetreflex: baby’s draaien hun hoofd en openen de mond naar de kant waar de wang
wordt aangeraakt (voor borstvoeding) (honger kan ook aanzetten tot wroeten)
Zuigreflex en slikreflex: bij oraal contact met de tepel
Tonische nekreflex: ledematen uitstrekken aan de kant waar het hoofd naartoe draait en
draaien naar de andere kant
Moro-reflex (schrikreflex): hoofd naar achteren gooien, armen naar binnen strekken
Stapreflex: stappen of dansen als hij rechtop wordt gehouden tegen een stevige ondergrond
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MarkDaniël. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.86. You're not tied to anything after your purchase.