Een handige en compacte samenvatting van het boek Goederenrecht Pitlo3 geschreven door Prof. mr. W.H.M Reelhuis en Mr. A.H.T. Heisterkamp. De aantekeningen van de hoorcolleges en werkgroepen zijn er ook in verwerkt. Deze samenvatting heb ik geschreven voor het vak Inleiding Goederenrecht dat wordt ...
H1, h3, h4, h5, h6, h8, h10.1, h12.1 en h14.2,
January 16, 2020
10
2019/2020
Summary
Subjects
rechten
rechtsgeleerdheid
goederenrecht
pitlo3
studeren
vu
samenvatting
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Rechtsgeleerdheid
Inleiding Goederenrecht
All documents for this subject (24)
2
reviews
By: bouch123 • 4 year ago
By: modda • 4 year ago
Seller
Follow
rue2015
Reviews received
Content preview
Goederenrecht samenvatting
Week 1
Hoofdstuk 1
Bij het goederenrecht staat de rechtsrelatie tussen goed en persoon centraal (eigendomsrecht). Goederenrecht
(eigendom) + verbintenissenrecht = vermogensrecht.
Goederen art. 3:1 BW: goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten
Zaken art. 3:2 BW: voor menselijke beheersing vatbare stoffen. Dit betekent dat het een zaak is die
mensen moeten kunnen vasthouden en macht over moeten kunnen uitoefenen. Daarnaast moet het
van een bepaald materiaal (stof) gemaakt zijn. Het is niet vereist dat de zaak aan iemand toebehoort.
Res nullius is ook een zaak (bank dat bij grofvuil staat). VB: auto, gebouw, televisie. Dieren zijn geen
zaken, maar de regels m.b.t. zaken zijn grotendeel op hen van toepassing art. 3:2a BW. De zee is
bijvoorbeeld niet een zaak omdat het niet voor menselijke beheersing vatbaar is. (het is tastbaar)
Vermogensrechten art. 3:6 BW: een recht (je bent rechthebbende) met een bepaalde waarde die in
geld is uit te drukken. Er zijn 3 verschillende categorieën vermogensrechten:
- Rechten die overdraagbaar zijn: de eigenaar van een recht heeft het recht om deze over te
geven (een eigendomsrecht). Denk aan verkopen of overgeven
- Rechten die stoffelijk voordeel verschaffen: een recht die de rechthebbende stoffelijk
(materieel dus) voordeel verschaft (smartengeld). Dit geeft financieel voordeel
- Rechten die in ruil voor toegezegd stoffelijk voordeel of in ruil voor verkregen stoffelijk
voordeel: (iemand doet wekelijks voor jou boodschappen in ruil voor een geldsom). Dit is een
prestatie in ruil voor geld.
Goodwill: het bedrag dat de koper van een onderneming aan de verkoper vergoed voor
naamsbekendheid, klantenkring etc. Waardoor de onderneming meer waard is.
Zaken art. 3:2 BW: voor menselijke beheersing vatbare stoffen
- Onroerende zaken art. 3:3 lid 1 BW: zaken die niet verplaatsbaar zijn (gebouw, boom etc.)
- Roerende zaken art 3:3 lid 2 BW: zaken die wel verplaatsbaar zijn (alles wat niet onroerend is, is een
roerende zaak), zoals een auto of fiets.
Registergoed art. 3:10 BW: een goed waarbij de overdracht (van het ene naar het andere persoon overdragen)
of vestiging noodzakelijk moet worden ingeschreven in een openbaar register. De wet bepaald welke goederen
bij overdracht of vestiging moeten worden ingeschreven. In het Kadaster worden deze registergoederen
bijgehouden. Onroerende goederen zijn vaak registergoederen, niet altijd (vliegtuig, boot, weiland).
Teboekstaande roerende zaken waarvoor inschrijving in het desbetreffende openbare register noodzakelijk is
ten behoeve van een rechtsgeldige levering en overdracht: teboekstaande zee- en binnenvaartschepen,
teboekstaande luchtvaartuigen.
Niet-register-goederen: goederen die niet een registergoed zijn en dus niet ingeschreven hoeven te worden.
Bestanddeel art. 3:4 BW: alles wat volgens verkeersopvattingen deel uitmaakt van een zaak. Sommige zaken
bestaan uit meerdere delen. Alle bestanddelen bij elkaar vormen de zaak. De hoofdzaak: de (grotere) zaak
waar het bestanddeel mee verbonden is.
- Art. 3:4 lid 1: alles wat volgens verkeersopvattingen deel uitmaakt v/d zaak.
- Art. 3:4 lid 2: een bestanddeel is zodanig met de hoofdzaak verbonden dat verwijdering van dit deel
beschadiging oplevert.
VB: een badkuip is vastgekit. Als je deze kit gaat verwijderen kan dit niet zonder schade aan te brengen aan
het bad etc. De kit is dus een bestanddeel van de zaak (het bad). Een bestanddeel is geen rechtsobject.
Natrekking art. 3:4 BW: je bent eigenaar van alle bestanddelen in de zaak. VB: je scherm is kapot en je laat een
nieuwe op te telefoon zetten. Je bent nu ook automatisch eigenaar van het nieuwe scherm. Het scherm is de
kleinere zaak en de IPhone is de grotere zaak (zaaksvorming).
Natuurlijke vruchten art. 3:9 lid 1 BW: een zaak die volgens verkeersopvattingen als vruchten van een andere
zaak worden aangemerkt. Er moet in het maatschappelijk verkeer bepaald wat een vrucht van een bepaalde
zaak is. VB: een appel die aan een boom hangt. De appel (vrucht) is een vrucht van de zaak (boom)
1
, Lid 4 zelfstandige zaak: als een natuurlijke vrucht zich scheidt van de (hoofd)zaak is deze natuurlijke vrucht een
zelfstandige zaak geworden. VB: een appel groeit aan een appelboom. De appel is de natuurlijke vrucht en de
boom is de (hoofd)zaak. Zodra de appel van de boom valt, is het een zelfstandige zaak geworden.
Burgerlijke vruchten 3:9 lid 2 BW: rechten die volgens verkeersopvattingen als vruchten van andere goederen
worden aangemerkt. Het is een recht van de vrucht op de (hoofd)zaak. Deze rechten zijn op geld waardeerbaar
en het kan overgedragen worden. VB: rente op een spaarrekening; je hebt recht op rente (1) en de rente is een
vrucht van het goed (de spaarrekening waar je rente over krijgt), dit is in maatschappelijk verkeer bepaalt.
Lid 4 zelfstandig recht: wanneer een burgerlijk vrucht opeisbaar wordt, is het een zelfstandig recht. De rente
over de spaarrekening is bijvoorbeeld opeisbaar aan het einde van het kalenderjaar (wanneer de rente
uitgekeerd wordt).
Absoluut toekomstige goederen: indien men het oog op goederen die als zodanig nog in het geheel niet
bestaan. Ook zaken die nog bestanddeel van een andere zaak uitmaken.
Relatief toekomstige goederen: indien het betreft bestaande goederen waarover men nog niet de beschikking
heeft, terwijl men wel verwacht de beschikking te eniger tijd te zullen krijgen.
Absolute rechten: een absoluut recht geldt t.o.v. iedereen.
Relatieve rechten: rechten die slechts tegen een bepaald persoon werken.
Rechtssubject: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een (subjectief) recht heeft op en object.
Rechtsobject: verhouding tussen persoon en een goed. Bijv. eigendomsrecht op een auto.
Beperkte rechten art. 3:8 BW: zijn limitatief vastgelegd in de wet. Contractspartijen kunnen andersoortige
beperkte rechten niet verbintenisrechtelijk creëren. Ook wel het gesloten stelsel van beperkte rechten.
1. Vruchtgebruik art. 3:102 – 226 BW: de vruchtgebruiker heeft het recht om een goed van een ander
gebruiken of de vruchten van een goed in eigendom te verkrijgen. Dit vruchtgebruik slaat dus op het
recht om een goed van een ander te gebruiken. De vruchtgebruiker is echter niet eigenaar, hij heeft
beperkte rechten en de eigenaar heeft volledig recht. Houd hierbij weer rekening met burgerlijke en
natuurlijke vruchten. VB: A huurt een woning van B. B heeft nu recht op de huuropbrengst (burgerlijke
vrucht) en A gebruikt nu het goed (de woning) van B.
2. Pand art. 3:227 BW: de schuldeiser leent geld uit aan de schuldenaar, om zekerheid te hebben dat de
schuldenaar dit geld terug zal betalen kan de schuldeiser een recht van pand op een niet-register
goed zetten, van de schuldenaar. (verpande goed). Als de schuldenaar de verplichting niet nakomt kan
de schuldeiser het verpande goed verkopen om zo aan de verplichting te voldoen.
VB: A leent €100,- aan B. Voor de zekerheid zet A een pand-recht op de telefoon (niet registergoed)
van B. Mocht B de betaling niet nakomen, kan A vordering leggen op de telefoon.
3. Hypotheek art. 3:227 BW: (hetzelfde als pand). De schuldeiser leent geld aan de schuldenaar, om
zekerheid te hebben dat de schuldenaar terugbetaald zet de schuldeiser hypotheek-recht op een
registergoed. Mocht de schuldenaar de verplichting niet nakomen, voldoet dit register goed als
betaling. Denk aan een lening van de bank bij het kopen van een huis. Het beperkende recht hier is
dat de bank niet alles met het huis kan doen wat jij kan doen. Dit kan pas als je niet aan de lening kan
voldoen.VB: A leent €35.000,- aan B. voor de zekerheid zet A een hypotheek-recht op het huis van B.
Mocht B niet voldoen aan de betaling, dient het huis (registergoed) als betaling.
4. Erfdienstbaarheid art. 5:70- 84 BW: een last waarmee een onroerende zaak mee belast is. Deze last
kan bestaan uit iets dulden of om iets niet te doen. Het dienende erf is bezwaard t.o.v. het heersende
erf. Een recht van erfdienstbaarheid rust derhalve altijd op een onroerende zaak: het dienende erf. De
eigenaar van het dienende erf moet het recht op zijn erf vestigen. Het recht van erfdienstbaarheid is
een beperkt recht van het moederrecht eigendom van het dienende erf. Recht van erfdienstbaarheid
rust derhalve NIET op het heersende erf, maar is wel afhankelijk van het heersende erf (art. 3:7 BW,
art. 3:82 BW). Erfdienstbaarheid wordt door verkoop niet beëindigd! De erfdienstbaarheid moet
voldoen aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. De erfdienstbaarheid kan gewijzigd/beëindigd
worden op verzoek van het heersende erf. VB: Buren A hebben recht om via de tuin van buren B naar
de openbare weg te lopen. Buren B (het dienende erf) zijn nu bezwaard met het feit dat buren A
(heersende erf) door de tuin van B mag lopen.
5. Erfpacht art. 5:85 - 100 BW: de erfpachter heeft het recht de onroerende zaak van de eigenaar te
gebruiken. De eigenaar blijft de eigenaar en kan zo invloed uitoefenen op het onroerende goed. De
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rue2015. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.