100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting inleiding recht, Universiteit Leiden (jaar 1 rechten / criminologie) $5.52   Add to cart

Summary

Samenvatting inleiding recht, Universiteit Leiden (jaar 1 rechten / criminologie)

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is mijn geschreven samenvatting van alle voorgeschreven literatuur (boek 'inleiding recht') binnen het vak inleiding recht op de universiteit Leiden. Zelf heb ik het vak met een 9 afgesloten, mede door de informatie uit de samenvatting te leren.

Preview 4 out of 32  pages

  • October 15, 2024
  • 32
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting inleiding Recht

Boek: Inleiding Recht

H2 Rechtswetenschap en rechtsvinding
Wetenschappers:
- analyseren en beschrijven waarnemingen
- zoeken naar een structuur, patronen
- zoeken uit of het een wetmatigheid is of toeval
- dus niet beschrijven, maar verklaren
De vraag is: is de rechtsgeleerdheid een wetenschap? (rechtswetenschap)

empirische cyclus: manier van onderzoek, empirisch; zoeken naar patronen/correlaties door
zolgvuldige waarneming; inductie (zie hieronder) → theorie formuleren
inductie: afleiden van een algemene theorie uit een reeks afzonderlijke waarnemingen
wetenschap houdt zich bezig met de feiten, niet de normen
‘overhaaste generalisatie’: drogreden, verkeerde interpretatie, te snel gegeneraliseerd
deductie: afleiden van een hypothese uit de algemene theorie
herhaling empirische cyclus: inductie → theorievorming → deductie en toetsing (in praktijk)
abductie: oorzaak afleiden uit een eenmalige waarneming, interpretatie
rechtswetenschap houdt zich bezig met normen (normatieve gedragsregels) ipv feiten
Maar rekenen we rechtsnormen als feiten? Dan zouden we recht een wetenschap noemen

Vercshillen tussen exacte wetenschappen zoals natuurkunde of wiskunde en de rechtswetenschap:
- vaagheid van de taal van rechtswetenschappelijke theorieën zorgt ervoor dat toetsing van de
theorie niet zo precies kan verlopen als bij exacte wetenschap
- bij het toetsen van de theorie bij rechtsw. gaat het om afweging van argumenten voor en
tegen, bij ex. wetenschap. om onomstotelijk bewijs
- als theorie bij een natuurwetenschapper de toetsing niet doorstaat, wordt de theorie
verworpen. Als dit gebeurt bij rechtswetenschap kunnen 2 dingen: 1. de theorie aanpassen of
verwerpen 2. het recht aanpassen
hermeneutiek: de studie van de interpretatie van (geschreven) teksten, in het bijzonder van teksten
op het gebied van literatuur, religie en recht. Volgens hermeneutiek is het mechanische wereldbeeld
te beperkt, het gaat ook om de bedoeling (denk aan biljartspel)
‘teleologisch wereldbeeld’ =idee dat het hele universum een bedoeling heeft
‘mechanisch wereldbeeld’=idee dat het universum wordt beheerst door mechanische relaties

Rechtsfilosofie: houdt zich bezig met analyse en uitleg van begrippen en onderscheidingen die in
het recht en de wet gebruikt worden (bv. het woord ‘schuld’) + denken na over er eigenlijk wel een
‘goed’ antwoord op bep. vragen kunnen formuleren en gevolgen.

politieke ideologie: manier waarop politieke idealen en ideeën als strikt rationeel worden
gepresenteerd, waarbij er op geen manier op in te gaan is.
ideologiekritiek: het steeds meer ontwikkelde idee van de democratische rechtsstaat krijgt soms
kritiek omdat de nadruk ligt op indiv. vrijheid, wat kan leiden tot meer ongelijkheid, sommigen zien het
zelfs als product van het kapitalisme. ideologie kan bestreden worden door kritisch te kijken en te
onderzoeken.

Externe perspectieven op het recht:
1. Rechtseconomie: (onder)zoeken wetmatigheden in de omgang met schaarse middelen (van
individ. bedrijven en overheid). Schaarste onderzocht door te kijken naar geldstromen in
statistiek. In het recht gespecialiseerd in kosten-batenanalyses

, 2. Rechtssociologie: onderzoeken en voorspellen hoe effectief rechtsnormen (zullen) zijn en
evt. ongewenste effecten. Belangrijk om de praktijk te bekijken, dat doen zij.
3. Rechtspsychologie: meerdere taken, bv. in rechtszaak toerekeningsvatbaarheid van
verdachte benoemen of kans op recidive. Ook vooral helpen in rechtsproces door te
voorspellen hoe personen in het proces reageren en of er waarheid wordt gesproken of
sprake is van biases, ofwel neigingen.
4. Rechtsantropologie: bezig met menselijke cultuur, in dit geval rechtscultuur. Vergelijkt deze
met alternatieve rechtssystemen (zowel v andere landen of eigen)
5. Criminologie: jeej. een beetje van alle bovenstaande disciplines. Criminologen gaat vaak
over strafrecht en verklaren en voorspellen van zowel criminelen als versch. partijen
betrokken bij preventie, opsporing en berechting v strafbare feiten.

modus ponens; stellende wijs
Eerste premisse: rechtsregel die wordt toegepast in de zaak waar de rechter over beslist
rechtsvinding: het proces dat leidt tot het vinden van de regel die de 1e premisse vormt
tweede premisse: de bijbehorende ‘rechtsfeiten’; feiten en omstandigheden die relevant zijn voor
het bepalen van de rechtsregel
waarheidsvinding : proces dat leidt tot het vaststellen van de rechtsfeiten

regressief redeneren: sommige rechters zien een bepaalde beslissing als rechtvaardig en zoeken
bijpassende (interpretatie van) rechtsregel
progressief redeneren: vanuit het recht horen de feiten van het geval bij een rechtsregel en is dat de
conclusie.
context of discovery: hoe een wetenschapper tot zijn ontdekking is gekomen
context of justification: de aanvaardbaarheid van de ontdekking
heuristische fase: fase waarin de rechter zich informeert en zijn oordeel vormt
legitimatiefase: de fase waarin de rechter zijn beslissing baseert op gegronde redenen
Waarheidsvinding in verschillende soorten recht:
1. in strafrecht: rechter is bepalend in proces, dus ook voor het uitzoeken van waarheid op
grond v bewijs. Naast objectieve bewijs moet rechter ook overtuigd zijn dat het strafbare feit
heeft plaatsgenomen, dus ook een stukje subjectiviteit
2. in privaatrecht: twee indiv. burgers in geschil, rechter stelt zich ‘lijdelijk’ op en laat debat toe
om waarheid boven tafel te laten komen. Als partijen echter niet voldoen aan het bewijzen
van de waarheid kan de rechter gevolgen verbinden.
3. in bestuursrecht: rechter beoordeeld marginaal; hij beoordeelt of de bestuurlijke
overheidsinstantie bevoegd was om de beslissing te nemen en of ze zich aan de geldende
rechtsregels hebben gehouden. Ook op zoek naar materiële waarheid.

rechtsstaat: staat die zich houdt aan recht om burgers tegen willekeur+machtmisbruik te
beschermen.
legitiem: rechtvaardig
Om machtsmisbruik te voorkomen moet de rechter onafhankelijk zijn van politiek en zijn beslissing
baseren op rechtsbronnen
legisme: opvatting dat rechter zijn beslissing moet baseren op stricte interpretatie vd wet
modus ponens: redeneren van algemene naar concrete. (als het regent (concreet), worden de
straten nat (conclusie))

soorten interpretaties in het recht:
- grammaticaal: gebruikte termen uitgelegd in ‘heersend taalgebruik’; zoals in woordenboek
vastgelegd. Manier om betekenis van een tekst te begrijpen / uit leggen, tegenwoordig gezien
als objectieve methode (vroeger als subjectief)

, - sociologisch: men begrijpt de woorden van wettelijke bepaling in de maatsch. context,
verschil met gram. interpretatie: het gaat om betekenis die het een bepaalde groep / kring
toekent.
- systematisch: niet alleen kijken naar 1 afzonderlijke wettelijke bepaling, maar de context, bv.
wettelijk systeem of recht als geheel
- rechtsvergelijkend: vergelijken met de wijze waarop een bepaalde zaak is geregeld in
rechtsstelsels van omringende landen.
- anticiperend: als er een wetswijziging aankomt, kan daar in de interpretatie rekening mee
worden gehouden
- rechtshistorisch: tegenovergestelde van vorige interpretatiewijze, juist kijken naar hoe
regels in het eerdere wetgeving werden vastgelegd

leemte/hiaat in de wet: het ontbreken van een rechtsregel in een bep. geval
Gevallen waarbij rechter rechtsvormend te werk gaat:
1. rechtregels spreken elkaar tegen; 3 vuistregels voor dit domein: 1. bijzondere regel gaat
boven algemene regeling 2. regel v wet in formele zin boven regel v wet in materiële zin 3.
voorrang tot regel die het laatst tot stand is gekomen.
2. bewust vage regels: soms wetgever onduidelijk om ruimte te laten voor interpretatie bij
specifieke omstandigheden.
3. onduidelijke/ontbrekende regels: in deze gevallen heeft rechter de ‘discretionaire
bevoegheid’; vrijheid voor de rechter om te beslissen op niet-juridische redenen
Rechter doet ook aan rechtsvorming doordat hij de norm nader formuleert voordat het toegepast
wordt, dus een dergelijke vorm van rechtsvorming volgens Hart.
In sommige situaties is hermeneutiek gebruikt bij het redeneren van context v rechtsregel. Het
vastleggen van die bedoeling is vaak in wettelijke context, bv. door te kijken naar de Gw.

Versch. interpretatiemethoden die rechters hanteren om de betekenis van de rechtsregels te bepalen,
door te zoeken naar de bedoeling van de rechtsregel:
1. Teleologische interpretatie: ‘de leer van de doeleinden’ in het recht gebruikt als ; hoe moet
de rechtsregel toegepast worden zodat het zijn doel dient?
2. Wetshistorische interpretatie: zoeken naar bedoeling en context door te kijken hoe de
rechtsregel is ontstaan.
3. Extensieve interpretatie: bereik vd rechtsregel wordt uitgebreid door interpretatie
4. Restrictieve interpretatie: bereik vd rechtsregel wordt beperkt door interpretatie

Wat doet rechter in het geval van leemte in de wet (behalve strafrecht)?
- aansluiting zoeken bij wel in de wet geregelde gevallen
- kijken naar algemeen erkende beginselen (zoals redelijkheid en billijkheid;rechtvaardig)
- rechtsregel construeren die goed past in het systeem
- rekening houden met gewoonterecht en maatsch. en persoonlijke belangen afwegen
Leemte in wetboek v Strafrecht
Bij het strafrecht is het legaliteitsbeginsel het belangrijkst, uitspraken moeten gebaseerd zijn op het
wetboek van strafrecht. Bij een leemte wordt er simpelweg geen straf opgelegd

Verschillende redeneerwijzen van juristen:
1. analogieredenering: bijzondere regel veralgemeend+toegepast bij een niet geregeld geval
omdat die in relevante opzichten lijkt op een wel geregeld geval, omdat het in de essentie
hetzelfde doel heeft (denk aan huurder beschermen). Nvt bij strafrecht.
2. a contrario-redenering: hier staat juist het verschil centraal, dus wijst de rechter een
vordering af omdat het verschil een doel heeft. (weduwe met kind)
3. rechtsverfijning: er worden extra uitzonderingen/aanpassingen aan de wet toegevoegd die
in lijn is met de bedoeling vd regeling. Het verkleint het bereik.

, H3 Staatsrecht

Staatsrecht: gedeelte van het recht dat betrekking heeft op:
- organisatie vd overheid
- bevoegdheden v versch. overheidsorganen
- relatie overheid - burgers
beperkt begrip v staatrecht: wat hierboven staat, = constitutionele recht genoemd; inrichting vd staat
ruime begrip v staatsrecht: constitutionele recht + bestuursrecht en administratief recht als onderdeel
v staatsrecht

Bronnen van het staatrecht: Grondwet, verdrag, Statuut, jurisprudentie, gewoonte

Grondwet
= bevat grondslagen van ons staatbestuur en belangrijkste deel van ons constitutionele recht. Niet
alles vastgelegd in Gw, daarom ook veel organieke wetten: wetten met betrekking op staatsrecht
(niet in Gw).

Grondrechten: een vd eerste bepalingen in Unie v Utrecht 1579, dan in 1814 een echte Grondwet met
belangrijke toevoegingen in 1848. In veel landen en NL klassieke grondrechten: aan burgers hun
vrije sfeer garanderen, overheid grijpt niet in. Naast de klass. grondr. ontwikkelen zich sociale
grondrechten, hierbij sprake van actieve deelname v overheid om soc. grondrechten te waarborgen
(bv volksgezondheid / werkgelegenheid / onderwijs etc.)
Vroeger grondr. alleen betrekking op overheid - burger, voor tegenwicht, maar tegenwoordig ook
andere machtige instellingen, als hier ook grondrechten voor zouden moeten gelden, spreken we van
horizontale werking van grondrechten (tegenstelling = verticale werking), ook wel derdenwerking
of privaatrechtelijke werking van grondrechten. Grondrechten zouden dus in rol kunnen spelen in
privaatrechtelijke verhoudingen.
In NL duidelijk geformuleerde grondrechten (minder ruimte voor interpretatie dan bv VS) Nadeel is dat
er veel beperkingen (uitzonderingen) moeten worden geformuleerd, dit kan op 2 manieren:
1. procedure- en competentievoorschriften: bevoegdheid tot beperken v grondrechten
overgelaten aan bep. overheidsorganen zoals de wetgever, of wordt de bevoegdheid
uitgeoefend, gebonden aan een bepaalde procedures gebonden.
2. doelcriteria: aangeven welke belangen een beperking kunnen rechtvaardigen vb. recht van
vereniging en vergadering kan worden beperkt in kader van openbare orde

Gelijkheidsbeginsel / Non-discriminatiebeginsel
Eerste artikel vd Gw, discriminatie verboden op allerlei gronden. Geldt tussen zowel overheid-burger
als burger-burger, in wetboek v Sr is bv discr. strafbaar gesteld, overheid kan op deze manier burgers
meer beschermen. Gelijkheid is dus belangrijke basis, maar wat is gelijk? Als tweede, wat is
discriminatie? → niet elke ongelijke behandeling is discrimerend, verschil tussen onderscheid en
discriminatie (onnodig betrekken persoonskermerken)
Problemen: ten eerste kunnen versch. grondrechten elkaar tegenkomen, wat voor onduidelijkheid
zorgt (welk recht heeft voorrang). Een tweede probleem is positieve discriminatie: onderscheid
maken met als oogmerk werknemers van bep. geslacht in bevoorrechte positie plaatsen. Officieel niet
in strijd met Gw. Gelijke kansen kunnen soms alleen via een ongelijke behandeling worden
gerealiseerd.
Het gelijkheidsbeginsel is v groot belang voor juridische praktijk en van toepassing in veel gevallen.

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
Ligt al in de basis van de grondrechten, lange geschiedenis. Voor 1983 werden godsdienst en
levensovertuiging niet gezien als hetzelfde recht, kwam later door secularisering (ontkerkelijking) van
de grond. Levensovertuiging = diepgewortelde mening die hele leven doortrekt en samenhangt met

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauralascher. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.52. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83249 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.52
  • (0)
  Add to cart