Deze samenvatting bevat gemakkelijke voorbeelden, duidelijke uitleg, tekeningen, eventuele verwijzingen naar het boek, belangrijke kernzinnen en kernwoorden.
Het hele boek heb ik samengevat.
This document contains all the info, but is not clear and has a lot of spelling errors and other grammatical errors, sometimes also strange sentence structure. These three factors make it difficult to learn smoothly and to keep an overview.
Show more reviews
Seller
Follow
sera-acar
Reviews received
Content preview
Ontwikkelingspsychologie
H1 Het terrein van de ontwikkelingspsychologie
Ontwikkeling= kunnen we typeren als het doorlopen van een reeks toestanden, dit proces
moeten we stapsgewijs en in een vaste volgorde doorlopen.
Ook kunnen we ontwikkeling associëren met verandering, vooruitgang, rijping, groei,
differentiatie en leren. (biologisch afkomst, ze verwijzen naar processen die kenmerkend zijn
voor de soort)
Verandering en vooruitgang en progressie zijn 2 essentiële kenmerken van ontwikkeling.
Ontwikkeling laat zich als een getrapt proces beschrijven waarin elke volgorde trede op
een hoger ‘niveau’ staat en meer op het eindresultaat lijkt dan de trede die eraan
voorafging.
Kenmerken van ontwikkeling zijn:
1 een getrapt proces waarbij elke volgende trede op een hoger niveau staat.
2 rijping door groei (van klein naar groot) en differentiatie (van eenvoudig naar complex)
3 leren
Rijping= blijvende fysieke of psychologische verandering als gevolg van biologische
groeiprocessen. / verandering en vooruitgang op het niveau van groei ( van klein naar groot) en
differentiatie ( van eenvoudig naar complex).
DUS: Het gaat om lichamelijk groei.
suggereert verandering en vooruitgang op 2 niveaus:
1. van klein naar groot (groei)
2. van eenvoudig naar complex (differentiatie)
Leren verwijst naar het verweven van kennis en vaardigheden op basis van ervaring. die
ervaring doen we op door actief in contact te treden met de omgeving. (kennis, inzicht en
vaardigheden)
De ontwikkelingspsycholoog richt zich op de algemene kenmerken van ontwikkeling en
concentreert een ander op individuele verschillen, veroorzaakt door bepaalde factoren.
Prepuberteit= 11-14 jaar adolescentie
Puberteit 14-18 jaar
Puberteit volgens freud=12-19 jaar
Babyperiode
We spreken van een baby of zuigeling zolang het kind nog niet loopt.
- het groei en ontwikkelingstempo heel hoog vooral op motorisch gebied.
- een van de belangrijke ontwikkelingen in het eerste leerjaar is het ontstaan van de eerste
hechtingsgedrag= gedrag van het jonge kind dat gericht is op het verkrijgen of handhaven van
de beschikbaarheid en nabijheid van de gehechtheidsfiguur.
- afhankelijk van zorg en bescherming.
Peuterperiode
- de peuter is ondernemend en zelfbewust. (autonoom)
- nieuwe vaardigheden leren zorgt voor toename van verkenningsmogelijkheden en leerervaringen
belangrijkste is taalontwikkeling zorgt voor toenemende sociale en communicatieve
vaardigheden.
- denkt en handelt egocentrisme= piagets term voor het onvermogen om zich te verplaatsen in
het standpunt van anderen.
1
,Kleuterperiode
- meer gericht op andere kinderen. (sociale ontwikkeling neemt toe)
- beschikt meestal over een rijke fantasie.
- het accent verschuift van spelen naar leren.
Schoolperiode
- cognitieve ontwikkeling staat centraal.
- naast school en buurt komen veel schoolkinderen via sport of hobby met andere kinderen en
volwassenen in contact. (sociale contacten verbreden zich)
Adolescentie
het begin van de adolescentie wordt ingeluid door de puberteit= de periode van geslachtsrijping.
Na de adolescentie periode spreekt men van de term jongvolwassenen.
- lichamelijke verandering door puberteit.
- begin seksuele belangstelling.
- identiteitsontwikkeling
Tijdens de 17de en 18de eeuw was de belangstelling voor kinderen als aparte groep met specifieke
behoeften en mogelijkheden niet zo.
Wetenschappers uit het verleden die zich voor kinderen gingen interesseren:
1 de verlichte filosofen Locke en Rousseau
- Locke’s tabula rasa-principe= elk kind komt als een ongeschreven blad ter wereld, zonder
noemenswaardige erfelijke bagage en dat de opgedane ervaringen bepalend waren voor de
verdere levensloop. behaviorisme.
- strikte opvoeding die uiteindelijk resulteren in optimale zelfdiscipline en vorming van de geest.
-Rousseau geloofde sterk in de aangeboren natuurlijke goedheid van de mens. (gevoel)
Kind heeft volgens hem slechts ruimte, respect en stimulans nodig hebben en zo min mogelijk de
beknotting of correctie van zijn opvoeder zou moeten ervaren.
2 het eerste onderzoek naar kinderen door de bioloog Darwin
- ontwikkelaar van de evolutietheorie, de origins of species.
Babybiografie= een gedilateerd observatieverslag van het gedrag van een baby over een zekere
tijdsperiode.
Experimenten= moeten voldoen aan bepaalde eisen: streven naar waarheid, objectiviteit en
rationaliteit/meetbaarheid.
Correlatie= een verband of samenhang tussen twee factoren aan tonen door middel van
experimenten.
Operationaliseren= de eigenschap zodanig kunnen vertalen dat er meetbare gegevens aan
gekoppeld kunnen worden. VB: agressie dit kunnen we omzetten in observeerbare gedragingen:
schoppen, slaan, maar ook of iemand zijn uitspraken.
Betrouwbaar en valide= hieraan moet een eigenschap voldoen/ een eigenschap vertalen in
meetbare gegevens.
-Betrouwbaarheid wil zeggen dat de meting, ongeacht het tijdstip en de persoon die de meting
verricht, steeds het zelfde resultaat oplevert.
- valide wil zeggen dat het meetinstrument ook daadwerkelijk meet wat het moet meten. VB: meet
het instrument wel de eigenschap waarvoor het bedoelt is.
3 technieken waarmee gegevens van kinderen wojhnorden verzameld:
1 observatie
2
,2 interview
Open interview, gestructureerd interview.
3 vragenlijst
2 soorten onderzoeksmethoden:
1 dwarsdoorsnedeonderzoek
Methode om een ontwikkelingseffect te meten door op 1 meettijdstip minstens 2 groepen van
verschillende leeftijd met elkaar te vergelijken.
Cohorteffect= invloed van een maatschappelijke gebeurtenis die specifiek is voor een bepaald
cohort.
Cohort= een groep mensen die in eenzelfde periode geboren zijn en als leeftijdsgroep dezelfde
maatschappelijke en culturele ontwikkelingen meemaken.
Nadelen:
-we kunnen niets zeggen over de individuele ontwikkeling.
-niet met zekerheid kunnen vaststellen in hoeverre het aangetroffen verschil tussen
leeftijdsgroepen kenmerkend is voor de ontwikkeling of het gevolg is van een specifieke
gebeurtenis die op de ene cohort wel van invloed is en voor de andere cohort niet.
Voordelen:
- snel en goedkoop
2 longitudinaal onderzoek
Methode om een ontwikkelingseffect te meten door 1 groep van dezelfde leeftijd op minstens 2
meettijdstippen met zichzelf te vergelijken.
- deze methode maakt het mogelijk om de ontwikkeling van het individu te volgen.
Nadelen:
- onderzoek is kostbaar, tijdrovend
- praktische problemen opleveren zoals proefpersonen kwijtraken steekproef is dan niet meer
representatief
Voordelen:
- geen verwarring ontwikkeling en cohorteffect
- individuele ontwikkeling zichtbaar
Ontwikkelingsgebieden:
Hieronder staan voorbeelden per verschillende leeftijden uitgelegd.
1 Fysiek (veel bewegen en met de mond ontdekken)
2 Cognitief (denken/geheugen en taal en organiseren van het denken)
3 Sociaal-emotioneel ( kennis maken met andere kinderen, andere vorm van spelen)
4 Persoonlijkheid (egocentrisme, karakter, autonomie, identiteit)
5 Seksueel (genot, denk aan borstvoeding)
H2 ontwikkelingspsychologische theorieën
Een steeds terugkerende kwestie binnen de ontwikkelingspsychologie is de vraag of gedrag en
ontwikkeling bepaald word door aangeboren, biologische factoren of bepaald worden door
omgevings- en ervaringsfactoren.
- Inmiddels is het duidelijk geworden dat zowel aanleg als omgeving bij de ontwikkeling een
belangrijke rol spelen, maar de ene theorie legt meer nadruk op aanleg en de andere op de
omgeving.
In de 21ste eeuw is de aandacht voor de biologie/aanleg weer sterk toegenomen.
Nativisten= aanleg psychologen.
Dergelijke theorieën beschrijven de ontwikkeling van kind tot volwassene in
afzonderlijke leeftijdsfasen of stadia. Daarbij word aangenomen dat elk individu deze
stadia zal doorlopen en dat ontwikkeling een universeel proces is.
De nurture-theorieën waartoe het behaviorisme en de sociale leertheorie behoren, kun
je GEEN ontwikkelingspsychologie noemen omdat de processen die worden beschreven
bij kids niet anders verlopen dan bij volwassenen.
3
, De omgevingspsycholoog veronderstelt een geleidelijke toename van vaardigheden en heeft het
gedragspatronen die langzaam maar zeker inslijten, maar maakt GEEN onderscheid tussen de
verschillende leeftijdsfasen.
Freud heeft een enorme invloed gehad op de psychologie en psychiatrie in de jaren 60:
- hij gaf een impuls aan het denken over de invloed van vroegkinderlijke en deels onbewuste
ervaringen op latere volwassen persoonlijkhied.
-openheid waarmee hij de rol van seksualiteit benadrukte en het feit dat bij jonge kinderen seksuele
behoefte veronderstelde.
Hij zag de mens als een vat vol driften, met name seksuele driften.
Belangrijke kernbegrippen= es, ich en über-ich.
Es= is in het latijn Id. het es heeft 1 belangrijk doel namelijk de driften zo spoedig mogelijk te
bevredigen.
Ich/ego= vormt het realistische element in de persoonlijkheid. Het probeert de driftimpulsen uit te
stellen of om te zetten in gedrag dat wel door de omgeving geaccepteerd word. VB: zo spoedig
mogelijk je driften bevredigen anders afkeuring of straf.
Über-ich= een innerlijke rechter die ons ingeeft wat goed of fout is. (het geweten of morele
standaard) VB: schuld en schaamte gevoels komen hieruit.
Es en uber-ich hebben dus tegenstrijdige belangen en het ich treedt als bemiddelaar
tussen de 2 op.
De ontwikkelingsmodel van freud:
deze laten zien hoe het es, ich en uber-ich ontstaan, zich tot elkaar verhouden en uiteindelijk
evenwicht vinden in de volwassen persoonlijkheid dit begint allemaal met seksuele energie
libido genaamd van het es.
5 psychoseksuele stadia waarvan de naam naar de zone verwijst die het kind in die fase
lustgevoelens heeft en waar de seksuele energie op richt:
1 orale fase (0-1)
2 anale fase (1-3)
3 fallische fase (3-6)
4 latentiefase (6-12)
5 genitale fase (12+)
Freud stelt dat wanneer een bepaalde fase niet goed verliep, het individu als
volwassenen problemen zou ondervinden die nog altijd de fase weerspiegelen waarin ze
ontstaan waren. fixatie.
Orale fase= het centrum van lustgevoelens is de mond en de bevrediging van libido vind plaats via
zuigen en eten. Orale fixatie kan ontstaan doordat het kind te vroeg van de moederborst word
afgehaald. Fixatie= spenen.
Anale fase= erogene zone is de anus. Het kind geniet van de controle over de sluitspier: vrijgeven
of ophouden.
In deze fase komt het ich in actie het kind gehoorzaamt en word zindelijk.
Fallische fase= erogene zone is het genitale gebied. Peuters en kleuters beleven prettige gevoelens
door masturbatie. In deze fase voelen kinderen zich sterk aangetrokken tot de ouder van het
andere geslacht. En van het zelfde geslacht word als rivaal gezien die hen jaloers en vijandig
maakt.
Bij jongens leidt dit tot castratieangst. Dit innerlijke conflict is het oedipuscomplex dat slechts
opgelost kan worden wanneer de zoon zich met de vaderfiguur gaat identificeren.
De meisjes hebben elektracomplex= het gemis van een penis. meisjes zouden de penis missen
en jaloers zijn op de vader die er wel 1 heeft penisnijd.
Een belangrijk gevolg van het identificatieproces is dat het kind de morele waarden van
de ouder eigen maakt in deze fase komt het uber-ich, de gewetensvorming tot
ontwikkeling.
Latentiefase= latent betekent onzichtbaar aanwezig of sluimerend. Seksuele gevoelens worden
onderdrukt en gekanaliseerd. Het kind gebruikt de ruimte en tijd vooral om zich in sociaal en
cognitief opzicht te ontwikkelen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sera-acar. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.27. You're not tied to anything after your purchase.