ZSO 2 Voeding en digestie
Epitheel
Dankzij epitheel komt het interne en externe milieu niet met elkaar in contact. Zijn een laag
cellen die stoffen naar binnen kunnen transporteren of juist verdrijven. Door de tight junctions
zijn de cellen sterk tegen elkaar aan gelegen. Ze voorkomen diffusie tussen extern en intern
milieu. Daarnaast zorgt het voor polarisatie tussen het apicale en baso-laterale membraan.
Epitheel cellen staan verder nog in contact met elkaar door adhering junctions (actine),
desmosomen (intermediate), gap junction. Het apicale domein staan in contact met het
lumen en staat dus in contact met de buitenwereld. Bevatten soms cilia (microtubuli) die een
mechanische kracht kunnen bewerkstelligen.
Het basolaterale domein maakt indirect contact met het bloed en staat op het basale
membraan. Dit basaal membraan bestaat uit extracellulaire matrix eiwitten als collageen,
lamin en proteoglycanen die de epitheel cellen uitgescheiden. Zorgt ook voor organisatie van
de epitheel cellen.
Tight junctions wordt ook wel de zonula occulens genoemd. Bestaat uit moleculen en ionen
tussen de epitheelcellen. De celmembranen van twee naastgelegen cellen zijn deels
gefuseerd met elkaar hierdoor. De impermeabiliteit is afhankelijk van hoe veel paracellulair
contact er is. Claudin vormt het structurele element van de tight junctions. De rol van de tight
junctions is een barrière vormen, een selectieve gate vormen en een soort hek vormen dat
ervoor zorgt dat het membraan gepolariseerd is.
De adhering junctions worden ook wel de zonula adherens genoemd. Zit onder de zonula
occulens. Zorgen voor organisatie van de epitheel cellen van waar het extern milieu en de
andere cellen zich bevinden. De junctions bestaan uit cadherin eiwitten die door anker
eiwitten verbonden zijn aan de actine filamenten in de cel.
Gap junctions zijn kanalen tussen
aaneenliggende epitheel cellen.
Zorgen voor diffusie van kleine
moleculen en ionen. Hoe ‘open’ de
gap junctions zijn kan gereguleerd
worden. Bestaan uit connexin
eiwitten. Belangrijk voor membraan
potentiaal.
Desmosomen worden ook wel
macula adherens genoemd.
Bestaan ook uit cadherin eiwitten en
zijn via anker eiwitten verbonden
aan de intermediate filamenten. Zo
zijn de epitheelcellen structureel
gekoppeld. Bevinden zich over het
hele laterale membraan.
,Digestive process
Meeste voedsel krijgen we binnen in een vorm die we niet kunnen absorberen. Vertering van
koolhydraten begint in de mond. Meeste in de dunne darm. Vetering ofwel in het lumen mbv
enzymen uit de pancreas of in de brush-border door andere enzymen. Soms in de colon nog
koolhydraten en eiwitten opgenomen als SCFAs (kleine vetzuren). Assimilatie is het proces
van vertering en absorptie.
Koolhydraat digestie
Soorten koolhydraten
Bestaan uit twee groepen: (1) monosachariden en (2) oligosachariden en polysachariden. De
dunne darm kan monosachariden meteen absorberen. Oligo- en polysachariden moeten
eerst verteert worden. Soms kan dat wel, maar soms ook niet. Vezels zijn onverteerbaar,
refined sugars kunnen uiteindelijk wel geabsorbeerd worden.
Veel van onze koolhydraten (polysachariden (45-60%)) komt voor in de vorm van strach
(zetmeel). Bestaat uit amylose en amylopectin. Amylose is een glucose polymeer dat bestaat
uit α 1→4 verbindingen. Amylopectin is een groot vertakt glucose polymeer met α 1→4
verbindingen en α 1→6 vertakkingen. Lijkt op glycogeen, maar glycogeen is meer vertakt.
(30%) Komt voor in de vorm van disachariden zoals sucrose en lactose. Veel voorkomende
monosachariden (5-10%) zijn glucose en fructose.
Vezels zijn onverteerbaar en kunnen oplosbaar en onoplosbaar zijn. Voorbeelden zijn ligins,
pectins en cellulose. Komen voor in fruit, groente en granen. Cellulose is een β 1→4 glucose
polymeer. Onze enzymen kunnen dit niet afbreken.
Digestie proces
Het digestie proces bestaat uit twee delen: (1) intraluminal hydrolysis, waarbij zetmeel naar
oligosachariden wordt omgezet door amylase uit speeksel en de pancreas, en (2) membraan
digestie waarbij oligosachariden worden omgezet in monosachariden door disacharidases in
de brush border. Deze kunnen dan via transport mechanismen in het apicale domein van het
epitheel worden geabsorbeerd.
,Luminal digestie: Acinar cellen van de speekselklieren en pancreas produceren α-amylase.
Worden al in actieve vorm uitgescheiden. De amylase uit de speekselklieren is heel
belangrijk, maar wordt geïnactiveerd door maagzuur. Kan deels beschermd worden door
oligosachariden. De amylase uit de pancreas maakt het proces af. Gebeurt in het lumen van
de kleine darm. Amylase bindt aan de enterocyten (cellen van de darm). Cholecystokinin
stimuleert de secretie van pancreatisch amylase.
α-amylase is een endoenzym hydrolyseert de interne α 1→4 verbindingen. Dus niet de
buitenste α 1→4 verbindingen en niet de α 1→6 vertakkingen. Het eindproduct is maltose,
maltotriose en α-limit dextrins. Dit kan nog niet door de darm worden opgenomen.
Membraan digestie: Dunne darm heeft drie enzymen in de brush border met
oligosacharidase activiteit. Lactase, glucoamylase (maltase) en sucrase-isomaltase. Zijn
membraan eiwitten met actieve kant naar het lumen.
Sucrase-isomaltase bestaat uit sucrase en isomaltase (α-dextrinase, debranching enzym).
Lactase heeft maar één substraat, namelijk lactose. Breekt dit af in glucose en galactose. De
andere enzymen hebben meer substraten en activiteiten. Sucrase splitst sucrose in glucose
en fructose. Isomaltase is het enige enzym dat de α 1→6 verbindingen kan verbreken.
Maltose bestaat uit twee glucose moleculen.
Afbraak door maltase en sucrase-isomaltase gaat snel, de rate-limiet zit hem in de absorptie.
Lactase activiteit is veel lager, deze activiteit zorgt wel voor de rate-limiet. Hoogste activiteit
van de oligosacharidases in het proximale deel van het jejunum. Geen activiteit meer in de
dikke darm. Activiteit loopt parallel aan de absorptie.
Absorptie van koolhydraten
De uiteindelijke monosacharide producten zijn glucose,
galactose en fructose. Worden in de dunne darm door het
apicale membraan van het epitheel geabsorbeerd in twee
stappen.
De Na/glucose transporter 1 (SGLT1) is verantwoordelijk voor
opname van glucose en galactose. Fructose wordt door
GLUT5 via gefaciliteerde diffusie door het apicale membraan
getransporteerd. Alle drie de monosachariden gaan via
GLUT2 over het basolaterale membraan.
SGLT1: Glucose gaat via actief transport omdat dit tegen het concentratie gradiënt ingaat.
Wordt gefaciliteerd door het elektrochemische Na+ gradiënt. Dit is in stand gekomen door de
Na/K pompt die ATPase activiteit heeft. Is dus een vorm van secundair actief transport.
SGLT1 is een symporter. Heeft twee voorwaarden: Moet een hexose D-ring configuratie
hebben en een pyranose ring vormen. Dus geen L-glucose en ook geen D-fructose
(furanose).
GLUT: Onafhankelijk van Na+. Zorgt voor opname van fructose door gefaciliteerde diffusie. In
het apicale membraan GLUT5. Komt vooral voor in het jejunum. De efflux van glucose,
fructose en galactose door GLUT2 in het basolaterale membraan.
, Koolhydraten digestie en absorptie
Eiwit digestie
Behalve eiwit antigenen moeten eiwitten eerst worden afgebroken tot oligopeptiden of
aminozuren voor ze opgenomen kunnen worden door enterocyten. Digestie zeer effectief,
maar 4 procent niet opgenomen.
De eiwitten die in de dunne darm worden opgenomen komen uit het dieet en endogene
bronnen. Er zijn negen essentiële aminozuren. Eiwit digestie is afhankelijk van de
samenstelling van het eiwit, de oorsprong van het eiwit en de manier waarop het eiwit
binnenkomt. Eiwitten met veel proline worden minder goed afgebroken. Eiwitten uit dieren
worden ook beter afgebroken dan die uit planten. Koken, bewaren en dehydratatie
verminderen ook de digestie.
De endogene bronnen geven ook 50% van de eiwitten aan de dunnen darm. Komen uit de
klieren, zijn enzymen, hormonen en immunoglobines. Ook een deel uit de secretie van de
epitheel cellen zelf. In kleine hoeveelheden worden ook intacte eiwitten opgenomen. Actiever
tot ongeveer 6 maanden oud.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottebambacht. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.