100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
SAMENVATTING FILOSOFIE Prof Buekenhout $13.48
Add to cart

Summary

SAMENVATTING FILOSOFIE Prof Buekenhout

 12 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting bevat alle informatie van de lessen en slides die je moet kennen voor het examen Antropologische thema's uit de hedendaagse Filosofie van Prof Buekenhout. Deze is uitgebreid, volledig en vooral makkelijk om mee te studeren. Ik behaalde hier een zeer mooi resultaat mee in 2024.

Preview 4 out of 52  pages

  • No
  • Unknown
  • October 15, 2024
  • 52
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
SAMENVATING H1 (DEEL 1 WETENSCHAP)

Wat is Filosofie?

o Vraag die moeilijk/niet te beantwoorden valt
o Woordenboek:
 Mening of denkwijze (hoe je denkt)
 Levens-of wereldbeschouwing (van wat je je leven laat afhangen)
 Studie van algemene beginselen (alles in vraag stellen)
o Etymologie (herkomst van woorden)
 Gr. Philein: houden van, verlangen naar
 Gr. Sophia: wijsheid, inzicht
o KUL
 Filosofie als radicaal kritische reflectie  vaak geen finaal antwoord
 Kritisch = oordeel maken
 Reflectie = terugbuigen over iets
 Radicaal = alles in vraag stellen
o Filosofen
 Plato & Aristoteles:
 Verwondering zorgt voor vragen zorgt voor filosofie
 Gr. Archè = beginsel, principe, fundament
 Hegel: « De uil van Minerva begint haar vlucht pas bij het aanbreken
van de avondschemering »  Maakte en beeld over de filosofie
(symbool van kennis, wijsheid en scherpzinnigheid = nacht roofvogel)
 Men kan pas inzicht en kennis krijgen van een gebeurtenis
wanneer het geschiedenis is geworden  als een filosoof
reflecteert over iets moet dat iets afgerond zijn
 Uil van Minerva (Romeins): geen kleur ogen = miss een dag
roofvogel = mag niet = moet bewezen worden vooraleer het
een goed beeld van de filosofie kan zijn
 Uil van Athene (Grieks): steenuil: gele ogen = dag roofvogel =
mag niet want uil is de meester van de nacht
 Mythe van Nyctimene: uil van Minerva is een dag roofvogel
 Theorieën zorgen voor tegen theorieën, …

o De drie aspecten van de Filosofie
o Attitude (oordeel willen vormen over iets anders, door het in vraag te stellen)
 Kritisch denken: zintuigen bedriegen ons soms  niet vertrouwen 
enige zekerheid is dat we bestaan
 Kritiek is niet het einddoel van de filosofie, maar het begin
 Niet alleen de filosofie is kritisch, maar ook de wetenschap
o Methodologie
 Intuïties (spontane gedachten)
 Vanzelfsprekend (kan niet in vraag gesteld worden) VS
spontaan (wel in vraag gesteld)
 Conceptuele analyse

, 
Wat zijn de noodzakelijke en voldoende voorwaarden om iets
te definiëren?  Begrippen afbakenen
 Gedachte-experimenten
 Ons brein is in een vat en de realiteit is dus fake
 De gedachten zijn anders ookal is het resultaat anders
o Domein
 Abstracte en eigenaardige vragen
 Wat voor ons vanzelfsprenkend is, onderzoekt de filosofie (tijd,
getallen)
 Bv. ‘Vertellen de wetenschappen ons hoe de wereld is?’
 Bv. ‘Zijn wij meer dan onze hersenen?’
 Bv. ‘Heeft de natuur een doel?’

o Wetenschap VS Filosofie
o Filosofie kan verwarrend zijn want autoriteiten, tradities, normaliteiten
worden in vraag gesteld

o Filosofie en vooruitgang?
o Thomas Kuhn: incommensurabiliteit = het denken van vandaag is niet beter
dat het denken van vroeger (ook in de wetenschappen is het niet evident)
o Soms ook (oorspronkelijk) vanuit filosofie (onderscheid tussen beide kan niet)
 Isaac Newton (1685) – Philosophiae Naturalis Principia Mathematica
 John Dalton (1810) – A New System of Chemical Philosophy

o Vier deeldomeinen (manier om de vraag te beantwoorden?)
o Metafysica/ontologie (bestaan): zijnsleer: wat betekent het dat iets bestaat?
o Logica (redeneren): wat zijn geldige redeneringen?
o Epistemologie (kan ik zeker zijn): kennisleer: wat is (wetenschappelijke) kennis
o Ethiek (=zedenleer): wat is goed of juist handelen? Als mens?
 Deeldomeinen ook moeilijk te definiëren  ook geen goede manier om
vraag te beantwoorden (wat is filosofie?)

o Wetenschapsfilosofie (bestaat er een ultieme wetenschap?)
o Algemene wetenschapsfilosofie
 Vragen: wetenschap vs. niet-wetenschap? Fundamentele
wetenschap?
 Intrinsieke interesse in wetenschap
o Toegepaste wetenschapsfilosofie
 Vragen: menselijke natuur (biologie)? Aanpassen menselijk genoom
(gentechnologie)?
 (Vaak) instrumentele interesse in wetenschap

o Historische evolutie (wie is er juist?)
o Oudheid: filosofie VS mythologie
o Middeleeuwen: filosofie VS religie
o Moderniteit: filosofie VS wetenschap

, o Twee bewegingen sinds moderniteit:
o Wetenschappers beantwoorden oude filosofische problemen
o Ontstaan nieuwe filosofische problemen: Wetenschappers “enige waarheid is
de waarheid van de wetenschappers” Gevaar: sciëntisme
BESLUIT
Geen finaal antwoord  kracht van blijvende vraag en geen kracht van blijvend antwoord


SAMENVATTING H2

Mechanisering en doelgerichtheid

o Manier van kijken naar de werkelijkheid (wetenschappelijke blik) die doorheen de
geschiedenis grondig is gewijzigd

1) Mechanisering van het Wereldbeeld

Antieke oudheid – middeleeuwen
WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE  17de eeuw: wijziging in ons denken
Moderniteit

 Verandering in het benaderen van de werkelijkheid: wat veranderde er?
o Wiskunde wordt zeer belangrijk
o Fysici (Galilei, Newton) en filosofen (Descartes, Spinoza, Leibniz)
o Mechanische oorzaken/bewerkstelligde oorzaak (nu)
o Bv: traagheidswet van Galilei (cte snelheid wordt behouden van elk voorwerp
zonder inwerkende krachten)
o Galilei: geeft antwoord op “wat is iets” adhv:
 Verleden: Waardoor?
 Er zijn geen doelen in de levenloze natuur


o Doeloorzaken/Finale oorzaken (vroeger):
o Bv: Antieke/middeleeuwse filosofen: voorwerpen die bewegen uit zichzelf zijn
“bezield”
o Aristoteles: geeft antwoord op “wat is iets” adhv:
 Toekomst: waarom?
 Vieroorzakenleer:
 Formeel (vorm of structuur), materieel (materiaal),
bewerkstelligheid (hoe ontstaan), finaal (functie)
 Antieke filosofen gaan de manier van kijken naar objecten die de mens
heeft vervaardigd (artefacten) ruimer toepassen op de levende natuur
om zo verklaringen te krijgen over de natuur
 Ze vragen zich telkens af waarom iets zo of zo is

,  Vanaf 17de eeuw: Mechanisering
 Natuurfenomenen: Wind, regen, bliksem (niet meer waarom maar waardoor)
 Levend lichaam: we zijn complexe automaten (mechanische eend)
 Probleem: het is zeer moeilijk om in de levende natuur geen doeloorzaken te zien
o Dit is intuïtief en wetenschappelijk (zintuigen dienen op te…): we zijn geneigd om
doel te geven aan organen...
o Een eend heeft toch zwemvliezen om te kunnen zwemmen (waarom?)

2) Kant en Teleologie

o Overtuigd van Newtonfysicaans fysica
o Maar er zal nooit een “Newton van de biologie” zijn
o WE HEBBEN OORZAKEN NODIG OM VERKLARINGEN TE KUNNEN GEVEN

o Uitwendige doelen: bijkomstig, niet met de natuur te maken (neus kan bril dragen)
o Inwendige doelen: essentieel, door de natuur bepaald (neus kan ruiken)

Enerzijds: geen doelgerichtheid nodig, enkel abstracte krachten (natuurwetenschappen)
Anderzijds: Doeloorzaken kunnen we niet zomaar aan de kant schuiven
 Antinomie (tegenstrijdigheid) van het oordeel: als en over de natuur spreekt worden
we geconfronteerd met een tegenstrijdigheid (reproductie, eten, overleven)
 Oplossing: Doen alsof die doeloorzaken noodzakelijk zijn

3) Darwin en het Darwinisme

Moderne evolutieleer: twee belangrijke ideeën
o Op een genealogische manier te kijken naar de levende natuur (de oorsprong)
o Ook voorgangers (Jean Baptiste Lamarck): transmutationisme/transformisme
o Darwin: systematisering
o Principe van natuurlijke selectie
o Lamarck: lange nek is handig  giraffen erven dat over (doeloorzaken)
o Darwin: Lange nek = overleven
 Boom van het leven: vele soorten uitgestorven
 Enkel gebruik maken van mechanische oorzaken en geen
doeloorzaken om evolutie te beschrijven
 Begrijpen van natuurlijke selectie of principe van ‘behoud’
o Er is schaarste en reproductief overschot
o Er is variatie
o Variatie is deels erfelijk
 Vb: vogeltrek naar het zuiden, arctische kabeljauw

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ManonBru. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $13.48. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$13.48
  • (0)
Add to cart
Added