100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
SVMNIVO basistheorie Vastgoedeconomie Toetstermen & Samenvatting $12.35
Add to cart

Answers

SVMNIVO basistheorie Vastgoedeconomie Toetstermen & Samenvatting

13 reviews
 2117 views  114 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Voorbereiding op het examen van SVMNIVO voor de module Vastgoedeconomie van de basistheorie Vastgoeddeskundige. In de samenvatting is het kwalificatie dossier uitgewerkt a.h.v. schema's en afbeeldingen. Per hoofdstuk staat per hoofdstuk systematisch de kern van het onderwerp beschreven. Voor de uit...

[Show more]

Preview 4 out of 46  pages

  • January 21, 2020
  • 46
  • 2019/2020
  • Answers
  • Unknown

13  reviews

review-writer-avatar

By: bjornmeijer • 11 months ago

review-writer-avatar

By: royhaars23 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: bahijakacem • 3 year ago

Translated by Google

corresponds to the theory

review-writer-avatar

By: cvdh29 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: roanmulderij • 3 year ago

review-writer-avatar

By: sanneverzendaal • 3 year ago

review-writer-avatar

By: jbogert21 • 3 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Toets termen module vastgoedeconomie




Uitwerking van de kennisvragen van het kwalificatiedossier van SVM-NIVO

,Inhoudsopgave
B.1. Vraag en aanbod ........................................................................................................................................ 3
B.1.3. Individuele en collectieve vraagcurven ............................................................................................. 5
B.1.4. Inkomens en inkomensverdeling ....................................................................................................... 7

B.2 Producentengedrag op de markt ............................................................................................................ 9

B.3. Marktverhoudingen ................................................................................................................................. 10

B.3.2. Overheidsingrijpen in het marktmechanisme ............................................................................... 14

B.3.4. De markten voor onroerende zaken ................................................................................................ 17

C.1. Bedrijfstak.................................................................................................................................................. 18

C.1.2. Samenwerkingsvormen van producenten en concurrentie ...................................................... 21

C.1.3. Bedrijfskolom ........................................................................................................................................ 22

C.1.4. Intensiteit en concurrentie ................................................................................................................. 23

C.1.5. Overheidsingrijpen in een bedrijfstak. ............................................................................................ 25

D.2. Instanties die economische date verzamelen en hun functies. ................................................... 27

D.4. Conjuncturele ontwikkelingen en overheidsbeleid. ....................................................................... 28

D.5. Conjunctuur en structuur ...................................................................................................................... 34

D.6. Conjunctuurgevoeligheid van de markten voor onroerende zaken. .......................................... 36

D.7. Invloeden vanuit het buitenland........................................................................................................... 36

E.1 Geld en geldschepping ............................................................................................................................ 37

E.2. Inflatie en deflatie. .................................................................................................................................... 38

E.3 Vermogensmarkten. ................................................................................................................................. 40

E.4. Rente ........................................................................................................................................................... 44

E.5. Het bankwezen .......................................................................................................................................... 45

E.6. De Europese Centrale Bank, De monetaire unie en monetair beleid. ........................................ 45

,B.1. Vraag en aanbod
….Verklaart de belangrijkste micro-economische verschijnselen (de hoofdzaken van het
producenten- en consumentengedrag, de prijsvorming onder invloed van vraag en
aanbodontwikkelingen en de invloed van deze ontwikkelingen) met betrekking tot de markten
waarin makelaars opereren en verklaart de factoren, die bij transacties en adviezen van
belang zijn.

Beschrijft de begrippen consumeren en sparen (k).
Consumeren: Het kopen van goederen en het gebruik maken van diensten.
Sparen: Een deel van uw inkomsten opzijzetten in plaats van het direct uit te geven

Beschrijft het verschil tussen consumptiegoederen en investeringsgoederen (k).
Consumptiegoederen: zijn goederen die eerder gebruikt worden voor directe consumptie
dan voor de productie van een ander goed

Investeringsgoederen/kapitaalgoederen: Duurzame productiemiddelen, zoals gebouwen,
wegen en machines ect. Ze hebben een lange economische levensduur en worden daarom
tot de vaste activa gerekend. De aanschafwaarde wordt niet meteen in haar geheel
afgeboekt, maar in termijnen afgeschreven.

Beschrijft met welk doel een budgetonderzoeken worden gehouden (k)
Doel= In Nederland worden jaarlijks budgetonderzoeken gehouden door het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS). Door het invullen van huishoudboekjes krijgt het CBS een
beeld van de bedragen die de gezinnen uitgeven aan de diverse goederen en diensten.
Hieruit worden de wegingsfactoren afgeleid die worden gebruikt bij de bepaling van het
prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.

Noem de organisatie die in Nederland budgetonderzoeken doet (k).
Centraal bureau voor de statistiek CBS

Beschrijft het consumentenprijsindexcijfer waarom het wordt berekend (k).
Dit is de belangrijkste maatstaf voor het meten van de prijsontwikkeling in Nederland. De
index wordt maandelijks gepubliceerd.
Bij de bepaling van de inflatie is het onjuist gewoon het gemiddelde uit te rekenen van alle
prijsveranderingen die in een bepaalde periode hebben plaatsgevonden. Niet alle producten
nemen een even grote plaats in binnen het gezinsbudget. Om te weten hoe
prijsveranderingen de koopkracht van consumenten beïnvloeden, is het nodig rekening te
houden met het gewicht van de verschillende uitgavenposten in het gezinsbudget.

Beschrijft waarvoor het consumentenindexcijfer in de praktijk voor wordt gebruikt (k).
De CPI is een belangrijke maatstaf voor de inflatie en wordt veel gebruikt door het
bedrijfsleven en de overheid, onder andere bij loononderhandelingen, de indexering van
huren en lijfrenten en voor de aanpassing van belastingtabellen. De inflatie wordt gemeten
als de procentuele stijging van de CPI in een bepaalde periode ten opzichte van dezelfde
periode van het voorgaande jaar.

…noemt de organisatie die in Nederland het prijs consumentenprijsindexcijfer berekent en
publiceert.
Maandelijks berekent en publiceert het CBS de CPI.

, …legt uit wat de rol is van het CBS
CBS verzamelt data over de Nederlandse samenleving. Deze data wordt verwerkt tot
statistische informatie over allerlei maatschappelijke en economische thema’s.
Beschrijft wat er bij de berekening van een prijsindexcijfer met het basisjaar en de
wegingsfactoren wordt bedoeld.

Basisjaar: De periode waarmee we alle andere periodes vergelijken noemen we het
basisjaar.
Dit basisjaar krijgt het indexcijfer 100 (wordt op 100% gesteld).
Daardoor geldt dat:
Een indexcijfer boven de 100 duidelijk maakt dat er een procentuele stijging is ten opzichte
van het basisjaar.
Een indexcijfer onder de 100 duidelijk maakt dat er een procentuele daling is ten opzichte
van het basisjaar.


Wegingsfactor: Het samengesteld gewogen prijsindexcijfer wordt berekend door alle partiële
indexcijfers te vermenigvuldigen met hun wegingsfactoren. En daarna al deze uitkomsten op
te tellen en te delen door het totaal van de wegingsfactoren (zelfde formule als gewogen
gemiddelde, alleen iets anders opgeschreven):




De wegingsfactoren worden periodiek door middel van een budgetonderzoek opnieuw
bepaald. Bij zo’n budgetonderzoek wordt gekeken hoeveel geld een gezin uitgeeft aan de
diverse productgroepen. Op deze wijze kan het belang van de verschillende prijsstijgingen in
het totaal worden bepaald.

Voorbeeld:

categorie wegingsfactor index prijsverandering
(productgroep) (relatieve belang) (partiële indexcijfer)
woning 28 % 104
voeding 24 % 99
ontspanning 17 % 102,5
verzorging 9% 105
overige 22 % 101




Dat wil dus zeggen dat een pakket goederen van een gemiddeld gezin in Nederland in het
afgelopen jaar (ten opzichte van het basisjaar) 1,98% duurder is geworden.
Dit CPI nemen we als gemiddelde voor heel Nederland, zodat we mogen stellen dat de
inflatie in Nederland ongeveer 2% bedroeg.

Beschrijft het begrip huurquote (k)
Hoeveel huur iemand kán betalen, is natuurlijk sterk afhankelijk van individuele
omstandigheden en keuzes. Maar ergens ligt een grens van wat redelijk en verantwoord is.
Dan komen termen als woonquotes en huurquotes aan de orde.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Makelaar2019. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $12.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$12.35  114x  sold
  • (13)
Add to cart
Added