PUBLIEKRECHT SAMENVATTING
STAATSRECHT
9.1 STAAT
in het publiekrecht staat de verhouding tussen de overheid en de burger
centraal.
Kenmerken van de staat:
- er is een volksgemeenschap, groep mensen die bij elkaar hoort, wil horen
(landen/ natie)
- deze volksgemeenschap bevindt zich op een afgegrensd grondgebied (grenzen).
- binnen deze volksgemeenschap is er een orgaan dat de hoogste macht heeft en
dat daardoor de bevoegdheid heeft de bewoners van het land (de burgers) via
het uitvaardigen van regels zijn wil op te leggen.
alle organen die namens de staat over de gemeenschap beslissingen nemen,
worden gezamenlijk staatsapparaat genoemd. Dit apparaat bezit soevereiniteit,
het kan zowel buiten toe (andere volksgemeenschappen/landen) als naar binnen
toe (eigen volksgemeenschap/land) de hoogste en machtigste organisatie is.
9.2 SPREIDING VAN MACHT: MONTESQUIEU
montesquieu onderscheidde machten:
- wetgevende macht
- uitvoerende macht
- rechterlijke macht
De wetgevende, uitvoerende en rechtelijke macht mogen niet in één hand komen
en moeten door verschillende mensen en instanties worden uitgeoefend. Iedere
macht heeft zijn eigen bevoegdheden. De wetgever, samengesteld door en uit
burgers van het land, vaardigt regels uit die de uitvoerende macht moet
uitvoeren. De rechter spreekt vervolgens uit welk wetsartikel van toepassing is
als er conflicten rijzen. De drie machten moeten elkaar controleren. Ieder persoon
die tot een van deze machten behoort, weet dat de andere machten kunnen
checken of hij binnen zijn machtsbevoegdheid blijft. Op deze wijze wordt snel
duidelijk of iemand zijn macht op (on)behoorlijke wijze uitoefent. Deze theorie
van montesquieu -> trias politica. Spreiding van macht zoals Montesquieu die
voorstelde, ookwel horizontale spreiding.
9.19 RECHTSBRONNEN VAN STAATSRECHT: HET VERDRAG
een verdrag is een overeenkomst gesloten tussen twee of meer staten.
Soorten verdragen:
- bilateraal
- multilateraal
Bilateraal -> geldend tussen twee staten
Multilateraal -> geldend tussen meer dan twee staten
Een verdrag komt tot stand doordat er eerst onderhandelingen worden gevoerd
over de inhoud van een nieuw te sluiten verdrag, dat doet de regering. Zijn de
onderhandelaars tot overeenstemming gekomen, zal het verdrag door de
regering moeten worden bekrachtigd (geratificeerd). Er is voordat tot
bekrachtiging of ratificatie kan worden overgegaan goedkeuring nodig van de
Tweede en Eerste Kamer art. 91 lid 1 Gw. Deze goedkeuring kan uitdrukkelijk bij
,wet in formele zin of stilzwijgend worden verleend. Het tijdstip van
inwerkingtreding hangt af van wat het betreffende verdrag daarover stelt. Zo kan
in een verdrag staan dat het in werking treedt als 10 landen het hebben
goedgekeurd.
Bepalingen in een verdrag kunnen verschillende soorten normen bevatten:
- instructienormen
- self-executing-normen
Instructienormen
Richten zich tot de overheid en dragen deze bijv. op dat de inhoud van de
verdragsbepaling binnen een aantal jaar in een nationale wet moet zijn
opgenomen
Self-executing-normen
normen met een directe werking. Een verdragsbepaling heeft directe werking als
zij zich rechtstreeks tot de burger richt. Als een verdragsbepaling een
instructienorm bevat, kan een burger daar geen rechten aan ontlenen. Heeft een
verdragsbepaling directe werking, dan kan een burger zich daar rechtstreeks op
beroepen art. 93 Gw. Een burger kan zich in Nederland beroepen op de inhoud
van een verdragsbepaling, het moet wel een directe werking hebben.
Het kan voorkomen dat in een tussen twee landen gesloten verdrag bepalingen
staan die instructienormen bevatten maar ook bepalingen die directe werking
hebben. Het is niet zo dat een verdrag of alleen maar instructienormen heeft of
alleen maar normen met directe werking. Bepalingen zijn soms zo geformuleerd
dat taalkundig niet duidelijk is tot welke categorie een verdragsbepaling behoort.
Is dat het geval dan zal de rechter eraan te pas moeten komen om de status vast
te stellen.
9.20 HIËRARCHIE VAN REGELGEVING
Hogere regelingen gaan voor lagere regelingen. Is de inhoud van een lagere
regeling in strijd met die van een hogere, dan zal de rechter zich houden aan wat
er in de hogere regeling staat. In juridische termen: lagere regeling door de
rechter onverbindend wordt verklaard.
Hiërarchie van regelgeving:
1. Verdragsbepaling
2. Grondwet
3. Wetten in formele zin (regeling die tot stand gebracht wordt door regering en
staten generaal)
4. Algemene maatregelen van bestuur
5. Ministeriële regelingen
6. Provinciale verordeningen
7. Gemeentelijke verordeningen
Er moet aan één voorwaarde zijn voldaan: de verdragsbepaling moet self-
executing zijn (directe werking). De verdragsbepaling moet zich, tot de burger en
niet tot de overheid richten. Is een verordening van de gemeente Amsterdam in
strijd met een verdragsbepaling die niet self-executing is, dan zal de
gemeentelijke verordening voorgaan, onder de voorwaarde dat deze niet in strijd
is met een andere hogere regeling. Daarnaast geldt in Nederland een bijzondere
regel als het gaat om de verhouding tussen een wet in formele zin en de
,Grondwet. Een rechter niet mag beoordelen of een verdrag in strijd is met de
Grondwet art. 120 Gw. Omdat een verdrag hoger is dan de Grondwet, mag een
rechter een bepaling uit de Grondwet toetsen aan een verdragsbepaling. Maar er
moet worden uitgemaakt of deze verdragsbepaling directe werking heeft. De
rechter niet mag toetsen of een wet in formele zin in overeenstemming is met de
Grondwet, in Nederland is constitutionele toetsing verboden. De rechter
beoordeelt niet of een wet in formele zin zich verdraagt met de (regels van de)
Grondwet. Als de rechter zich niet met over deze vraag mag buigen, beoordeelt
centrale wetgever of de wet in formele zin niet in strijd is met een bepaling uit de
grondwet. Hij moet toetsen of een door hem te behandelen wet in formele zin in
overeenstemming is met de inhoud van de Grondwet. Een rechter mag een wet
in formele zin altijd toetsen aan een verdragsbepaling (aangenomen dat deze
directe werking heeft).
9.4 ORGANEN VAN DE CENTRALE OVERHEID
9.4.1 STATEN GENERAAL
Staten Generaal art. 51 Gw -> parlement:
- Tweede Kamer
- Eerste Kamer
De Staten Generaal (het parlement) wordt gekozen door democratie. Democratie
houdt in dat de bron van de staatsmacht bij het hele volk, bij alle burgers
berucht. Van daaruit zijn alle ander staatsbevoegdheden afgeleid.
Nederland is een parlementaire democratie. Centrum van alle staatsmacht vormt
het parlement dat op democratische wijze door het volk wordt gekozen. Op
democratische wijze -> iedere burger kan in vrijheid zijn stem kan uitbrengen op
de persoon of politieke van keuze. In een democratie mag geen beperkingen
worden opgelegd aan degenen die verkiesbaar willen stellen. Iedereen kan bijv.
zelf een politieke partij oprichten. Je kunt je als je lid bent van een bestaande
politieke partij ook opgeven voor een plaats op de verkiezingslijst van die partij.
In een democratie kunnen er grenzen worden gesteld aan de personen die hun
stem mogen uitbrengen of die gekozen kunnen worden. Je kan niet lid zijn van de
tweede en eerste kamer art. 57 lid 1 Gw.
Het actief kiesrecht: mogelijkheid zelf om op anderen te stemmen.
Het passief kiesrecht: mogelijkheid zelf te worden gekozen.
Bij actief kiesrecht gelden voor de staten generaal (parlement) beperkingen art.
54 Gw:
- Nederlander zijn;
- ten minste 18 jaar zijn;
- niet veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en daarbij
door de rechter niet ontzet zijn uit het kiesrecht
Beperkingen bij passief kiesrecht art. 56 Gw:
- Nederlander zijn;
- ten minste 18 jaar zijn;
- niet uitgesloten zijn van het kiesrecht
, TWEEDE KAMER
de tweede kamer bestaat uit 150 leden (afgevaardigden of parlementariërs) art.
51 Gw lid 2. Hun zittingsduur bedraagt vier jaar art. 52 Gw. Daarna kunnen ze
herkozen worden.
kiesstelsels:
- districtenstelsel
- het stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
DISTRICTENSTELSEL
Er worden kandidaten voor het parlement per district gekozen. Het land wordt in
districten ingedeeld (hun aantal afgestemd op het totale aantal verdelen zetels)
en binnen ieder district vechten degenen die een plaats in het
vertegenwoordigend orgaan willen bemachtigen, om de ene zetel die door het
district kan worden bezet. De partij die de meeste stemmen heeft behaald, krijgt
de zetel toegewezen (meestal slechts één stemronde). Of er is een absolute
meerderheid vereist, meer dan 50% van de stemmen hebben om een zetel te
krijgen (vaak twee stemrondes). In de tweede ronde wordt de strijd alleen
geleverd tussen de twee partijen die in de eerste ronde de meeste stemmen
hebben behaald bijv. in Amerika zijn er twee partijen, heeft iemand 49% en de
andere 51% in een staat gaat heel de staat voor die van 51% .
STELSEL VAN EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING
De kandidaten voor het parlement worden landelijk gekozen art. 53 lid 1 Gw. Bij
dit stelsel gaat men uit van de kiesdeler die als volgt wordt vastgesteld:
Kiesdeler= totaal aantal uitgebrachte stemmen: aantal te verdelen zetels
Wil een politieke partij een zetel in de kamer bemachtigen, dan zal zij tenminste
de kiesdeler moeten halen. Het werkelijke zetels wordt als volgt bepaald:
Aantal zetels = aantal uitgebrachte stemming op een partij: kiesdeler
10 miljoen mensen hebben gestemd aantal uitgebrachte stemmen: beschikbare
stoelen
10 miljoen: 150 = 66.666
66.666 stemmen = 1 zetel
De keuze voor dit stelsel heeft als voordeel dat de zetelverdeling over de
politieke partijen in de tweede kamer een correcte afspiegeling is van de politieke
standpunten in de samenleving op het moment van de verkiezingen. Een nadeel
ervan is dat de afstand tussen kiezer en gekozene (te) groot kan worden. Politiek
is voor de individuele burger niet (genoeg) herkenbaar. Dat kan onvrede over het
politieke stelsel in de hand werken met alle gevolgen van dien, zoals desinteresse
en apathie voor alles wat met de landelijke politiek te maken heeft.
EERSTE KAMER
de eerste kamer bestaat uit 75 leden (senatoren) art. 51 Gw. Zij worden voor vier
jaar gekozen art. 52 Gw, met de mogelijkheid tot herverkiezing. De leden van de
Eerste Kamer worden niet rechtstreeks door de kiesgerechtigde burgers gekozen,
maar trapsgewijs. De burgers kiezen per provincie de leden van de provinciale
staten. De provinciale staten kiezen de leden van de Eerste Kamer.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sarah2005. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.69. You're not tied to anything after your purchase.