100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Antwoorden blokboek vragen Metabolisme II $6.95
Add to cart

Answers

Antwoorden blokboek vragen Metabolisme II

 42 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitgebreide antwoorden op de blokboek vragen van de zelfstudie opdrachten die tijdens metabolisme II gemaakt moeten worden.

Preview 3 out of 22  pages

  • January 20, 2020
  • 22
  • 2018/2019
  • Answers
  • Unknown
avatar-seller
Vragen ZSO 2 Voeding en digestie
1. Passief kan via diffusie over het membraan. Kan ook gefacilliteerd wanneer er wel een
eiwit, maar geen energie voor nodig is. Is voor alles met het concentratie gradiënt mee.
Primair actief is de Na/K pomp. Ook veel secundair actief zoals de H/oligopeptide anitporter
en Na/glucose symporter.
Voorbeeld uit het spijsverteringskanaal is de Na/glucose transporter. Is ook een voorbeeld
van secundair actief transport. Er is eerst actief door de Na/K pomp een Na+ concentratie
gradiënt gecreëerd. Via de Na/glucose transporter kan hierdoor glucose tegen het
concentratie gradiënt de cel in. Een ander voorbeeld is de H+/oligpeptide antiporter. Ook
deze wordt indirect gedreven door de Na/K transporter. Er is ook een Na/H antiporter in
betrokken. Voorbeeld van een uniporter is GLUT5 die fructose opneemt.
2. a) Glucose wordt in de epitheelcellen opgenomen door een glucose/Na transporter. Is een
vorm van symport. Gebaseerd op het Na+ concentratie gradiënt. Natrium kan met het
concentratie gradiënt mee de cel in, hierdoor gaat er ook een glucose ‘gratis’ mee de cel in
tegen het concentratie gradiënt van glucose in. Werkt ook door de tight junctions die ervoor
zorgen dat deze transporters alleen op het apicale membraan aanwezig zijn en glucose niet
terug kan diffunderen naar het lumen. Via de passieve GLUT2 transporters op het
basolaterale membraan kan glucose en de andere monosachariden uiteindelijk naar de
extracellulaire matrix en het bloed.
b) Door het drinken van glucose en natrium zullen de enterocyten veel van deze moleculen
opnemen. Omdat de osmotische waarde hierdoor in de enterocyt sterk zou stijgen moet er
ook water de enterocyt in via de aquaporins. Hierdoor zal er ook veel vocht uit de
voedselresten worden opgenomen waar diarree en uitdroging mee voorkomen worden.
c) In de mond voegen de speekselklieren amylase toe. Zorgen voor de initiële afbraak van
zetmeel in maltose/maltotriose. Dit is een di- of trisacharide van glucose. In de maag wordt
dit enzym door de pH voor het grootste deel geïnactiveerd. Wanneer de voedselbrij naar het
duodenum gaat wordt via de Papil van Vater pancreatisch amylase toegevoegd. Deze α-
amylases kunnen echter alleen de α 14 verbindingen verbreken. Er zijn nu uiteindelijk nog
maltose, maltotriose en α-dextrins over.
In de brush border van de dunne darm zijn er drie enzymen die de afbraak afmaken. Lactase
zet lactose om in glucose en galactose. Maltase zet maltose/maltoriose om in glucose
moleculen. Isomaltasesucrase verbreekt de α 16 verbindingen waardoor α-dextrins ook in
glucose worden omgezet en sucrose kan worden afgebroken tot glucose en fructose.
Fructose wordt vervolgens onafhankelijk via een GLUT5 transporter het cytoplasma in
getransporteerd. Glucose en galactose gaan via een Na/glucose symporter SGLT1 de
enterocyt in. Glucose, fructose en galactose gaan vervolgens via de GLUT2 transporter op
het basolaterale membraan naar het bloed het portaal systeem in. Zo komen ze in de lever
terecht.
3. Lactose intolerantie kan primair ontstaan door het afwezig zijn of onvoldoende productie
van lactase. Diarree kan ontstaan omdat er minder glucose en galactose wordt opgenomen.
Osmotische waarde in het lumen blijft hoger dan normaal, die in het cytoplasma is lager dan
normaal. Hierdoor zullen de enterocyten minder water opnemen. Blijft meer in het lumen
achter waardoor er meer water in de ontlasting is. SGLT1 kan ook niet werken of verwerking
van galactose kan mislopen.

,4. Micellen bestaan uit een membraan van galzouten, lysolectines (fosfolipiden), cholesterol
en MAGs. In de kern vooral de vrije vetzuren die al zijn vrijgemaakt. Doel van de
micelvorming is dat de lipiden door de muceuze laag bij de enterocyten naar de zure zone
kunnen diffunderen waar alle lipiden ongeladen zullen worden en door het apicale
membraan kunnen diffunderen of getransporteerd worden. Ook dat ze in de waterige
omgeving van het darmlumen getransporteerd kunnen worden.
5. Nee, de darmen kunnen alleen sn2 MAGs absorberen en vrije vetzuren. Ze zullen dus
alleen 2-palmitoylglycerol opnemen.
6. Chylomicronen bestaan uit een membraan van apoproteïnen en fosfolipiden. De kern
bestaat uit esters van cholesterol en TAGs. Goed overzicht is Bouron en Boulpaep 45-14.
7. In het darmlumen bevinden zich pancreatische lipases die de sn1 en sn3 bindingen zullen
hydrolyseren. Hierdoor ontstaat dus een sn2 MAG. De carboxyl ester hydrolase uit het
pancreas vocht zorgt uiteindelijk voor een vrij glycerol en de vrije vetzuren. Zullen zo via een
mixed micel diffunderen naar het apicale membraan, daar geprotoniseerd raken en passief
door het apicale membraan getransporteerd worden.
Daar gaan ze naar het sER en wordt het omgezet in een TAG. Met apolipoproteïnen uit het
rER gaat dit naar het Golgi waar het af zal splitsen als een chylomicron. Dit fuseert met het
basolaterale membraan. De chylomicron wordt opgenomen in het lymfevaten stelsel en gaat
via de thoracic duct naar het bloedvaten systeem. Komt dan uitiendelijk in een bloedvat in de
lever terecht. Onderweg worden delen van de chylomicron al gebruikt door spieren en
vetweefsels. Via een receptor mediated endocytose komt de remnant chylomicron dan
uiteindelijk in de lever terecht.
8. a) Chylomicrons, VLDLs, LDLs, HDLs, IDLs.
b) Verschil is het percentage TAGs en cholesterol in de kern en het percentage eiwitten op
het membraan. Samengevat in tabel 46-4 op blz. 966. TAGs nemen veel ruimte in beslag,
hoe minder TAGs hoe dichter de structuur.
c) Op de dichtheid van de deeltjes. Kunnen dan met centrifugeren worden gescheiden. Eerst
lagere dichtheden in de oplossing, lagere dichtheden blijft dan in pellet. Kan ook door de
specifieke Apo’s.
d) Apolipoproteïnen. Biedt het een herkenning voor receptoren zodat sommige weefsels
deze lipoproteïnen kunnen opnemen/deels gebruiken. Zorgt ook de synthese van de
lipoproteïne (B48 voor chylomicron) en het transport van de vetten. Lipases herkennen ook
de Apo’s.
9. Een protease knipt een stuk van een eiwit af. Zorgt er zo voor dat een groot eiwit kan
worden afgebroken in oligopeptiden en vrije aminozuren. Deze enzymen bevinden zich in de
maag en de dunne darm. Voorbeelden hiervan zijn pepsin (uit de maag), trypsin,
chymotripsin en carboxypeptidases. Worden uitgescheiden als pro-enzym omdat ze anders
voor auto digestie zouden zorgen. Hierdoor zouden organen beschadigd raken. De pH in de
maag zorgt voor de activering van pepsin. Het enzym enterokinase uit de brush border van
het jejunum zorgt voor de activering van trypsin. Trypsin kan vervolgens de andere
pancreatische proenzym lipases activeren.
10. Deze werkt door de Na/K pomp die er als eerst voor zorgt dat er een concentratie
gradiënt voor Na+ is. Hogere concentratie buiten de cel. Vervolgens kan dan via een Na/H
antiporter H+ de cel uit worden getransporteerd. Hierdoor ontstaat een hogere concentratie
H+ buiten de cel. Op deze manier kan de symporter PepT1 (De H+/oligopeptide

, cotransporter) H+ weer passief de cel in transporteren en neemt daarbij een oligopeptide
mee.
Dit is een vorm van actief transport omdat er eerst actief door de Na/K pomp een gradiënt
voor natrium gemaakt moet worden om de Na/H pomp en daarmee de H/oligopeptide
transporter te laten werken.
11. Eiwit afbraak begint in de maag door het endopeptidase pepsin. Hierbij ontstaan
oligopeptiden. Deze enzymen worden inactief bij de hogere pH in de dunne darm. 5
Pancreatische enzymen worden in het duodenum toegevoegd. Dit zijn 3 endopeptidases en
3 exopeptidases. Eindproducten zijn 30% vrije aminozuren en 70% oligopeptiden.
Vrije aminozuren worden door veel verschillende transport systemen die vaak afhankelijk zijn
van Na+ de enterocyten in getransporteerd. Welk transport systeem is afhankelijk van de
lading van het aminozuur en de polariteit. De oligopeptiden worden via de PepT1 transporter
de cel in getransporteerd. Deze is afhankelijk van H+.
De oligopeptiden worden in het cytosol uiteindelijk door andere proteases nog tot vrije
aminozuren afgebroken. Een klein deel blijft een oligpeptide. Door onafhankelijke
transportsystemen worden de aminozuren en de oligopeptiden naar de capillairen
getransporteerd en komen zo in het portaal systeem terecht. Gaan vanuit daar dus naar de
lever.


Werkgroep ZSO 2 Voeding en
Digestie
 P. 917 fig 45-3 Voor afbraak en opname van suikers
 P. fig 45-6 Voor opname van eiwitten
 P. fig 45-11 Voor de soorten vetten
 P. fig 45-13 Voor opname van vetten
Koolhydraten
Koolhydraten 45% van de energie, vetten 30-60% van de energie en de eiwitten maar een
zeer kleine rol voor de energie. Zetmeel (polysacharide, oligosachariden) 45-60% van de
koolhydraten. Sucrose en lactose (disachariden) nog 30-40% en 5-10% in losse
monosachariden.
Met het transport van zoutionen wordt ook water meegetrokken. Wanneer er dus glucose of
galactose wordt opgenomen via de SGLT1 transporter gaat er ook water mee. GLUT2 geeft
gefaciliteerde diffusie.
Apicaal: SGLT1 en GLUT5
Basolateraal: GLUT2, Na/K pomp.

Eiwitten
Basolateraal: Na/K pomp
Apicaal: Na/H antiporter, H/oligopeptide symporter

Lipiden
Vetten zijn niet in water oplosbaar, daarom lastig opname en transport. Hoe langer de keten,
hoe lastiger. Lysophosphatidylcholine (lysolectine) en galzouten zorgen uiteindelijk voor de
vorming van micellen. Bij een MAG altijd vetzuur keten op sn2.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottebambacht. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.95
  • (0)
Add to cart
Added