100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Onderwijskunde als ontwerpwetenschap deel 1 en 2 $8.03   Add to cart

Summary

Samenvatting Onderwijskunde als ontwerpwetenschap deel 1 en 2

 105 views  9 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een samenvatting van Onderwijskunde als ontwerpwetenschap deel 1 en Onderwijskunde als ontwerpwetenschap deel 2, van Martin Valcke. Het bevat de tentamenstof voor PW jaar 1.

Preview 4 out of 83  pages

  • No
  • Alles behalve h2
  • January 18, 2020
  • 83
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
H1 Onderwijswetenschappen Samenvatting


Onderwijskunde als wetenschap heeft als object van studie ‘leren en instructie’.

Actoren = concrete persoenen (bijv. individuele leerlingen) of organisaties die ze
vertegenwoordigen of de organisatie zelf
Processen = zaken die over de tijd heen verlopen, zoals leerprocessen en
instructieprocessen
Variabelen = kenmerken die verschillende ‘waarden’ kunnen hebben (moedertaal
kan verschillen, leerprestaties, leeftijd leerkracht)

Een eerste ordening van actoren processen en variabelen:




Aggregatieniveaus
 Microniveau: heeft betrekking op een concrete leer- en instructiesituatie of op
een specifieke lerende. (Een klas)
 Mesoniveau: heeft betrekking op een school, faculteit, instelling, organisatie,
bedrijf.
 Macroniveau: omvat alles wat een compleet systeem beïnvloedt
(onderwijsbeleid, regelgever) en dus een invloed heeft op het micro- en
mesoniveau.
o In politiek wordt macroniveau vaak aangepakt
o Context speelt op macroniveau een hele grote rol

Belangrijke dimensies in het onderwijskundig referentiekader (State-of-the-
artmodel):
 Actoren:
o Al dan niet georganiseerde personen of geïnstitutionaliseerde
personen, zoals leerlingen, ouders, schoolbestuur, vakbonden, politiek,
onderwijsorganisaties.
o De actoren zijn belangengroepen (stakeholders) die bepaalde rollen op
zich nemen.
o Kenmerken van actoren: actoren brengen kenmerken mee die hun
input, standpunt, rol, taak en mogelijkheden beinvloeden. Het zijn geen
neutrale spelers.

, o Begeleiding van actoren: de formele of informele voorzieningen die
actoren ondersteunen in hun rol/taak/betrokkenheid bij het primaire
leer- en instructieproces.
 Aggregatieniveaus
o Microniveau: klas, groep, directe interactie tussen de lerende en
instructieverantwoordelijke
o Mesoniveau: organisatie-eenheid zoals school, instelling, universiteit
o Macroniveau: maatschappij, politiek, inrichtende machten/bestuur
 Organisatie
o De impact van actoren, variabelen en processen bij leren en instructie
is beïnvloed door organisatieaspecten, zoals beschikbare tijd, fysieke
ruimtes, beschikbare budget en infrastructuur.
 Didactisch handelen
o De concrete activiteiten die actoren (meestal de
instructieverantwoordelijke) opzetten om leeractiviteiten uit te lokken. 
Instructieactiviteit
o 5 componenten van didactisch handelen:
 Doelstellingen
 Leerstof
 Instructieactiviteiten/didactische werkvormen
 Media
 Toetsing
 Leeractiviteiten
o Men verwacht dat leerlingen bepaalde gewenste leeractiviteiten
vertonen die aansluiten bij het didactisch handelen. Deze
leeractiviteiten kunnen impliciet of expliciet worden uitgelokt  veel is
afhankelijk van formele of informele karakter van de onderwijskundige
setting
 Context
o Alle invloeden die buiten de instructiesetting staan, maar rechtstreeks
of onrechtstreeks onderwijskundige thema’s beïnvloeden.
 Onderwijsvakbonden, politici

Meta-analyses = studies die de resultaten van andere studies samenvatten, onder
meer over de vraag of bepaalde aspecten een bepaald effect hebben of niet
 Effect size = effectgrootte = d
o Vertelt iets over de relevantie van significante verschillen
o d = 0.20 = klein
o d = 0.50 = gemiddeld
o d = 0.80 = groot
o VB: d = 0,29  een 0,29 standaarddeviatie boven het gemiddelde
o Berekenen:
 Effect size = (gem. experimentele groep – gem. controle groep) /
standaarddeviatie populatie
 Significantiewaarde = p
o De mate waarin het vastgestelde verschil aan toeval te wijten is
 Hoe kleiner p, hoe kleiner de kans dat het vastgestelde verschil
aan toeval te wijten is

,Kritiek van Hattie op effect size, redenen:
 Er is onderzoek naar interventies dat duidelijk aangeeft dat effecten negatief
zijn.
 We moeten beseffen dat, los van een interventie of alternatieve aanpak,
leerlingen van nature evolueren en bijleren  maturiteitseffecten
o Effect sizes tot 0.2 beschouwt Hattie als ontwikkelingseffecten, dus niet
van belang
 Wanneer leerkrachten op een bewuste manier hun onderwijs aanpassen aan
een alternatieve experimentele interventie zal er altijd sprake zijn van een
invloed, omdat men betrokken is bij de instructie  leerkrachteffect (ook d =
0.20)
 Dus alle effect sizes tot d = 0.40 zijn toe te wijzen aan
ontwikkelingsinvloeden/leerkrachteffecten.  Pas vanaf d = 0.40 zijn effect
sizes interessant voor de onderwijskundige praktijk


MICRONIVEAU




Leren en instructie is een concrete, direct observeerbare activiteit op microniveau. 
Directe interactie tussen instructieverantwoordelijke en lerende

Actoren hebben bepaalde kenmerken  kenmerken van
instructieverantwoordelijken spelen duidelijke rol en beïnvloeden
leerprestaties van lerenden:
 Vooral verwachtingen van leraren is een van de krachtigste kenmerken (op
basis van bijv. opleiding ouders of migratieachtergrond)
 Gebruik van onderwijstechnologie in de klas  blijkt vooral niet opgepikt te
worden door leraren met gebrek aan zelfvertrouwen, een gebrek aan training
in het technische gebruik van IT en gebrek aan professionalisering in het
onderwijsgerichte gebruik ervan
 Beliefs met betrekking tot leren en instructie

Kenmerken van leerlingen ook centrale rol bij ontwerpen van instructie op
microniveau:

,  Beliefs op gebied van leren en instructie  ze verwachten dat er op een
bepaalde manier wordt lesgegeven
 Leeftijd, geslacht, SES
 Kenmerken met betekenisvolle impact op leerresultaten (d>0,40):
o Voorkennis, eigen inschatting leerprestatie, zelfconcept, concentratie,
motivatie, gewicht bij vroeggeboorte, vroege interventies, voorschools
programma

Naast persoonlijke variabelen (motivatie, zelfperceptie, zelfregulatie, geslacht, ed.)
en omgevingsvariabelen (klasgrootte, leerkracht, gedrag, instructiestijl, ed.) zijn er
ook intellectuele variabelen (werkgeheugen, leerstijl, cognitieve stijl,
leerstoornissen, ed.). Via dit laatste merk je dat ook context van de school en de
leerling duidelijke invloed hebben.

In de onderzoeksliteratuur staat 1 variabele centraal wanneer het over kenmerken
van leren gaat; motivatie.  Cruciaal in deze discussie is de vraag: zijn leerlingen
an sich niet gemotiveerd of heeft het te maken met de instructiesetting

Motivatie blijkt samen te hangen met de leeftijd van leerlingen (hoe ouder, hoe lager
de motivatie) en met de ouderlijke betrokkenheid (hoe hoger, hoe hoger de
motivatie). Ook leerkrachten en peers beïnvloeden motivatie en aangepaste
strategieën zoals coaching versterken de motivatie.

Motivatie hangt rechttoe rechtaan samen met leerprestaties en is dus een belangrijk
kenmerk van lerenden bij het ontwerpen van instructie.
 Intrinsieke motivatie (eigen keuzes en interesses) hangt samen met
kwalitatieve kenmerken van leerprestaties
 Extrinsieke motivatie (beloningen, punten) hangt samen met kwantitatieve
kenmerken van leerprestaties
 Naast motivatie speelt ook de begeleiding van lerenden een rol

M-decreet = onderwijs inclusief voor kinderen met handicap, beperking of stoornis

Context
Context speelt een duidelijke rol.
Context is het geheel van instructie-externe variabelen/processen dat het ontwerpen,
ontwikkelen en uitvoeren van instructie beïnvloeden.
 Op microniveau is context vooral processen en variabelen die lerenden
meebrengen als een ‘rugzakje’ naar de instructiecontext
 Taalbeheersing van het Nederlands en de moedertaal is verantwoordelijk voor
grote verschillen aan de start van het onderwijs

Leeractiviteiten worden beschouwd als een gevolg van instructieactiviteiten. Deze
relatie is wederkerig  in bepaalde opvattingen over leren en instructie kan namelijk
de leeractiviteit het startpunt zijn van een instructie: ze starten de leeractiviteiten en
beïnvloeden de instructieactiviteiten en de plaats en rol van de
instructieverantwoordelijke.

Er moet een goede samenhang zijn tussen de instructieactiviteiten (het didactisch
handelen) en de leeractiviteiten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmas20. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.03  9x  sold
  • (0)
  Add to cart