100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting literatuur 'politie en rechtshandhaving', 2e jaars criminologie Universiteit Leiden $5.34   Add to cart

Summary

Samenvatting literatuur 'politie en rechtshandhaving', 2e jaars criminologie Universiteit Leiden

 14 views  5 purchases
  • Course
  • Institution

De samenvatting bevat alle voorgeschreven literatuur (artikelen) van het vak politie en rechtshandhaving op de universiteit van Leiden (2e jaars criminologie)

Preview 4 out of 59  pages

  • October 15, 2024
  • 59
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting literatuur rechtshandhaving en politie

Week 1 Politietaken

H20 Openbare-ordehandhaving (Adang)
openbare orde (volgens van Meulen) = de (per tijd en plaats bepaalde) normale gang van zaken op
publieke plaatsen → deze moeten in veiligheid kunnen worden gebruikt. Wanneer verstoring? als de
bewegingsvrijheid of personen/goederen in gevaar zijn.
Dit kan zowel kleinschalig (weinig mensen, bv groepje jongeren) als grootschalig (grote groepen
mensen, bv evenementen).
Handhaving van de openbare orde (bij grootschalige
handhaving) zou als volgt kunnen worden opgebouwd:
- public order management verwijst naar systematische
planning en sturing aan publieke gebeurtenissen
waarbij er een risico is op het ontstaan van verstoring
(ongeacht het aantal mensen dat bijeenkomt)
- crowd management verwijst naar systematische
planning en sturing van gebeurtenissen waarbij
veel mensen betrokken zijn; zorgen voor een ordelijk verloop
- crowd control gaat verder; het gaat om het uitoefenen van controle / beheersing v het
publiek → het toepassen van beperkende maatregelen in grote groepen
- riot control verwijst naar een situatie waarbij zich gewelddadige incidenten in het publiek
voordoen; bv het neerslaan van rellen met gebruik van geweld. (er is dus eigenlijk geen
controle meer).

Voor de politie is er geen specifieke wet omtrent ‘openbare orde’; de Politiewet geeft bevoegdheid.
Incidenten hebben daarom meer richting gegeven voor handhaving van openbare orde en de
opleiding Mobiele Eenheid (ME) werd opgericht voor riot control / (grootschalige) openbare
ordeverstoringen. Zij worden het vaakst ingezet bij voetbal.
Eisen voor de ME zijn vastgelegd in de ME-regeling 1994 (ministerieel), aangevuld door korpsen (in
samenwerking).
Niet alleen de ME leert over openbare orde handhaving, maar ook tijdens de Politieacademie en
enkele andere opleidingen voor grootschalig optreden is hier aandacht voor + vaak evaluaties en
klachten na optreden.
Muller et al. maakt onderscheid tussen ordeverstoorders bij evenementen en grootschalige
gebeurtenissen: a. gelegenheidsordeverstoorders (zelden betrokken bij verstoringen) → hierbij de
gelegenheid aanpakken, b. notoire ordeverstoorders (vaak, stelselmatig betrokken bij
ordeverstoringen) → hierbij is een meer persoonlijke aanpak nodig.
Mullers conclusie: evenementenvergunning schiet inhoudelijk tekort (beter risicomodel nodig) en te
weinig samenwerking / kennisuitwisseling tussen politie, gemeenten en private partijen.

Bevoegdheid
In Nederland speelt de burgemeester een grote rol bij handhaving van openbare orde; deze is
verantwoordelijk en maakt de beslissingen, de politie ondersteunt en adviseert hierbij. Daarnaast is er
sprake van driehoeksoverleg tussen de burgemeester, politie (korpschef) en OvJ (verantwoordelijk
voor handhaving van de rechtsorde).
Ook van belang is voor welke evenementen een vergunning vereist is, en waaraan eisen kunnen
worden gesteld ivm veiligheid en het voorkomen van openbare verstoring. In het geval van (ernstige
vrees voor) wanordelijkheden heeft de burgemeester (via de Gem.W) noodbevoegdheden die
kunnen worden ingezet → op het gebruik hiervan is weinig controle (zowel rechterlijk als bestuurlijk).
Deze bevoegdheden zijn door de jaren heen ontwikkeld en uitgebreid.

,Informatie
Bij het proces is het inwinnen v informatie over groepen belangrijk → dit doet voornamelijk de politie
en wordt gebruikt door de burgemeester om beslissingen te nemen. Het gaat daarbij bv over de
bewegingen vd groep en mogelijke gevolgen voor de openbare orde. Op sommige gebieden (zoals
voetbalevenementen) is een handleiding met specifieke bevoegdheden voor info-inwinning opgesteld.

Legitimiteit en ontwikkelingen
De legitimiteit van optreden ten behoeve van openbare orde is vaker in twijfel getrokken aan de hand
van een aantal incidenten en klachten, mn over de harde, repressieve en intolerante aanpak door de
politie → er werd op zoek gegaan naar meer flexibele, ‘softere’ vormen van aanpak, waaronder de
oprichting van de zogenoemde ‘flex-ME’ die zich richt op een meer proactieve (ipv reactieve) manier.
Deze manier past meer bij het idee van community policing en gericht op meer communicatie,
samenwerking en tolerantie tussen betrokkenen en de politie.
Algemeen gezien is er in Nederland een meer ‘softe’ aanpak gekomen volgens het poldermodel;
waarbij meer gericht wordt op empathie, informatie, flexibiliteit, preventie (ipv repressie) en het
vermijden van gebruik van geweld → vroegtijdige interventies zouden escalatie moeten voorkomen.
De ‘softe’ aanpak past bij het principe van gebiedsgebonden politiezorg (community policing);
politie opereert vanuit bureaus in de buurt; daardoor kennen agenten de wijken/straten beter en
onderhouden goede contacten met burgers → makkelijker herkennen en voorkomen van onveilige
situaties. De politie is dan verankerd in de lokale omgeving en maakt dit een ‘softe’ aanpak mogelijk.

Theorieën (over rellen en handhaving van openbare orde)
● Waddington et al. formuleerden het zogenoemde flashpoint model; de ‘flashpoint’ vormt het
startincident en in het model worden meerdere stadia tot aan de rel benoemd. Er zijn daarbij
6 dimensies die interacties in situaties kunnen beïnvloeden
● Het initiatie / escalatie model van collectief geweld; kijkt naar factoren bij het ontstaan en
de escalatie van collectief geweld. Het ontstaan kan komen door:
- aanleiding (reactief) ⇒ geweld als reactie op een gebeurtenis, individueel of door
groepen die elkaar uitdagen (bv voetbalsupporters), politie etc. Dit past meer bij
agressie (en bijpassende theorieën).
- zonder aanleiding (niet reactief) ⇒ ‘spontaan’, maar vaak ook van tevoren gepland.
Komt vn. voor onder groepen jonge mannen die uitzijn op confrontatie met
gelijksoortige groepen (passend bij young male syndrome; hun neiging om risico’s te
nemen (geweld bv) voor korte termijn voordelen, bv status). Ook andere factoren
kunnen meespelen, zoals onzichtbare triggers, alcohol, drugs etc.
de escalatie kan komen door:
- opportuniteit (sociologisch); gelegenheid om ‘risicoloos’ geweld te plegen waarbij de
kans op repercussies laag is. Toch gaat maar een klein deel van een groep vaak over
tot fysiek geweld tegenover andere mensen, bv eerder objecten, uitschelden of
dingen gooien (risicoverminderend gedrag).
- gebrek aan politie op risicolocaties → sneller escalatie
- wij-zij antagonisme (psychologisch); hoe meer rivaliserend en tegenstrijdig de
groepen zijn (bv politiek of voetbalsupporters), hoe sneller het geweld kan escaleren.
Vaak worden ingrijpen door de politie ook geassocieerd met escalatie → dit kan het
wij-zij denken namelijk versterken. Dit gaat samen met het ESIM (elaborated social
identity model / sociale identiteit model); collectief geweld is gevolg van het idee
te horen bij een groep aanwezigen van de deelnemers; als ze in de groep als geheel
worden gezien zoeken ze hun ‘soortgenoten’ op en leidt dit sneller tot escalatie; de
groep vormt de normen en morele grenzen, deze kunnen leiden tot geweld.
● Meer nadruk ligt recenter op de interactie tussen betrokkenen ipv irrationeel, ongericht
gedrag die traditioneel gezien als verklaring werd aangedragen (oa. de-individuatie van
Zimbardo; gevoel van anonimiteit in de groep) ⇒ mensen kunnen zich onderdeel van een

, groep voelen en daarmee de normen van die groep gaan hanteren en zich aangevallen
voelen als de rest van de groep aan wordt gevallen → in dat geval is geweld dus niet zomaar
ongericht en irrationeel.
Volgens Reicher zijn er 4 strategische principes voor succesvolle handhaving vd openbare orde:
1. kennis / informatie; risico’s inschatten, verschillende groepen/sociale identiteiten kennen (en
passend behandelen) etc
2. communicatie: met alle betrokkenen duidelijk communiceren, liefst door een door de groep
bekend en vertrouwd persoon.
3. faciliteren binnen grenzen; als passende maatregelen getroffen worden moeten deze redelijk
en legitiem zijn, lettend op de (intenties van) betrokkenen en duidelijk uitgelegd worden.
4. differentiatie; onderscheid tussen betrokkenen die een bedreiging vormen of niet.
Als betrokkenen balans zien tussen risico’s op gevaar en de mate van politie-inzet, kunnen zij dit
makkelijker begrijpen en minder snel gewelddadige betrokkenen steunen (minder kans op escalatie).

Concluderend:
Handhaving van openbare orde trekt steeds meer van het bestrijden van agressie (riot control,
repressief) naar het bevorderen van orde bij gebeurtenissen (public order management, meer
preventief), met meer aandacht voor de interactie tussen betrokkenen (zoals politie). Belangrijk is
daarmee in de aanpak van handhaving werkwijzen en technieken te verbinden met theoretische
uitgangspunten om een goede en effectieve werkwijze te ontwikkelen.




H7 Opsporingstaak politie (Kop & Klerks)
Opsporing betreft niet alleen de recherche, maar is een taak die ook agenten in ‘blauw’ uitvoeren. Op
TV is er veel te zien over opsporing, vaak moord / doodslag zaken die door rechercheurs snel worden
opgelost → Reiner maakt onderscheid tussen fictional policing (in de massacultuur, bv tv) en
factual policing (daadwerkelijk politiewerk) → ideeën over politiewerk en het imago vd politie wordt
deels bepaald door series en films. De soorten criminaliteit en het ophelderings% is daarbij in series
en films volledig anders dan de werkelijkheid.
Definitie van opsporing:
- verzamelen, registreren en verwerken van gegevens / informatie op grond van een redelijk
vermoeden van een strafbaar feit dat een inbreuk in de rechtsorde oplevert en/of met het doel
te komen tot een strafrechtelijke sanctie.
- art. 132a Sv; ‘onder het opsporingsonderzoek wordt verstaan het onderzoek ivm strafbare
feiten onder gezag van de OvJ met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.’
Het gezag over opsporing ligt (volgens de Politiewet) bij de Officier van Justitie.
Een belangrijk doel bij opsporing is het verzamelen van wettig en overtuigend bewijs (bewijsrecht).
Daarbij is er recenter een spanningsveld ontstaan tussen 1. sneller en meer resultaat leveren en 2.
gedetailleerde protocollering volgen en vastleggen (bv proces verbaal) → meer bureaucratisch.

Indeling van de opsporing:
a. lokaal ⇒ taak van districten, bestaande uit basisteams en districtsrecherche (DR)
b. regionaal ⇒ taak van regionale recherche (DRR: dienst regionale recherche)
c. landelijk ⇒ taak van landelijke recherche
Regionale eenheid = verdeeld in districten (met
basisteams) en regionale teams (zoals de DRR).

, DLR (dienst landelijke recherche) = ook onderverdeeld in afdelingen (vergelijkbaar met DRR),
functionele uitvoering van landelijke en specialistische politietaken. Betreft vaak zware,
georganiseerde criminaliteit met (inter)nationaal karakter, met zware inbreuk op de rechtsstaat.
Elke paar jaar wordt door de Minister van Justitie en Veiligheid landelijke prioriteiten (thema’s)
vastgesteld, bv mensenhandel, ondermijning, cybercrime etc.
De opsporingstaak ligt niet alleen bij de politie, andere instanties zijn bv. de Marechaussee,
Rijksrecherche, boa’s en bijzondere opsporingsdiensten (gericht op specifieke beleidsterreinen, bv
fraude, mensenhandel) → hier nadruk op politie als opsporingsinstantie.

Het aantal geregistreerde misdrijven (traditionele crim.) is in de afgelopen tien jaar sterk gedaald →
de aangiftebereidheid is echter ook flink gedaald. Het aantal slachtoffers (en registraties) van
cybercrime is echter sterk gestegen.
ophelderingspercentage = misdrijf die is opgehelderd nadat een verdachte door de politie is gehoord
oplossingspercentage = niet alle gehoorde verdachten worden geleverd aan het OM voor vervolging
waarbij de zaak wordt afgerond → als dit wel zo is en leidt tot een veroordeling is sprake van het
oplossingspercentage.
3 indicatoren die invloed hebben op het ophelderings% (als maatstaf voor de effectiviteit v opsporing):
1. snelheid van de reactie op het misdrijf; snellere reactietijd → stijging effectiviteit
2. vermogen om informatie snel en efficiënt te verwerken en te bepalen wat belangrijk is (vaak
dus als het delict niet gelijk opgespoord (op heterdaad) is) → alleen info voor opsporing.
3. vermogen om informatie uit verzamelde bronnen met elkaar in verband te brengen.
Belangrijk in het proces is de intake; hierbij worden voor het eerst gegevens verzameld en is dit al
indicatief voor hoe succesvol de opsporing uiteindelijk kan zijn (eventueel afhandelen).
De laatste jaren zijn er meer discussies over de effectiviteit van het strafrecht en daarbij behorende
opsporing. Momenteel ligt de nadruk in de opsporing vooral op de ‘brengcriminaliteit’ (door meldingen
aangiftes en internet, reactief) en weinig op de ‘haalcriminaliteit’ (door inspanning van politie zelf).
Ook ligt de nadruk op incidentgerichte opsporing ipv probleemgerichte opsporing (te weinig
capaciteit) → terwijl dit laatste mogelijk meer verschil kan maken voor maatschappelijke veiligheid.

Het OM speelt ook een grote rol in de discussie; zij moeten immers vervolgen en berechten na de
opsporing. Voor een vervolging zijn goede processen-verbaal (opgesteld tijdens opsporing) nodig →
vaak druk bij OvJ’s om volgens het budget voldoende zaken succesvol af te doen → politie wil
daarom veel processen-verbaal opstellen, maar bij grotere zaken gaat dit samen met tekort aan tijd →
daarom weinig nadruk op probleemgericht (soort van ‘preventief’, ‘aan de voorkant’) werken, dit kost
tijd en eindigt niet altijd in een afgedane zaak, maar bv interventie → de ‘cijfers’ worden dan minder
snel behaald, terwijl het een duurzame oplossing (en veiliger voor de maatschappij) is ipv het snel
afdoen van zaken. De nadruk leggen op preventie kan daarmee ook veel repressie oplossen.
Een ontwikkeling in het afdoen van zaken is de ZSM-aanpak (zorgvuldig, snel en op maat); versnelde
afdoening voor verdachten van lichte misdrijven / veelvoorkomende criminaliteit (vaak via
strafbeschikking). De politie en het OM werken hiervoor samen. In 2015 kritiek: er zouden te veel
zaken met strafbeschikking zijn afgedaan met onvoldoende bewijs, niet goed gevolgde wettelijke
procedure of verdachten waren niet helemaal bewust van de gevolgen en hun rechten. Onderzoek liet
daarnaast zien dat er sneller werd beslist, maar de administratie voor politie niet minder was en de
informatie-uitwisseling tussen ketens niet altijd soepel verliep. Ook waren er meer sepots door de OvJ
die vroeg werd betrokken (ipv waarschuwing voor bv ‘first offenders’ of een politiesepot).
Op het gebied van ondermijning werden jaarlijks minimums voor het aantal criminele samenwerkings
verbanden dat werd aangepakt vastgesteld → het aantal onderzoeken nam hierdoor toe, maar het
aantal vrijheidsstraffen op het gebied leek elk jaar gelijk. Mogelijke verklaringen hiervoor:
- politie en OM zijn meer nadruk gaan leggen op probleemgericht onderzoek, meer veiligheid
voor de maatschappij (proactief) ipv reactieve onderzoeken met strafrechtelijke afdoening
- parketten zijn vanwege het capaciteitstekort zich meer gaan richten op korte, snel af te
handelen onderzoeken of interventies (grotere onderzoeken meer onderverdeeld)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauralascher. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.34  5x  sold
  • (0)
  Add to cart