Samenvatting Praktisch economie vwo Module 2: Vraag en Aanbod
3 views 0 purchase
Course
Economie
Level
VWO / Gymnasium
Dit is een samenvatting voor module 4 (Vraag en Aanbod) van de methode Praktisch economie voor het vwo. Deze module kan worden gebruikt in klas 4, 5 en 6. Goede samenvatting om te leren.
E C O N O MI E S A M E N V A T T I N G MO D U LE 2
§ 1 .1 D E I N D I V I D U E L E V R A A G
De vraag naar goederen en diensten wordt niet alleen bepaald door de behoeftebevrediging, ook de prijs speelt een
rol.
Daarbij geldt de wet van de vraag: hoe hoger de prijs, hoe kleiner de gevraagde hoeveelheid.
Consumenten die producten vragen, bedenken telkens hoeveel ze van iets willen kopen nadat ze weten hoe duur iets
is.
Zo ontstaat de individuele vraag: het aantal eenheden dat een consument ergens van wil kopen bij een
bepaalde prijs.
Uit de individuele vraag volgt de individuele betalingsbereidheid: de maximale prijs die een consument wil betalen
voor één product bij een gegeven aantal.
De prijs moet in stapjes dalen om de gevraagde hoeveelheid te laten stijgen.
Dat komt doordat de gevraagde aantallen telkens een geheel zijn.
We spreken dan van discrete vraag.
Als de gevraagde aantallen alle reële getallen mogen zijn, kan de vraag van de consument worden weergegeven als
een vraaglijn: de lijn die het verband weergeeft tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs.
Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid en de prijs.
Het consumentensurplus van één consument is het individuele consumentensurplus.
Hoe lager de prijs, hoe groter het individuele consumentensurplus; het welbevinden van consumenten die
middelen kopen neemt toe naarmate de prijs lager is.
Er zijn vijf factoren die de betalingsbereidheid beïnvloeden en daarmee de individuele vraaglijn: de individuele
voorkeuren, het beschikbare budget, de aanwezigheid van substitueerbare producten, het bestaan van
complementaire goederen en exogene factoren.
Iemand met een voorkeur voor een bepaald product, is bereid om er meer voor te betalen dan iemand zonder die
voorkeur.
Een toename van de betalingsbereidheid betekent een hogere prijs bij ieder gevraagd aantal; de vraaglijn
verschuift naar rechts.
De individuele vraag naar een product neemt meestal toe als de vrager over een groter budget beschikt.
Iemand met meer geld kan meer eenheden van een product kopen.
Soms daalt de individuele vraag als het budget stijgt.
Om in een behoefte te voorzien, zijn er meestal verschillende producten beschikbaar.
Goederen die inwisselbaar zijn, zijn substitueerbare producten: ze voorzien in de bevrediging van dezelfde
behoefte.
Consumenten hebben een lagere betalingsbereidheid voor producten waarvoor substitueerbare producten
bestaan.
De individuele vraag naar een product vermindert als er substituten voor bestaan; de vraaglijn verschuift
naar links bij iedere prijs wordt er minder van een product gevraagd.
Sommige producten voorzien alleen in een behoefte in combinatie met een ander product.
Deze producten vullen elkaar aan; het zijn complementaire producten: producten die alleen in combinatie
met elkaar een behoefte kunnen bevredigen.
De betalingsbereidheid voor één van deze producten neemt toe als het complementaire product al in bezit
is.
Er bestaan omstandigheden waar een consument geen invloed op heeft; dit zijn exogene factoren.
Deze factoren kunnen de individuele vraag ook beïnvloeden.
In de lijst met factoren die de individuele vraag beïnvloeden, ontbreekt de prijs.
Want de prijs beïnvloedt de vraaglijn niet.
De hoeveelheid die bij een bepaalde prijs gevraagd wordt, is iets anders dan de individuele vraag naar een
product.
Uit de wet van de vraag volgt dat bij een andere prijs een andere gevraagde hoeveelheid hoort, maar geen
andere vraaglijn.
o Een prijsverandering zorgt voor een verandering langs de vraaglijn terwijl de besproken factoren
zorgen voor een verandering van de vraaglijn.
§ 1 .2 D E C OL L E C T I E V E V R A A G
De vraag van een individuele consument is te klein om invloed te hebben op de prijs die een producent voor zijn
product vraagt.
Een producent wil weten wat hij voor een bepaalde prijs aan een hele groep consumenten kan verkopen.
Dit is de collectieve vraag: de optelsom van alle individuele vragen binnen een bepaalde groep.
De collectieve vraag geeft aan wat een groep consumenten vraagt bij een bepaalde prijs.
De collectieve vraag kan worden afgeleid voor iedere willekeurige groep consumenten.
Welke groep van toepassing is, volgt uit het afzetgebied: het gebied waar de producent zijn product
verkoopt.
, De optelsom van alle individuele vraaglijnen geeft de collectieve vraaglijn.
Door de wet van de vraag hebben alle individuele vraaglijnen een dalend verloop.
Dat geldt ook voor de optelsom: de collectieve vraaglijn verloopt dalend.
De collectief gevraagde hoeveelheid van een product daalt als de prijs ervan stijgt.
Een verandering van de prijs betekent ook weer een verschuiving langs de vraaglijn.
Vanuit de vraag naar producten ontstaat de noodzaak om arbeid te verrichten.
Geld en handel bieden consumenten arbeid aan in ruil voor geld, en met dat geld kopen zij de producten die in hun
behoeften voorzien.
De prijs van arbeid heet loon.
o Bij een hoger loon zijn de opofferingskosten van vrije tijd hoger; als er geen arbeid wordt verricht,
wordt een hoger loon misgelopen.
o Bij een hoger loon zal het verrichten van arbeid vaker de best denkbare aanwendingsrichting van
tijd zijn.
o Bij een hoger loon neemt het arbeidsaanbod toe; de arbeidsaanbodlijn verloopt stijgend.
Het aantal eenheden arbeid wordt gemeten in het aantal voltijdsbanen of het aantal gewerkte uren.
Het totaal aan arbeid dat verricht wordt, is de werkgelegenheid.
Alle 15 tot 75 jarigen die in Nederland wonen en betaalde arbeid verrichten, vormen bij elkaar de werkzame
beroepsbevolking.
De collectieve vraaglijn heet ook wel de prijs-afzetlijn.
De collectieve vraaglijn geeft het verband tussen de prijs van een product en het aantal eenheden dat er bij
die prijs wordt afgezet weer.
De collectieve vraag geeft de betalingsbereidheid weer van de groep consumenten waar de collectieve vraag voor is
opgesteld.
De factoren die de betalingsbereidheid beïnvloeden, hebben ook invloed op de collectieve vraag: het bestaan en de
prijs van substitueerbare goederen en van complementaire goederen, de voorkeuren en het inkomen binnen de
groep, en exogene factoren.
De aanname dat alle overige factoren niet veranderen wordt ceteris paribus (het overige gelijkblijvend) genoemd.
Een vraagtoename betekent dat er bij iedere prijs meer gevraagd wordt: de vraaglijn verschuift horizontaal naar
rechts.
Een toename in de vraag betekent ook dat er collectief meer betaald wordt voor ieder aanbod; de vraaglijn verschuift
verticaal naar boven.
Een product dat door een groep consumenten wordt afgenomen, bezorgt de hele groep een bepaald welbevinden,
De maatstaf voor dit welbevinden is het collectieve consumentensurplus: de optelsom van het
individuele consumentensurplus van alle individuen in de groep die het product kopen.
Het is een maatstaf voor het welbevinden van een groep als geheel; het zegt niets over de verdeling van
het welbevinden binnen de groep.
Het consumentensurplus is bij een continue vraag gelijk aan de oppervlakte onder de vraaglijn boven de prijs.
Het individuele consumentensurplus stijgt als de prijs daalt.
Dit geldt ook voor het consumentensurplus: hoe lager de prijs, hoe groter het consumentensurplus.
Een andere prijs betekent een verandering langs de vraaglijn.
Daardoor verandert de oppervlakte onder de vraaglijn boven de prijs, en daarmee het consumentensurplus.
Het consumentensurplus verandert ook door veranderingen van de vraaglijn.
Door een verandering van de betalingsbereidheid verschuift de vraaglijn.
o Hierdoor verandert het consumentensurplus.
Als de betalingsbereidheid bijvoorbeeld toeneemt terwijl de prijs gelijk blijft, dan stijgt het
consumentensurplus.
o Het welbevinden van consumenten neemt toe als een product even duur blijft, terwijl ze bereid
zijn er meer voor te betalen.
De vijf factoren die de betalingsbereidheid beïnvloeden, hebben zodoende ook invloed op het consumentensurplus.
Andere voorkeuren geven een andere vraaglijn en daarmee een ander consumentensurplus.
Als er substitueerbare producten zijn, verandert het consumentensurplus ook.
o Door een substitueerbaar product verschuift de vraaglijn naar de oorsprong toe.
Hierdoor daalt het consumentensurplus bij een gelijkblijvende prijs.
Door het bestaan van complementaire producten kan de vraaglijn juist van de oorsprong af verschuiven: als
consumenten een product bezitten dat complementair is aan een ander product, neemt de
betalingsbereidheid voor dat andere product toe; het consumentensurplus van dat andere product neemt
dan toe als de prijs ervan niet stijgt.
En als consumenten bij iedere prijs meer stuks aanschaffen omdat ze meer te besteden hebben, stijgt het
consumentensurplus.
§ 1 .3 P R I JS E L A S T IC IT E I T
Een producent wil weten wat het effect is van een prijsverandering op zijn omzet: prijs x gevraagde hoeveelheid.
Door de wet van vraag zal hij meer verkopen als hij zijn prijzen verlaagt.
Maar weegt deze afzetstijging op tegen de prijsverlaging?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller J111. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.