Hoofdstuk 1: oriëntatie op het beroep KNF.
Het vak KNF is ontstaan in de jaren 30 van de 20 ste eeuw.
KNF is op patiëntenzorg gericht onderzoek m.b.t. de fysiologie, van het functioneren van het
zenuwstelsel. Het vak bestond eerst vooral uit de elektrofysiologie van de hersenen EEG perifere
zenuwen en spieren EMG. Later breide dit uit tot vasculaire diagnostiek van de hersenen duplex, oog
ENG.EOG, ERG en de meting van impulsgeleiding door de hersenen en het ruggenmerg SSEP VEP
BAEP MEP. Nieuwe technieken zijn de magneto-encefalografie MEG, event related potentials ERP
laser en contact heat evoked potentials LEP en CHEP.
Meest voorkomende onderzoeken:
EEG/ elektro-encefalografie: de registratie van de elektrische activiteit van de hersenschors.
EP / evoked potentials: een van het EEG afgeleide onderzoeksmethode, waarbij de reactie van de
hersenen en zenuwbanen op toegediende zintuigprikkels onderzocht wordt.
EMG / elektromyografie: registratie van de elektrische activiteit van de spieren, waarbij onderzoek
wordt gedaan naar de kwaliteit van de bijbehorende zenuwbanen.
Ultrageluidonderzoek/ echografie doppler: de richting en stroomsnelheid van het bloed in
verschillende bloedvaten gemeten. Met echografisch onderzoek wordt de topografie van de
bloedvaten zichtbaar gemaakt.
Echo perifere zenuwen: m.b.v. ultrageluid onderzoek kun je oppervlakkige zenuwen in beeld
brengen. Je kijkt naar de structuur van de betreffende zenuw.
Oogonderzoek: onderzoek waarbij je veranderingen van het retina potentiaal ERG/EOG en het
samenspel tussen oogbewegingen en het evenwichtssysteem ENG VNG te onderzoeken.
PSG / polysomnografie: onderzoek waarbij gedurende de nacht hersenactiviteit EOG/EMG /ECG AH
saturatie wordt gemeten. Doel is de relatie van de verschillende parameter vast te leggen en een
oorzaak te vinden van de aard van de slaapstoornis.
Een laborant voert de onderzoeken zelfstandig uit maar deels heb je ook een assisterende functie.
Ook behoren de administratieve taken tot je verantwoordelijkheid.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid licht bij de medische hoofd van de afdeling.
EEG:
Het EEG onderzoek is de basis van het vak KNF. Op sommige afdelingen wordt er een EEG gedraaid
tijdens een hart OK of tijdens OK’s waar de elektroden direct in de hersenen (corticografie) worden
geplaatst zoals diepte-elektroden. Deze elektroden worden gebruikt bij langdurige registraties.
In de tweede helft van de 19de eeuw beschreef een aantal onderzoekers dat het mogelijk is om
elektrische activiteit te registreren bij een geopende schedel.
In 1929 schreef hans berger een artikel waar hij elektrische activiteit kon registreren bij een gesloten
schedel m.b.v. elektroden.
Hij onderscheidde hierbij 2 golven: langzame alfa golven 10-11Hz en snellere bèta golven 20-30Hz
Hierna publiceerde hij gegevens van EEG’s bij verschillende ziektebeelden en bij verschillende
omstandigheden (slaap, doezel, ect)
In NL werden in 1950 de eerste EEG gedraaid. Prof Storm en Dr. Magnus waren de initiatief nemers
tot het maken van een eenjarige opleiding tot egoïst.
Voor het opdoen van kennis moest men gebruik maken van wetenschappelijke publicaties en
voordrachten.
De eerste apparaten registreerden analoog. Een nauwkeurige ijking was hierdoor zeer belangrijk
omdat de apparaten niet zo stabiel waren. Rond 1960 kwamen er transistortoestellen die compacter
en stabieler waren. Later kwamen er chips en dus ook Pc’s
, 2
EEG = De registratie van de in de hersenen optredende veranderende elektrische
spanningsverschillen, die na versterking worden vast gelegd.
Deze potentiaalveranderingen worden opgevangen door elektroden. (kleine metalen plaatjes)
Om een patiënt zo goed mogelijk te laten ontspannen wordt er in een liggende houding
geregistreerd. Het rustbeeld met de ogen dicht wat geregistreerd wordt geeft je een beeld over het
functioneren van de hersenen. In normale gevallen zie je een regelmatig golvend patroon met een
frequentie aantal golven per sec. Van ongeveer 10Hz.
Ook worden er veranderingen geregistreerd bv. Ogen open hv of lichtflitsprikkels. Bepaalde
verschijnselen in het EEG kun je hiermee verduidelijken of juist ontstaan na de opdracht.
EEG’s worden zowel op de afdeling in her ziekenhuis als op de operatiekamer gedraaid.
EEG’s worden meestal door laboranten beschreven, de medische eindverantwoordelijkheid licht bij
de klinische neurofysioloog. Deze stelt het definitieve verslag op en legt de conclusie vast.
Evoked potentials:
M.b.v. de techniek kan je ook andere onderzoeken uitvoeren zoals registratie van evoked potentials
of evoked respons.
De patiënt krijgt zintuiglijke prikkels lichtflitsen geluid- gevoel prikkels, waardoor d.m.v.
middelingtechniek kleine potentialen zichtbaar worden gemaakt.
VEP Visual evoked potentials zijn potentiaalverschillen die na stimulatie van de netvlies retina
zichtbaar zijn boven het achterste deel van de hersenen waar de informatie uit onze ogen wordt
verwerkt.
Vergelijkbaar zijn BEAP brainstemauditory evoked potentials reactie op geluidsprikkel, of de SSEP
somatosensory evoked potentials elektrische prikkeling van een zenuw in de arm of been, die
allemaal in gespecialiseerde hersengebieden worden verwerkt en zichtbaar kunnen worden gemaakt.
Bij een MEP motor evoked potential wordt een deel van de hersenen van buitenaf gestimuleerd en
een reactie in de arm of been opgewekt.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een grote spoel die bij de schedel wordt gehouden. Deze werkt
door elektromagnetische inductie stroompje op/in de hersenschors.
EMG:
Neuromusculaire ziekten van zenuw en spier zijn een specialistisch velt binnen de KNF.
De elektromyografie registreert de elektrische activiteit in de spieren.
In 1786 de 18de eeuw deed Galvani proeven met elektrische stroom. Zijn tijdgenoot volta legde de
basis voor elektriciteitsleer, hier is onze maat voor elektrische spanning naar vernoemd. Het EMG is
mede door de vele zenuwletsels versneld ontwikkeld.
De ontwikkelingen hebben het mogelijk gemaakt om metingen te doen aan diepgelegen delen van
zenuwen. Er kan onderzoek worden gedaan naar reflexen van de geleiding van spierweefsels of naar
de reflex overgang spier – zenuw.
De naald die nu nog gebruikt wordt komt uit 1925. De steriele naald bevat aan de punt de elektrode
en vangt daarmee de activiteit op vanuit een klein gebied van de spier. Meestal 1 of meer
spiervezels.
Bij het zenuw geleidingsonderzoek wordt nu gebruik gemaakt van oppervlakte elektroden.
Ook bij de EMG treden er potentiaalverschillen op, dit heet actiepotentiaal. Dit hebben het eeg/emg
gemeen. Deze actiepotentialen zijn veel sneller dan potentiaalwisselingen.
Wanneer de spier ontspannen is heb je geen potentiaalverandering dus geen activiteit, bij
aanspannen heb je wel actiepotentialen de hoeveelheid is afhankelijk van het aanspannen.
Ook kunnen we de snelheid meten waarmee een bij een bepaalde spier behorende zenuw een
prikkel voort geleidt. Hiervoor wordt de plakelektrode (zelfde als EEG) op de huid boven de spierbuik
geplakt. Er wordt nu een samengestelde actiepotentiaal gemeten.
, 3
Normaal komen de impulsen die een spier doen aanspannen vanuit het centrale zenuwstelsel en
worden deze door de zenuw naar de spier geleid.
Wanneer er elektrische schokjes worden gegeven op een plek waar de zenuw oppervlakkig licht
elleboog / pols en een huidelektrode op de bijbehorende spier ligt kan je de zenuw
geleidingssnelheid meten. Er wordt gekeken hoe lang het duurt voordat de prikkel in dezelfde spier
een reactie geeft. Bovendien wordt de afstand gemeten want het verschil tussen tijd en afstand kan
de snelheid berekend worden (in meters/seconde)
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de klinische neurofysioloog omdat er tijdens het EMG wordt
bepaald of er meerdere spieren worden getest of niet dit heeft mede te maken door de
verschijnselen die tijdens het onderzoek worden gevonden. De laborant assisteert bediening
apparatuur en noteren van belangrijke punten.
Ultrageluidonderzoek:
Echografie bestond rond 1822. De grote doorbraak kwam toen Pierre Curie Piëzzo elektrische
eigenschap van bepaalde kristallen ontdekte in 1880. Door deze eigenschappen van de kristallen kon
men hoge golven uitzenden en met hoge frequenties ook weer opvangen.
Daniel Colladen, berekende de snelheid van geluidsverplaatsing in water.
Bij geluidsonderzoek wordt gebruik gemaakt van de onhoorbare hoge frequentie geluidsgolven.
Het blijft wel een echografie omdat de feitelijke meting wordt gedaan aan de weerkaatsing van de
golven.
Bij de KNF is de echografie afgeleide functietechniek, die gebruik maakt van verandering in
frequentie van echo wanneer het voorwerp waarop weerkaatst wordt beweegt van belang.
Dit doppler effect is vernoemd naar de ontdekker: Christian Doppler. Hij schreef in 1843 de
kleurverschuiving bij dubbelsterren (van de weernemer af = rood er naartoe is blauw). Dit gebruiken
we bij doppler onderzoek om de stroomsnelheid en stroomrichting van het bloed in de bloedvaten te
bepalen.
Wanneer je echografie en doppler onderzoek tegelijkertijd doet, heet het een duplex. Hier krijg je
dus zowel anatomische als functionele informatie.
Transcraniële doppler: onderzoek naar bloedvaten binnen de schedel. Dit kan doordat het bod bij de
slapen dun is, en dat trillingen hier doorheen kunnen.
Het is geen schadelijk onderzoek, kan langdurig uitgevoerd worden of herhaald.
Het wordt meestal gebruikt bij het herkennen van trombose ( bloedvatvernauwing) of bij embolie
(bloedpropjes). Een zender-ontvanger (transducer ) wordt in de buurt van een bloedvat geplaatst.
Het zend signaal uit en vangt dit weer op. De verschuiving in frequentie wordt berekend. Hieruit kan
de diepte van de plek van de echo en de snelheid en stroomrichting van de bloeddeeltjes worden
berekend.
Echo perifere zenuwen (zenuw+spier): wordt gedaan als aanvulling op het EMG. Je kunt hiermee
oppervlakkige spieren afbeelden. Het gaat hierbij om veranderingen in dikte of veranderingen in
verhouding spierweefsel subcutaan vet.
PSG - Polysomnografie:
¼ deel van ons leven brengen we slapend door. Tijdens je slaap hersteld het lichaam zich, worden
leerprocessen geconsolideerd en worden emoties verwerkt.
In 1968publiceerde A. rechtschaffen en A. kales de standaardisatie van de slaap technieken.
Door slaap in stukjes van 30 a 60s (epoch) te zetten kan je het geheel in een grafiek zetten. Dit heet
hypnogram.
Bij PSG wordt naast de hersenactiviteit nog de: AH borst + buik, SAT, ECG, been bewegingen, EOG
gemeten.
De slaap stadia worden gescoord volgens de richtlijnen van AASM american association of sleep
medicine. N1, N2, N3 en REM slaap.
, 4
In het PSG onderzoek gaat het om verstoringen van de slaap: slapeloosheid/slaapwandelen of
apneu/ hypo pneu/ de-saturatie.
De registraties zijn veelal gericht op OSAS obstructief slaap apneu syndroom, epilepsie en andere
slaapstoornissen. Alle gemeten parameters zijn synchroon te beoordelen zodat onderlinge relaties
duidelijk worden.
In slaapcentra wordt hetzelfde onderzoek gedaan enkel met video beeld erbij en hier draaien
laboranten nacht diensten.
Oogonderzoek:
Onderzoek naar stoornissen in de oogbewegingen wordt vooral gedaan bij duizeligheid klachten.
Daarnaast heb je stoornissen in de functie van de netvlies (waar het oog binnenvallend licht regelt)
Tijdens de ENG gaat de aandacht naar een specifieke vorm: nystagmus snel heen langzaam terug.
Fysiologisch kijken in een trein, pathologisch bij een bepaalde ziekte.
MEG:
Een nieuwe ontwikkeling is de magneto-encefalogram. Iedere elektrische stroom roept een
magnetisch velt op, loodrecht op de stroom. Je kan het magnetische veld van de hersenen meten dat
het gevolg is van de potentiaalverschillen in de hersenschors.
De MEG heeft in tegenstelling tot de EEG geen last van de elektrische weerstand van de schedel.
Omdat er geen potentiaalverschil wordt gemeten kent de MEG geen referentie elektrode.
De magneetvelden gaan door de hersenen heen zonder te verzwakken. Dat betekend dat veel snelle
signalen beter te registreren zijn met de MEG dan met de EEG.
ERP event relatedpotential:
Onderzoek afgeleid van het EEG en EP, waarbij je een stimulus aanbied en de reactie van de
hersenen op deze stimulatie registreert. Momenteel is dit nog enkel wetenschappelijk gedaan.
LEP laser evokedpotential CHEP contact heat evokedpotential:
Onderzoek van de pijnbanen (dunne vezels) in het lichaam. Met laserstimulatie worden kleine
prikkels toegediend en d.m.v. elektroden op het hoofd wordt de reactie van de hersenen gemeten.
Neurofeedback
Bij deze techniek probeer je de hersengolven te beïnvloeden d.m.v. trainingen met positieve en
negatieve terugkoppeling. Dit wordt o.a. gebruikt bij psychologie en ADHD, autisme en verslaving.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BibiBerry. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.