Dit is een samenvatting voor module 1 (Schaarste, Ruil en Handel) van de methode Praktisch economie voor het vwo. Deze module kan worden gebruikt in klas 4, 5 en 6. Goede samenvatting om te leren.
Iedereen heeft wensen.
Deze wensen zijn onze behoeften.
Over deze behoeften maken economen de volgende veronderstelling: ze zijn onbegrensd.
Dit betekent dat meer altijd beter is; een mens heeft liever zes weken vrij dan vier weken, en heeft
liever drie fietsen dan één fiets, al was het maar omdat een overschot aan fietsen weggegeven of
verkocht kan worden.
Om in je behoeften te voorzien, heb je middelen nodig.
Je kunt er de behoefte mee bevredigen.
Er is één probleem: middelen zijn niet onbeperkt beschikbaar.
Hierdoor ontstaat er schaarste.
o Deze schaarste betekent niet zoiets als zeldzaam, bijzonder of kostbaar.
o Het betekent alleen dat er te weinig middelen zijn om in alle behoeften van iedereen te
voorzien.
Middelen hebben een belangrijke eigenschap: ze zijn alternatief aanwendbaar.
Dat betekent dat je met hetzelfde middel in verschillende behoeften kunt voorzien.
De manier waarop een middel gebruikt wordt, is de aanwendingsrichting.
Als middelen beperkt voorhanden zijn, moet er een keuze worden gemaakt: wat wordt de
aanwendingsrichting van een middel?
Economie gaat over het maken van keuzes die ontstaan door schaarste: op welke manier worden beperkt
aanwezige, alternatief aanwendbare middelen ingezet?
De behoeften die iemand heeft, hangen af van zijn voorkeuren.
De keuzes die gemaakt worden, verschillen van persoon tot persoon.
Een belangrijke economische vraag is, wat de beste aanwendingsrichting van een middel is.
Je komt dit te weten door als eerst alle mogelijke aanwendingsrichtingen van het middel te bepalen.
Bereken vervolgens voor iedere aanwendingsrichting de kosten en opbrengsten, ook wel baten genoemd.
Kies tot slot de aanwendingsrichting waarbij de opbrengsten het meeste uitstijgen boven de kosten.
Deze aanwendingsrichting heeft de hoogste nettobaten: baten – kosten.
o En dat is de beste aanwendingsrichting van het middel.
Om de hoogste nettobaten van een aanwendingsrichting te bepalen, moeten alle kosten en alle baten van iedere
aanwendingsrichting bekend zijn.
Daarvoor moet je de volgende vraag beantwoorden: wat is het middel mij waard?
Ditzelfde speelt ook bij kosten.
Wat zijn de kosten van een bepaald middel of een activiteit?
Er zijn ook kosten die niet worden geregistreerd.
Om de totale kosten te bepalen, moet je de volgende vraag beantwoorden: hoeveel euro heb je ervoor
over om iets niet te hoeven doen?
Om de meerwaarde van een aanwendingsrichting te bepalen, moeten de nettobaten worden gecorrigeerd voor
de maximaal misgelopen netto-opbrengsten: de nettobaten van de best denkbare alternatieve aanwending.
Deze best denkbare alternatieve netto-opbrengst heeft een speciale naam: opofferingskosten.
Zo ontstaan de gecorrigeerde nettobaten: de opbrengst van een aanwendingsrichting waarbij rekening
wordt gehouden met alle mogelijke alternatieve aanwendingsrichtingen.
Het verwaarlozen van opofferingskosten kan grote gevolgen hebben.
De gecorrigeerde nettobaten worden dan verkeerd berekend.
, Aanwendingsrichtingen die een negatieve gecorrigeerde netto-opbrengst hebben, kunnen dan toch een
goede keuze lijken.
§ 1 . 2 KI EZ EN O F D EL EN
Het totaal aan middelen dat iemand heeft, is budget of bestedingsruimte.
Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten middelen: tastbare middelen en tijd.
Tastbare middelen zijn alle goederen en geld waarover iemand beschikt: geld en middelen zijn immers
inwisselbaar.
Daarom wordt het budget meestal uitgedrukt in geld.
Het budget beperkt de keuzes die iemand kan maken.
Het budget kan aan meerdere middelen worden besteed.
Zo ontstaan er productcombinaties: combinaties van middelen waaraan het budget wordt uitgegeven.
Omdat het budget de keuzes beperkt, moet je achterhalen welke productcombinaties met een bepaald budget
gekocht kunnen worden.
Dat doe je met behulp van de budgetlijn: de lijn met alle mogelijke combinaties van twee producten die
maximaal gekocht kunnen worden met een bepaald budget.
De budgetlijn laat zodoende zien welke productcombinaties binnen een budget passen en welke niet.
Voor het budget wordt het symbool B gebruikt.
De prijs van de producten wordt aangegeven met p1 en p2, de hoeveelheden met q1 en q2.
Het bedrag dat wordt uitgegeven als er twee middelen worden aangeschaft, is dan gelijk aan: p 1q1 + p2q2.
Productcombinaties die op de budgetlijn liggen, gebruiken het gehele budget.
Op de budgetlijn geldt dus:
B = p1q1 + p2q2
Dit is de vergelijking van de budgetlijn.
Als het gehele budget aan goed 1 wordt uitgegeven, geldt q1 = B/p1.
Dit is het snijpunt van de budgetlijn met de x-as.
Evenzo geldt q2 = B/p2 als het hele budget aan goed 2 wordt uitgegeven.
Dit is het snijpunt van de budgetlijn met de y-as.
Als het budget verandert of als één of meer prijzen veranderen, verschuift de budgetlijn. (bron 2)
En daardoor verandert de verzameling van productcombinaties die gekocht kunnen worden.
Met de vergelijking van de budgetlijn kun je deze veranderingen gemakkelijk afleiden.
Als het budget verandert, verandert zowel q1 = B/p1 als q2 = B/p2 : de snijpunten van de budgetlijn met het
assenstelsel krijgen andere waarden.
Er geldt: door een stijging/daling van het budget verschuift de budgetlijn evenwijdig van/naar de oorsprong
af/toe.
De budgetlijn laat ook zien wat er gebeurt met de keuzemogelijkheden als de prijzen veranderen.
Als de prijs van een product verandert, verandert de helling (of richtingscoëfficiënt) van de budgetlijn.
(bron 3)
§ 2 . 1 WE DE R Z I J DS V O OR DE EL
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller J111. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.