100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Onderzoek 1 Toegepaste Psychologie periode 2 - HOGESCHOOL LEIDEN - Beroep op Onderzoek $5.35
Add to cart

Summary

Samenvatting Onderzoek 1 Toegepaste Psychologie periode 2 - HOGESCHOOL LEIDEN - Beroep op Onderzoek

15 reviews
 565 views  48 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van alle toetsdoelen van Onderzoek 1 (periode 2) (). Ik heb gebruik gemaakt van de presentaties van Hogeschool Leiden en heb dit aangevuld met belangrijke extra informatie uit het boek, om de toetsdoelen zo duidelijk en uitgebreid mogelijk te kunnen uitwerken. Zelf heb ik met het leren...

[Show more]
Last document update: 4 year ago

Preview 6 out of 16  pages

  • No
  • Hoofdstuk 3.1 t/m 3.6, 5.4.10, 5.8, 5.9, 6.1, 6.5, 7.1, 8.5, 8.10, 8.11
  • January 17, 2020
  • January 26, 2020
  • 16
  • 2019/2020
  • Summary

15  reviews

review-writer-avatar

By: dirkszkim • 1 year ago

review-writer-avatar

By: pienannakan2000 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: karolinabalj • 2 year ago

review-writer-avatar

By: julieakiemeneij • 2 year ago

review-writer-avatar

By: modder47 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: evahallo • 3 year ago

review-writer-avatar

By: Isasauer • 3 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
2020
ONDERZOEK 1 – (PERIODE 2)
- BEROEP OP ONDERZOEK (2e druk) – Joep Brinkman, Hilbrand Oldenhuis
- BASISBOEK ENQUÊTEREN (2e druk) – Ben Baarda, Martijn de Goede,
Matthijs Kalmijn
Deze samenvatting bestaat uit:
- Basisboek Enquêteren Hoofdstuk 2.1 t/m 2.4
- Beroep op Onderzoek Hoofdstuk 3.1 t/m 3.6, 5.4.10, 5.8, 5.9, 6.1, 6.5, 7.1, 8.5, 8.10, 8.11
- Toetsdoelen van HOGESCHOOL LEIDEN (Toegepaste Psychologie)
- Informatie van de presentaties van HOGESCHOOL LEIDEN (Toegepaste Psychologie)
- Belangrijke extra inhoud uit het boek


De toetsdoelen per onderwerp die in deze samenvatting worden behandeld

Surveyonderzoek
1. De student kan uitleggen welke stappen een surveyonderzoek heeft en welke aspecten bij elke stap
horen.
Van begrip naar indicator
2. De student kan beoordelen of een gebruikte term naar een begrip, dimensie of indicator verwijst.
Formuleren van (kwantitatieve) vragen en antwoordcategorieën
3. De student kan beoordelen of de geformuleerde vragen en antwoordmogelijkheden voldoen aan de
eisen met betrekking tot concreetheid, begrijpelijkheid, eenduidigheid, neutraliteit en verwachtingen.
Psychometrie
4. De student kan kenmerken van en het onderscheid tussen betrouwbaarheid en validiteit uitleggen,
alsmede de verschillende vormen en bedreigingen van betrouwbaarheid en validiteit (test-
hertestbetrouwbaarheid, interne consistentie, inhouds-, criterium- en constructvaliditeit).
13. De student kan met betrekking tot de normering van een test uitleggen welke twee soorten fouten
gemaakt kunnen worden bij het kiezen van een grenswaarde voor beslissingen (vals positieven en vals
negatieven).
Cronbach’s alpha
5. De student kan de Crohnbach’s alpha van een vragenlijst interpreteren.
Samenhang en significantie
6. De student kan uitleggen wat statistische samenhang tussen variabelen inhoudt.
Pearson correlatie
7. De student kan beoordelen bij welke onderzoeksvraag de Pearson correlatie een geschikte maat
voor samenhang tussen variabelen is, kan de Pearson correlatie berekenen en interpreteren.
Chi-kwadraattoets
8. De student kan beoordelen bij welke onderzoeksvraag de chi-kwadraattoets voor
steekproefverdelingen tegen een verwachte verdeling een geschikte toets is, kan deze toets uitvoeren
en de uitkomst interpreteren.
9. De student kan een kruistabel interpreteren.
10. De student weet bij welke onderzoeksvraag een chi-kwadraattoets voor samenhang een geschikte
toets is, kan de chi-kwadraattoets voor samenhang uitvoeren en de uitkomst interpreteren.
Boxplot
11. De student kan een boxplot interpreteren.
Standaardiseren
12. De student kan met betrekking tot de normering de percentielscore en de standaardscore (z-score)
berekenen en (SPSS output) interpreteren, en kan stanines interpreteren.

, Surveyonderzoek

Fase 3: Ontwikkelen van onderzoeksopzet

1. De student Enquête (volledig gestructureerd) Open interview
kan uitleggen Iedereen zelfde vragen. Alleen vaste topiclijst; vragen kunnen
welke stappen
een verschillen.
surveyonderzo Iedereen zelfde antwoordalternatieven. Geen vaste antwoordalternatieven.
ek heeft en
welke aspecten Antwoorden systematisch geregistreerd (via Antwoorden genoteerd.
bij elke stap codeboek).
horen. Statistische analyses. Meer informele analyse van antwoorden (bijv.
zoeken naar gemeenschappelijke thema’s in
antwoorden; labelen). Vaak subjectiever.

Respondenten = Personen die worden gevraagd mee te doen aan het onderzoek.

Respons = Degenen die zijn gevraag en ook werkelijk de vragen hebben beantwoord.

Non-respons = Degenen die zijn gevraagd, maar weigeren of onbereikbaar zijn.

Onderzoeksobjecten = Meestal de respondenten. Soms fungeert respondent als informant.

Item = Onderdeel uit vragenlijst, meestal een vraag uit de vragenlijst.

Wanneer enquêtes → Algemeen: Als je al genoeg weet om gerichte vragen te stellen.
→ Specifieker: Bij survey-onderzoek, dus als je van veel mensen iets te weten
wilt komen over.
▪ Attitudes Deze informatie krijg je niet via
▪ Opinies observatie. Kun je alleen via
▪ Gevoelens vragen achter komen. Van
▪ Gedachten bepaalde vormen van gedrag
▪ Kennis zijn mensen zich overigens
▪ Gedragsintenties nauwelijks bewust. Heeft geen
▪ Omstandigheden zin om daarnaar te vragen.

Voordelen enquêtes Nadelen enquêtes
Snel, gemakkelijk, goedkoop grote Soms onbetrouwbaar en niet-
groepen mensen bereiken. valide door: Deze nadelen gelden
- Gebrekkige zelfkennis ook bij open
- Selectief geheugen
interview, maar daar
- Sociale wenselijkheid
is iets meer kans om
In korte tijd informatie verzamelen over Lage respons door
ze op te sporen en te
heel veel verschillende onderwerpen. onderzoekmoeheid.
Informatie van verschillende personen hanteren.
is goed vergelijkbaar.

Zin en onzin van vragen en antwoorden
- Veel speelt zich onbewust af.
- Veel wordt gemotiveerd in maatschappelijk gebruikelijke verwoordingen.
- Drang tot sociale wenselijkheid, daardoor antwoordtendentie en ‘zomaar iets antwoorden’

,- Kan alleen maar bewuste verwoordingen meten
- Antwoord is niet los te zien van vraag die eraan voorafging

, Van begrip naar indicator
2. De student Operationaliseren = vertalen van de onderzoeksvraag in concrete onderzoekbare termen
kan ➔ Je hebt meestal één (of meerdere) tussenstappen nodig om het begrip om te zetten tot een
beoordelen of concrete vraag. Je analyseert dus eerst het begrip.
een gebruikte
term naar een o Drie stappen
begrip, ▪ Duidelijk definiëren van abstracte begrippen.
dimensie of ▪ Vaststellen van dimensies.
indicator
verwijst.
▪ Per dimensie meetbare indicatoren formuleren.

Vragenlijst → Bewuste verwoordingen
- Sociale wenselijkheid → antwoordtendentie/zomaar iets
antwoorden

Attitude
- Kennis = cognitief
- Gevoel = affectief
- Gedrag = conatief

Vragenlijst maken
- Alleen vragen wat echt nodig is: scherpe probleemstelling en
leidraad
- Logica, uitleg en filteren: doordachte en logische constructie;
filtervraag
- Bedreigende onderwerpen: trechtervorm
- Gedegen testen: proefafname

Type vragen:
Open vragen
➔ Nuttig bij weinig voorkennis / zeer veel antwoordmogelijkheden
➔ Kost veel tijd achteraf
➔ Soms verlies van gegevens (bij te vage antwoorden door respondent).
Gesloten vragen
- Meerkeuzevragen (MC) Probeer ‘rating’
o Eén antwoord mogelijk zoveel mogelijk
o Meerdere antwoorden mogelijk
te doen in jullie
- Rating- of beoordelingsschaal
onderzoek.
o In welke mate komt iets voor / vindt men iets / voelt men iets

, Formuleren van (kwantitatieve) vragen en antwoordcategorieën
3. De student Vragen stellen
kan Wel Niet
beoordelen of
de Helder taalgebruik Lange vragen met veel bij- en tussenzinnen
geformuleerde Dubbelzinnigheid vermijden Passief taalgebruik
vragen en
antwoord- Zuinig met ontkenningen Ingewikkelde en moeilijke woorden
mogelijkheden Neutrale vraagstelling Dubbelzinnigheid
voldoen aan
de eisen met
Specificeren en concretiseren Zuinig met ontkenningen
betrekking tot Eén vraag tegelijk Discutabele ‘feiten’
concreetheid, Neutraal opstellen Onterechte vooronderstellingen
begrijpelijk-
heid, Schijndilemma’s
eenduidigheid, Suggestief zijn
neutraliteit en
verwachtingen
➔ Let op juiste antwoordcategoriën Autoriteiten in de vraag

Antwoordtendentie = De neiging van een vraag om in één richting vertekende antwoorden op te
wekken.

Algemene respondenten kenmerken zijn van belang voor:
- Onderlinge vergelijkingen tussen groepen.
- Controleren van de representativiteit van je steekproef.

Soorten onderzoeksvragen
Frequentievragen - Hoeveel procent …
→ Beschrijvend - Hoe is de verdeling van …
- Wat is de gemiddelde …
Verschilvragen - Medicijn A beter dan B?
→ Toetsend - Studeren hbo-studenten langer dan wo-studenten?
Samenhangvragen - Is er een relatie tussen stress en studieresultaten?
→ Toetsend - Welk verband is er tussen opleidingsniveau en studieduur?

, Psychometrie
Sekseverschillen in depressieve stemming: hoe vind je ze?
1. Neem een representatieve en voldoende grote steekproef mannen en vrouwen.
➔ Steekproef uit populatie
2. Meet bij iedereen hoe depressief men is.
➔ Psychometrie
3. Vergelijk hoe depressief de mannen en vrouwen in de onderzoeksgroep zijn.
➔ Beschrijvende statistiek
4. Bepaal of eventuele verschillen generaliseerbaar zijn van steekproef naar populatie.
➔ Toetsende statistiek

Klinische diagnose → Via systematisch interview door getraind iemand (eventueel met hulp van
vragenlijsten).

Depressieve stemming (niet per se klinisch) → Meestal via vragenlijsten.
Vb. Depressieve Adjectives Checklist (DACL)

4. De student
Psychometrie = Hoe goed is een test? → Statistiek van psychologische metingen.
kan kenmerken - Betrouwbaarheid = Hoe consistent zijn onze testuitslagen?
van en het = In hoeverre levert de test steeds dezelfde resultaten op? → Is hij vrij van
onderscheid
toevalsfouten?
tussen
betrouwbaar- - Validiteit = Meet test wat hij beoogt te meten? → Is hij vrij van systematische bias?
heid en o Inhoudsvaliditeit = Zijn items representatief voor inhoud van construct?
validiteit ▪ 2 bedreigingen:
uitleggen,
alsmede de
• ‘’Vreemde’’ items = Afkomstig uit of beïnvloed door ander domein.
verschillende • Ondervertegenwoordiging = Als één of meer deeldomeinen niet of
vormen en veel minder dan andere deeldomeinen voorkomen in test.
bedreigingen
o Criteriumvaliditeit = Kunnen we op basis van test gewenst criterium voorspellen?
van
betrouwbaar- ▪ 2 soorten criteria
heid en • Puur praktisch = Inhoud test doet er weinig toe: alles wat
validiteit (test- voorspelling helpt is welkom.
hertestbetr-
ouwbaarheid,
Vb. schoolsucces, IQ-test
interne • Andere maat voor zelfde construct = ‘’Bewijs’’ dat je test meet wat
consistentie, hij moet meten: goed gevalideerde test als criterium voor nieuwe
inhouds-,
criterium- en
test.
construct- o Constructvaliditeit = Zijn de relaties van test met andere constructen in
validiteit). overeenstemming met verwachtingen?
▪ Bij nieuwe test voor depressie verwachten we hoge correlaties met:
• Gevalideerde tests voor zelfde begrip (andere depressietests).
• Maten voor verwante begrippen.
▪ En we verwachten geen of lage correlaties met:
• Maten voor niet-verwante of storende begrippen.
Vb. IQ, sociale wenselijkheid
- Normen = Vanaf welke score noemen we iemand depressief?
➔ Hoe hoog is een testscore in vergelijking met die van anderen?
o Standaardscores (z-scores) = Hoeveel standaarddeviaties ligt score onder of boven
gemiddelde?
o Percentielscores = Hoeveel % heeft een even hoge of lagere score op de test?
➔ Hoe vinden we grenswaarden voor beslissingen op basis van test?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joellevos. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35  48x  sold
  • (15)
Add to cart
Added