1.1 De opzet van de kennisbasis
In de kennisbasis taal wordt beschreven wat een leraar basisonderwijs moet weten om goed taalonderwijs te
kunne geven op de basisschool. Negen taaldomeinen:
1. Mondelinge taalvaardigheid
2. Woordenschat
3. Beginnende geletterdheid
4. Voortgezet technisch lezen
5. Begrijpend lezen
6. Stellen
7. Jeugdliteratuur
8. Taalbeschouwing
9. Spelling
Per domein belangrijkste kenmerken beschreven aan
de hand van vier invalshoeken:
1. De leerinhoud
Wat is de leerinhoud? Hierin wordt beschreven wat
de basisschoolleerling moet weten en kunnen in een
bepaald domein (kerndoelen en tussendoelen).
2. De domeindidactiek
Hoe wordt de leerinhoud onderwezen? De manier
waarop je de leerinhoud van een bepaald domein aan
de kinderen onderwijst. De vaardigheden van de
leerkracht voor het geven van goed onderwijs.
3. Het fundament
Wat is het fundament onder de leerinhoud?
Achtergrondkennis van elk domein. Soms gaat het om
wetenschappelijke kennis, maar ook om
maatschappelijke kennis.
4. Taaldidactiek en taalbeleid
Wat zijn de algemene taal didactische principes?
Verschillende manieren waarop je taalonderwijs kunt
geven of hoe je als basisschool beleid kunt
ontwikkelen op het gebied van taal.
2. Taalonderwijs en taal
Een taalronde is een manier van werken waarin veel
domeinen van het taalonderwijs samenkomen.
2.1 Taalonderwijs
2.1.1 Belang taalonderwijs
In alle situaties in het dagelijks leven waarin kinderen
in contact komen met anderen ontwikkelen ze hun taalvaardigheid. Vijf argumenten om apart onderwijs te
geven in taal:
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan. De school is de plaats waar je leert lezen en
schrijven. Schriftelijke taalvaardigheid wordt niet zomaar geleerd.
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen maken.
1
, 3. Op school leer je een heel ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van taalonderwijs.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, moet je daar apart aandacht aan
besteden.
2.1.2 Taalonderwijs op de basisschool
Bij het taalonderwijs ligt de nadruk sterk op het schriftelijke taalgebruik en vaak staat de taalvorm centraal: hoe
schrijf je woorden, hoe zijn woorden opgebouwd of hoe zitten zinnen in elkaar? Als leerkracht ben je sterk
gericht op het aanleren van het correct taalgebruik. Lesgeven met een methode: traditioneel taalonderwijs.
Onderverdeling taalonderwijs:
• Mondeling taalonderwijs
• Schriftelijk taalonderwijs
• Taalbeschouwing, waaronder strategieën
Verdeling in de Kennisbasis:
• Mondelinge taalvaardigheid
Spreken, luisteren en voeren van allerlei mondelinge gespreksvormen staan centraal. Het gaat erom dat
kinderen ervaring opdoen met bepaalde mondelinge taalvormen en dat ze leren om bepaalde spreek- en
luisterstrategieën te leren hanteren. Dit domein wordt ook wel aangeduid als spreken en luisteren.
• Woordenschat
Gaat om het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen en spreekwoorden.
Ook strategieën om achter de betekenis van onbekende woorden te komen.
Door het leren van nieuwe woorden ontwikkelen kinderen ook hun spreek- en luistervaardigheid.
• Beginnende geletterdheid
Het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en te gebruiken. Hierin worden drie stadia onderscheiden.
1. Ontluikende geletterdheid: voorschoolse periode (0-4 jaar)
2. Beginnende geletterdheid: ontwikkeling geletterdheid groep 1 t/m 3.
3. Gevorderde geletterdheid: periode na groep 3.
Beginnende geletterdheid is geen domein van taalonderwijs, maar een bepaalde fase in de ontwikkeling van de
geletterdheid. Een belangrijk onderdeel van het onderwijs in beginnende geletterdheid is het leren lezen in
groep 3. We noemen dit ook wel aanvankelijk lezen.
Aanvankelijk lezen: leren lezen in groep 3, beginselen van het leren lezen aanbrengen.
Voortgezet lezen: leesonderwijs na groep 3.
• Voortgezet technisch lezen
Technisch lezen onderdeel voortgezet lezen. Kunnen ontcijferen van de letters en hardop lezen van de
woorden. Wordt ook aandacht besteed aan efficiënte leesstrategieën. Doel: de vaardigheid van het decoderen
van teksten vergroten (vlot en nauwkeurig lezen, niet begrijpen).
• Begrijpend lezen
Andere vorm van voortgezet lezen is begrijpend lezen. Gaat om begrijpen van de tekst, achterhalen van de
bedoeling.je kunt erachter komen of een kind een tekst begrepen heeft door het stellen van vragen over de
betekenis van woorden en uitdrukkingen, de verbanden in een tekst of de bedoeling van de schrijver.
• Stellen
Schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten, ervaringen en waarnemingen kunnen weergeven in de
vorm van verschillende soorten teksten. Ze moeten weten hoe je te werk kunt gaan bij het schrijven en wat de
regels en kenmerken zijn van een taalmethode.
• Jeugdliteratuur
Lezen van literaire teksten staat centraal. (Literair zowel informatief als fictie). Heeft als doel om de kinderen in
aanraking te brengen met verschillende literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en ze te laten
genieten van het lezen van jeugdboeken). Andere benamingen: belevend lezen, waarderend lezen of
leesbevordering.
2
, • Taalbeschouwing
Kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop iets is verwoord en het gebruik van taal. Het
gaat erom dat kinderen in de vorm van de taal bijzonderheden en regelmaat ontdekken. Traditionele
grammatica (belangrijk onderdeel): zinsontleding. Andere benaming: taalstructuur of kijken naar taal.
• Spelling
Gaat erom dat kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen schrijven en de belangrijkste
spellingsregels kunnen toepassen. Hanteren van regels en interpunctie ook belangrijk.
2.2 Het taalsysteem
2.2.1 Functies van taal
Taal heeft verschillende functies voor mensen. We maken onderscheid tussen:
- De communicatieve of sociale taalfunctie
- De conceptualiserende of cognitieve taalfunctie
- De expressieve taalfunctie
De communicatieve of sociale taalfunctie
Doormiddel van taal kunnen we contact maken met andere mensen. We gebruiken taal als
communicatiemiddel. Een spreker wil steeds een boodschap doorgeven aan een hoorder. We spreken ook wel
van de sociale functie van taal (gaat om interactie tussen mensen).
Sociale taalfuncties:
- Zelfhandhaving: jezelf beschermen en verdedigen.
- Zelfsturing: handelen ordenen met woorden en plannen aankondigen.
- Sturing van anderen: gedrag van andere beïnvloeden.
- Structurering van gesprek: gebruik van taal om gespreksverloop te beïnvloeden.
De conceptualiserende of cognitieve functie
Je gebruikt taal als een hulpmiddel om gedachten te ordenen en greep te krijgen op de werkelijkheid. Dat merk
je als je je mening moet geven over een onderwerp waar je niet al te veel van afweet (niet direct een mening
paraat). Ook wel cognitieve functie van taal genoemd (met behulp van taal verwijzen naar de betekenissen en
concepten uit de werkelijkheid). Drie cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren: de meest eenvoudige cognitieve taalfunctie. Je hebt iets meegemaakt en vertelt erover
(benoemen, etiketteren, beschrijven of vergelijken).
- Redeneren: bewerken van de gebeurtenis door extra denkstap in te bouwen.
Bijvoorbeeld: gebeurtenis chronologisch ordenen, conclusies trekken, relatie leggen tussen middel en
doel, relaties leggen oorzaak gevolg, voorstel doen om probleem op te lossen.
- Projecteren: proberen te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand anders.
De expressieve taalfunctie
Taal wordt gebruikt als expressiemiddel: gevoelens uiten etc.
2.2.2 De verschillende niveaus van taal
Menselijke taal onderscheidt zich van andere taalsystemen doordat het gebonden is aan bepaalde regels. Je
kunt als taalgebruiken fouten maken op veel manieren. Dat komt omdat de taal een systeem is dat is
opgebouwd uit allerlei elementen: klanken, woorden, zinnen, teksten. Voor het samenvoegen van die
elementen zijn er regels.
Niveau Regels voor
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
Syntactisch niveau Volgorde van woorden
Semantisch niveau Betekenis
Pragmatisch niveau Gebruik
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Suzanne110. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.