100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Aantekeningen Economische crisis H1 t/m H6 + oefentoets $3.73
Add to cart

Summary

Samenvatting Aantekeningen Economische crisis H1 t/m H6 + oefentoets

1 review
 77 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document staan vele aantekeningen samen met een boel grafieken om alles een stuk duidelijker te maken. Het is heel handig om deze aantekeningen naast het gewone boek er bij te hebben liggen. naast de vele aantekeningen van de hoofdstukken 1 t/m 6, staat er aan het einde ook een oefentoets in...

[Show more]

Preview 4 out of 72  pages

  • No
  • H1 tm h6 alleen h7 niet
  • January 16, 2020
  • 72
  • 2019/2020
  • Summary
  • Secondary school
  • Tygo
  • 6

1  review

review-writer-avatar

By: jopsmilde • 2 year ago

avatar-seller
2 september les 1. Doel:
Begrijpen hoe een crisis op de vermogensmarkten gevolg heeft voor de
goederen en dienstenmarkten, de conjunctuur.


1.1 Van kredietcrisis naar recessie.
Banken trekken geld aan (lenen bij bedrijven, gezinnen = krediet aantrekken) en
banken lenen vervolgens weer uit. Banken beheersen de markt voor kort krediet
en de prijs van kort krediet is de geldmarkt - rente. Banken verdienen aan het
verschil tussen debetrente en creditrente. Kort krediet: uitlenen / lenen voor een
periode < 1 jaar ( of 2 jaar)


Banken reguleren het geldverkeer en vormen op die manier de riolering van de reële
economie. Het reële verkeer in de economie bestaat uit de productie en handel van
goederen en diensten. Er moet betaald worden en zo ontstaat dus het geldverkeer.


Door de betalingen zitten ergens in het geldsysteem banken die geld hebben ( meer
binnenkrijgen op een dag dan er weg gaat ) Banken lenen voortdurend aan elkaar.
Wanneer een bank niet meer aan haar verplichtingen ( = terugbetalen) kan voldoen,
kunnen er gemakkelijk veel banken gaan omvallen ( domino – effect)


Kredietcrisis: banken en verzekeraars gaan failliet à grote aantallen gezinnen en
bedrijven zijn hiervan de dupe à investeringen bedrijven / consumptie gezinnen gaat
dalen / overheid gaat bezuinigen.(minder belastinggeld) Doordat bestedingen ↓ à
productie ↓ à werkgelegenheid ↓ à meer werkloosheid. Bij een daling van de
productie a.g.v. afgenomen bestedingen spreekt men van krimp.


Conjunctuur
Bij de ontwikkeling van de bestedingen spreekt men van de conjunctuur. De
ontwikkeling van de conjunctuur is dus erg belangrijk voor de ontwikkeling van de
werkgelegenheid ( dus het inkomen)
De totale bestedingsvraag in een land bestaat uit: C+I+O+E


1) De gezinnen à Consumptie
2) De bedrijven à Investeringen
3) De overheid à Overheidsbestedingen: consumptie en investeringen
4) Het buitenland à Export

,Belangrijke begrippen:
 De conjunctuur: de ontwikkeling van de bestedingen
( Bij het aantrekken van de conjunctuur zien we: bestedingen ↑ à productie ↑ à
werkgelegenheid ↑ à de conjuncturele werkloosheid ↓


 De trend: de gemiddelde ontwikkeling over een langere periode
(hier van de de productie / het nationaal inkomen onder invloed van
de bestedingen.
 Laagconjunctuur: het niveau van de bestedingen ligt onder het
trendgemiddelde
 Hoogconjunctuur: het niveau van de bestedingen ligt boven het
trendgemiddelde
 Krimp : een periode van dalende productie in stuks.
 Conjunctuurindicatoren: autoverkoop; elektriciteitsverbruik ,
aantal bouwvergunningen ( hoe zo?)
 Periodes van laagconjunctuur (onderbesteding) : recessie,
depressie, herstel
 Onderbesteding: de vraag naar producten <
productiecapaciteit à werkloosheid
 Overbesteding: de vraag naar producten >
productiecapaciteit à prijsinflatie

,a) = recessie; b) = depressie; c) = herstel; d) = hausse ( overbesteding) crisis:
omslag van een hoogconjunctuur naar een laagconjunctuur.


Denkwerk 1 :
1. Waardoor kan het consumentenvertrouwen dalen?
2. Een daling van de bestedingen kan zorgen voor een verdere neergang
van de conjunctuur, hoe zo?




Toelichting figuur 1.1.
De productiewaarde kan stijgen door meer volume (q); hogere prijzen (p); of een
combinatie van beide.
 Bedenk dat bij een daling van de productie met 2% en een stijging van de prijzen
met 4% de productiewaarde toch stijgt.


Voorbeeld met indexcijfer – denken: in het basisjaar is het prijspeil 100 en het
volume ook 100, dus de productiewaarde is 10.000. Het nieuwe prijspeilindexcijfer
wordt 104 en het nieuwe volume indexcijfer wordt 98. 104 x 98 = 10192 is de
nieuwe productiewaarde. De productiewaarde in geld ( = nominale productie) is
gestegen van 10.000 naar 10192, dus met 1,92%


 We stellen de productiewaarde op 2300 mld. in het basisjaar ( 2010)
Nationale De gemiddelde Vermenigvuldiging
productie -waarde prijsstijging t.o.v. sfactor
in miljarden €’s 2010 van de
prijsontwikkeling
t.o.v. 2010
2010 2300
2011 2424 1% 1,01
2012 2385,25 1,5% 1.015
2013 2420,5 3% 1,03


We willen nu weten of de productie in stuks/ volume echt gestegen is. Is de
productie reëel gestegen? De invloed van de gemiddelde prijsstijging vanaf 2010
moeten we kwijt. Hoe?

, Door de nominale waarde van de productie te delen door de
vermenigvuldigingsfactor van de prijsontwikkeling houdt je de waarde van de
productie over in prijzen van 2010. Hiermee corrigeer je de productieontwikkeling
voor de prijsontwikkeling ( je haalt de prijsontwikkeling er uit) en je houdt de echte,
de reële ontwikkeling over.
2424 : 1,01 = € 2400 mld. ; 2385,25 : 1,015 = € 2350 mld. etc.


Rekenwerk
De productie van een land is in 3 jaar tijd gestegen van € 700 mld. naar € 742 mld.
Over dezelfde periode bedroeg de jaarlijkse inflatie 1,2%. De bevolking steeg over
dezelfde periode met 1 %.


a) Bereken de nominale procentuele ontwikkeling van de productie.
b) Bereken de inflatie in procenten over de periode van 3 jaar
c) Bereken de reële groei van de productie over de periode van 3 jaar
d) Stel met een berekening vast of het reëel inkomen per hoofd van de bevolking
groeide.


Antwoorden zijn respectievelijk:
a) + 6%
b) + 3,64%
c) + 2,28% ( afgerond )
d) + 1,27% ( afgerond )


Denkwerk concepten “ Wat past er wel bij ? / Wat past er niet
bij ?


Overbesteding Onderbesteding

a) Ruime arbeidsmarkt a) Ruime arbeidsmarkt
b) Stijgende import b) Stijgende import
c) Deflatie c) Deflatie / lage inflatie
d) Krappe arbeidsmarkt d) Krappe arbeidsmarkt
e) Lage bezettingsgraad e) Lage bezettingsgraad
f) Begrotingsmeevallers f) Begrotingsmeevallers
g) Dalende rente g) Krappe arbeidsmarkt
h) Prijsinflatie h) Begrotingstegenvallers

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tygo. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.73  3x  sold
  • (1)
Add to cart
Added