100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Colleges en aantekeningen Basis van Onderzoeksmethoden en Statistiek $11.74   Add to cart

Class notes

Colleges en aantekeningen Basis van Onderzoeksmethoden en Statistiek

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Colleges en aantekeningen statistiek (BOS)

Preview 4 out of 70  pages

  • October 15, 2024
  • 70
  • 2023/2024
  • Class notes
  • Bram de weerd
  • All classes
avatar-seller
College week 1
 Onderzoeksvragen correlationeel/kwantitatief onderzoek vaak gesloten vragen
 Onderzoeksvragen over samenhang of relatie tussen eigenschappen

Dataverzameling:
 Observatiestudies
 Bestaande gegevens/big data
 Vragenlijsten (surveys)

Overeenkomsten/verschil met kwalitatief onderzoek?
Dataverzamelingsmethoden misschien hetzelfde maar de insteek is anders




Systematisch proces  niet iteratief

 Onderzoeksvragen volgen uit theorie
 Volgende elementen: PAC
- Population: populatie, welke groep die de onderzoeker wilt onderzoeken
- Association: Verband/relatie, de onderzoeker geeft aan welke relatie verwacht wordt. Vb:
Plezier van de eerste date neemt toe met meer contact via social media vooraf, hoe langer
vluchtelingenkinderen in een asielzoekerscentrum wonen, hoe kleiner de kans op een
verblijfsvergunning
Causaliteit:
 Bij vragen over één bepaald kenmerk een verandering in ander kenmerk veroorzaakt,
spreken we over causaliteit
 Bij causaliteit spreken we over onderzoeksvragen die een oorzaak/gevolg verband
beschrijven

Voorwaarden causaliteit:
 Covariance: er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg
 Temporal precedence: De oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg
 Internal validity: Alternatieve verklaringen voor de gevonden relatie moeten zijn uitgesloten

, - Constructs: Constructs: Theoretische begrippen, de kenmerken die de onderzoeker van de
mensen wil weten en meten en waartussen er een verband wordt verwacht. Vb: lengte
verblijf in AZC, kans op verblijfsvergunning
Meetbaar maken:
 Om een theoretisch begrip zoals agressie, plezier, perfectie etc. te meten moeten de
onderzoekers een operationalisatieproces doorlopen:
Theoretisch concept  Conceptuele definitie  operationele definitie  Variabele

Conceptuele definitie: Wat de onderzoeker met het theoretisch begrip bedoeld
Operationele definitie: Hoe de onderzoeker het theoretisch begrip gaan meten

Voorbeeld:
 Theoretisch begrip: plezier van eerste date
 Conceptuele definitie: de mate waarin de persoon een prettig gevoel van blijheid,
ontspannenheid en vrolijkheid heeft en zichzelf vermaakt gedurende de date
 Operationele definitie: Een vragenlijst met vragen die blijheid, ontspannenheid, vrolijkheid
en vermaak tijdens de date gevraagd worden
 Variabele: Wanneer een theoretisch begrip eenmaal is geoperationaliseerd, resulteert dit in
een variabele:
- Numerieke waarden
- Varieert van persoon tot persoon

Operationaliseren: Alle stappen die je zet om te komen van een theoretisch begrip tot een concrete
vraag die je kunt stellen

Meetinstrumenten:
 Veel fysieke kenmerken hebben een bestaand meetinstrument met bekende waarden:
lengte, bloeddruk, kledingmaat
 Veel theoretische begrippen hebben ondertussen ook bestaande meetinstrumenten: IQ
score, score op rosenberg’s Self-Esteem Scale(scores tussen 0 en 30) zelfwaardering

Verschillende soorten variabelen: meetniveaus: : wat levert het ons voor informatie op, numeriek
 Nominaal meetniveau: categorieën, vb: lieverlingskleur; 1= rood, 2= blauw etc.
 Ordinaal meetniveau: volgorde, onderlinge afstand kan heel verschillend zijn, vb: ranglijst
van schaatsers
 Interval meetniveau: volgorde, afstanden gelijk, vb: IQ score, score op beck’s depression
scale (score 0-63)
 Ratio meetniveau: volgorde, afstanden gelijk, absoluut nulpunt, vb: lengte, gewicht,
aantallen

Meten = weten?
 Hoe weet een onderzoeker of er gemeten is wat er voor ogen was?
- Meet het meetinstrument wel het beoogde theoretische begrip?
- Meet het meetinstrument met alle aspecten van het theoretisch begrip?
- Als een ander meetinstrument gebruikt zou zijn, zouden de resultaten dan hetzelfde zijn?

,Begripsvaliditeit (construct validity) – subjectief beoordelen:  zelf een nieuw meetinstrument gaat
maken over een bepaald onderwerp
 Meten we inhoudelijk wat we willen meten?
 Inhoudsvaliditeit (content validity):
- Meet het meetinstrument wel alle aspecten van het theoretisch begrip?
- In de theorie staan aantal aspecten; worden deze geadresseerd?

 Indruksvaliditeit (face validity):
- Als experts naar de vragenlijst kijken, hoe beoordelen ze deze?
- Ziet de vragenlijst er op het oog compleet uit?

Begripsvaliditeit – empirisch beoordelen:
 Convergente validiteit:
- Geeft antwoord op de vraag: ‘Komen de metingen van dit meetinstrument en metingen van
een ander meetinstrument (dat hetzelfde begrip meet) overeen?’

 Discriminante validiteit:
- Geeft antwoord op de vraag: ‘Hangen de metingen van dit meetinstrument juist niet samen
met echt andere kenmerken?’ Is er wel een verband tussen twee begrippen, die geen
verband met elkaar zouden moeten hebben?

 Criterium validiteit:
- Geeft antwoord op de vraag: ‘Hangen de metingen van dit meetinstrument samen met
gedragsmatige uitkomsten waarvan we weten dat er een verband hoort te zijn?’
- De resultaten van het meetinstrument te vergelijken met observaties van dezelfde
respondenten in de praktijk op enkele van deze verwante gedragingen.

,  Interne validiteit: Kunnen we een ‘goed’ antwoord geven op de onderzoeksvraag?
- Vooral van belang bij causale onderzoeksvragen: alternatieve verklaringen
- Dus, niet bij correlationeel onderzoek wel heel belangrijk bij experimenteel onderzoek

 Externe validiteit: Over welke populatie
kunnen we op basis van onze steekproef
conclusies trekken?
- Generaliseren: Conclusies die we
trekken uit de steekproef gebruiken en
die laten gelden over de hele populatie
- Correlationeel onderzoek heeft vaak als
doel om conclusies te laten gelden voor
een grote groep
- Belangrijk: steekproef

 Statistische validiteit: Kunnen we de conclusies uit een statistische analyse vertrouwen?
- Duidelijk probleem: data verzinnen

Problemen met de validiteit  heeft te maken met systematische stappen die we zetten,
systematische problemen in het onderzoek

 Bij begripsvaliditeit zijn we erin geïnteresseerd of we met ons meetinstrument het beoogde
theoretische begrip op een goede, kloppende, complete en afgebakende manier meten. We
kunnen dit zowel op subjectieve en empirische manieren beoordelen.

 Bij subjectieve beoordelingen (indruks- en inhoudsvaliditeit) kijken we of het instrument lijkt
te passen bij het te meten begrip en of het volledig lijkt te zijn.

 Bij empirische beoordelingen (convergente, discriminante en criteriumvaliditeit) zijn we
geïnteresseerd in de samenhang tussen ons meetinstrument en andere instrumenten of
gedragingen.

 Als er iets mis is met de begripsvaliditeit heeft dit grote gevolgen voor een onderzoek: als we
niet meten wat we willen meten, zeggen eventuele gevonden correlaties en effecten op basis
van deze meting mogelijk ook niet zo veel meer.

 Inhoudsvaliditeit: Of het meetinstrument alle aspecten van het begrip beslaat;
 Indruksvaliditeit: Wat experts vinden van het meetinstrument;
 Convergente validiteit: De mate waarin observaties van het meetinstrument in lijn zijn met
observaties van een ander meetinstrument dat hetzelfde of een vergelijkbaar begrip meet;
 Discriminante validiteit: De mate waarin observaties van het meetinstrument niet (of slechts
een beetje) in lijn zijn met observaties van een ander meetinstrument dat een duidelijk ander
begrip meet;
 Criteriumvaliditeit: De mate waarin observaties van het meetinstrument gerelateerd zijn aan
(gedragsmatige) uitkomsten waarvan we weten dat er een verband zou moeten zijn.

Betrouwbaarheid (reliability): Betrouwbaarheid van meetinstrument  problemen die willekeurige
invloed kunnen hebben
- Leidt de operationalisatie tot goede, consistente metingen?
- Als hetzelfde meetinstrument nog een keer gebruikt zou worden bij dezelfde groep, zouden
de resultaten dan hetzelfde zijn?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yaraprovoost. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

81849 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.74
  • (0)
  Add to cart