100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Super Uitgebreide Samenvatting Filosofie en Psychologie (Tentamencijfer: 9.7) $11.92   Add to cart

Summary

Super Uitgebreide Samenvatting Filosofie en Psychologie (Tentamencijfer: 9.7)

1 review
 10 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Er is uitvoerig meegetypt tijdens de lecture en ik ben zo dicht mogelijk gebleven bij de woorden van de lecturer. Elk onderwerp is zo uitgebreid mogelijk met voorbeelden beschreven zodat de info extra goed in mijn hoofd zit. Het loopt gelijk met de slides, dus als je ergens vastloopt, kan je de sam...

[Show more]
Last document update: 1 month ago

Preview 10 out of 71  pages

  • October 16, 2024
  • October 23, 2024
  • 71
  • 2024/2025
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: pascalmeijer1 • 1 month ago

avatar-seller
Filosofie en Psychologie 1
Philosophy of mind: The mind-body problem
The mind in Psychology: psychologie is de wetenschap van de mind, maar wat is dan precies the mind?
Defining the mind: is niet fysiek zoals je arm of hart. Het vormt je tot de persoon die je bent. Mind is meer
een overkoepelende term die refereert naar het mentale. Dit omvat:
 Waarnemingen (wat je ziet, ruikt, hoort)
 Bodily sensations (hunger, thirst. pain)
 Emoties
 Beliefs (Paris is the capital of France)
 Verlangens
 Intenties (ik wil naar Amsterdam verhuizen)
 Redeneren (als X, dan Y)
 Geheugen en imagination
o Onduidelijk: The mind is best een vaag ding en circular: the mind wordt beschreven als
alles wat mentaal is, maar mentaal hoort weer bij the mind.


Wat is het doel van deze hele philosophy of mind? Er zijn 6 dingen waar we achter willen komen:
 Definieren wat the mind is
 Wie: definiëren wie er precies een mind heeft. Hebben dieren een mind? En machines zoals AI?
 Specifieke mentale toestanden: Wat zijn dan precies de mental states (zoals emoties, beliefs,
imagination)?
 Eigenschappen: welke eigenschappen hebben alle mentale toestanden? Zijn emoties bijvoorbeeld
bewust of onbewust?
 Relatie tussen mentale toestanden: zijn alle mentale toestanden met elkaar verbonden? Is er een
relatie tussen perceptions en beliefs?
 Wetenschap: is the mind wetenschappelijk te verklaren? Dus kunnen we het empirisch meten?


Mind body problem:
 We weten dat we een mind hebben
 We weten dat we een lichaam hebben
 Kenmerken uniek voor the mind: The mind heeft kenmerken die het lichaam niet heeft en vice
versa. Een voorbeeld van een kenmerk die je mind heeft en niet je lichaam is phenomenal quality
zoals pijn en jeuk, want zonder je mind kan je geen bodily sensations ervaren. Een ander voorbeeld
is dat je mind intentionality heeft. Dat houdt in dat je mind zich bewust kan zijn van dingen en over
dingen te denken, zoals er staat nu een tafel voor me. Jouw lichaam kan dit niet.
 Is er wel een verschil tussen mind en lichaam? En welk verschil is dat dan?
o Als er een verschil is tussen mind en lichaam, hoe zijn ze dan toch aan elkaar gelinkt? Hoe
kan het zijn dat ze elkaar beïnvloeden?
o Als er geen verschil is tussen mind en body, hoe weten we dan 100% dat de mind een
onderdeel is van de natuurlijke wereld? (dus dat het werkelijk bestaat).


Waarom kijken we naar the mind-body problem? Alle wetenschappen zijn geïnteresseerd in materie, bv
biologie over het lichaam. Alleen psychologie focust zich op the mind, wat geen materie is. Hoe kan een
psycholoog dan communiceren met een neuropsycholoog, die materie (het brein) bestudeert? Daar zoeken
we antwoorden op. Hier zijn vanuit verschillende psychologische velden een aantal antwoorden op:
 Er bestaat niks anders dan materie (dus lichaam/brein)
 Er bestaat niks anders dan the mind (niet zo populair)
 Lichaam en mind bestaan in parallel
 Lichaam en mind hebben interactie met elkaar

,Twee opvattingen over the mind en materie:
 Substance dualism: de eigenschappen tussen mind en body zijn zo groot dat ze 2 compleet
verschillende dingen zijn. The mind en materie zijn dus 2 verschillende componenten die
onafhankelijk van elkaar bestaan binnen deze wereld. Hier gaan we dieper op in tijdens de lecture.
 Substance monism: er is maar 1 werkelijkheid binnen deze wereld


Substance dualism in religie: substance dualism komt veel voor in religies. Zodra je gelooft dat je
lichaam en geest 2 verschillende dingen zijn en je ziel nog voortleeft nadat je bent overleden, ben je een
substance dualist. De meeste mensen in de wereld gaan ervan uit dat mind en body onafhankelijk van
elkaar bestaan.
Substance dualism in de filosofie:
 René Descartes (1641): in zijn boek Meditationes de Prima Philosophia, verdedigt hij het idee dat
mensen uit 2 substanties bestaan: de immateriële geest en het materiële lichaam. De geest en
het lichaam bestaan onafhankelijk van elkaar. Als dit klopt, dan is de psychologie speciaal, omdat
het de enige wetenschap is die alleen the mind bestudeert.




Arguments in favor of substance dualism
Leibniz’ Law: The Identity of Indiscernibles: Als x = y, dan hebben ze allebei ook exact dezelfde
eigenschappen. Als x en y niet dezelfde eigenschappen hebben, dan kan je zeggen x ≠ y. Om te zeggen
dat mind en body 2 verschillende dingen zijn, moeten we dus vaststellen welke eigenschappen ze niet
delen. Dat brengt ons tot de vraag: welke eigenschappen delen mind en body NIET?
 Spatial location/extension (van Descartes): onze lichaam heeft een locatie, we kunnen
aanwijzen waar al onze lichaamsdelen zich bevinden. Dit kan je niet doen met mentale processen
(dus the mind): je kan niet zeggen waar je intenties of verlangens zich bevinden.
 Rationality: (van Descartes): redeneren hoort bij the mind. Je lichaam kan niet rationeel denken,
dit gebeurt allemaal in je mind.
 Intentionality: (van Brentano): mentale toestanden (dus gedachten, gevoelens etc.) gaan altijd
over iets. Je hebt geen lege gedachten zonder inhoud, mentale toestanden verwijzen naar dingen
die bestaan buiten the mind, dus objecten, concepten of feiten. Als je denkt “ik houd van
chocolade”, dan gaat deze gedachte specifiek over chocola. Als je denkt aan de hoofdstad van
Frankrijk, dan denk je aan Parijs.
 Phenomenal quality: (van Chalmers): phenomenal quality is de subjectieve ervaring van een
mentale toestand, dus hoe iets van binnenuit aanvoelt. Je kan bijvoorbeeld pijn of blijdschap voelen,
maar materie kan dit niet. Dit is nogmaals subjectief, alleen jij weet precies hoeveel pijn iets doet.


Doubting argument (van Descartes): Descartes vroeg zich af of hij alles wat hij ooit te weten is gekomen
(dus al zijn kennis) in twijfel kon trekken. Dit deed hij in de hoop om uiteindelijk op 1 vaste ding terecht te
komen waar geen twijfel over mogelijk is, zodat hij een solide basis had om zijn wetenschap verder mee uit
te breiden.
 De vraag: kunnen we het bestaan van materiële dingen (dus de externe wereld, waaronder ons
eigen lichaam) in twijfel trekken?
 Antwoord (volgens Descartes): Ja, dat kan, want het is mogelijk dat we in een matrix
(simulatie/illusie) leven. Misschien is dit allemaal een illusie, gecreëerd door een kwaadaardig
wezen. Het kan zijn dat het gevoel dat we handen, ogen en zintuigen hebben, eigenlijk vals is.
 Corgito ergo sum: volgens Descartes is er iets waar geen twijfel over mogelijk is: het bestaan van
the mind. “I think, therefore I am”. Je kan alles in twijfel trekken wat er is, maar je kan nooit twijfelen
over of the mind bestaat. Want hoe trek je dingen in twijfel? Met je mind. Dus je mind bestaat. Het
feit dat we kunnen twijfelen of nadenken, is bewijs dat we bestaan  ik denk, dus ik ben.

,  Vijfde verschil: naast de vier eigenschappen hierboven die verschillen tussen the mind en body,
halen we uit dit verhaal nog een vijfde: het lichaam is betwijfelbaar, maar the mind niet. Wanneer 2
dingen niet exact dezelfde eigenschappen delen, kunnen ze niet identiek zijn aan elkaar. Dus dit is
bewijs dat mind en body 2 verschillende dingen zijn.


Samengevat: mind en body hebben verschillende eigenschappen  dus het zijn 2 verschillende
substanties  dus ik ben niet identiek aan mijn lichaam
Argumenten voor Substance Dualism:
Mind/Soul Body/Brain
Not spatially located Spatially located
Rational Non-rational
Intentional Non-intentional
Phenomenal Non-phenomenal
Geen twijfel over mogelijk Wel betwijfelbaar




Problemen in substance dualism
Problemen: zijn de bovengenoemde argumenten (dus spatial, rational, intentional etc.) wel overtuigend?
 Spatial location: het argument was dat intenties, overtuigingen etc. geen locatie hebben, je kan
niet aanwijzen waar het is. Een tegenargument hiervoor is identity theory: mentale toestanden zijn
identiek aan (fysieke) hersentoestanden. Daarmee wordt bedoeld: elke gedachte of gevoel komt
overeen met een specifieke hersenactiviteit. Als je gelooft dat dit klopt, dan hebben mentale
toestanden toch wel een locatie.
 Rationality & Intentionality: velen gaan ervan uit dat eigenschappen zoals rationaliteit ook
toegeschreven kunnen worden aan objecten, zoals rekenmachines, computers en AI (die rationeel
lijken te handelen en complexe mentale functies kunnen nabootsen). Dit suggereert dat rationality
en intentionality niet alleen uniek zijn voor the mind, materie kan deze eigenschappen ook hebben.
 Phenomenal quality: verklaren hoe we subjectieve ervaringen hebben is een hele lastige uitdaging
en we gaan hier de volgende lecture verder op in.


Problemen met het Doubting Argument: voor complete uitleg van intensional fallacy  blz 5 Mandik H2
Intensional fallacy: gaat erover dat je ervan uit gaat dat je overtuigingen overeenkomen met de realiteit,
maar dit is niet altijd het geval. Dit zie je duidelijker terug in dit voorbeeld: de personages die in de film
catwoman spelen, zouden denken dat Selina Kyle aardig is en Catwoman (haar alter ego) gemeen. Omdat
ze verschillen in eigenschappen, kan je concluderen dat het 2 verschillende mensen zijn (Leibniz’ Law).
Maar Leibniz Law kan je niet toepassen op psychologische toestanden zoals denken, weten, geloven of
betwijfelen. Als je denkt te zien dat Selina Kyle en Catwoman verschillen van elkaar, betekent het niet dat
dit ook overeen komt met de werkelijkheid. In werkelijkheid is het namelijk dezelfde persoon (dus Leibniz’
Law geldt hier toch niet). Wat je denkt over iets/iemand is niet gelijk een eigenschap van die
persoon/dat ding.
Intensional Fallacy in Substance Dualism: hetzelfde geldt bij the mind body problem:
 Premisse 1: ik kan niet betwijfelen dat ik besta (mijn mind is niet betwijfelbaar  je koppelt een
eigenschap eraan zoals je bij catwoman deed)
 Premisse 2: ik kan wel betwijfelen dat mijn lichaam bestaat (mijn lichaam is wel betwijfelbaar)
 Conclusie: ik ben dus niet identiek aan mijn lichaam
 Maar: het feit dat je aan je lichaam twijfelt (epistemologie), betekent niet dat je werkelijk gescheiden
bent van je lichaam (ontologie). Leibniz’ Law werkt dus prima voor fysieke dingen (bijvoorbeeld twee
voorwerpen die alle eigenschappen delen), maar het werkt niet bij mentale toestanden of
overtuigingen zoals in dit voorbeeld. Premisse 1 en 2 gaan over wat we weten/denken
(epistemologie) en de conclusie is een uitspraak over hoe dingen werkelijk zijn (ontologie).

, Challenges that dualism faces
Interactionism: Als een hamer je vingers raakt, voel je pijn. Het lijkt er dus op dat, hoewel geest en
lichaam twee aparte dingen zijn, ons lichaam en onze geest interactie met elkaar hebben, hoe kunnen we
dat verklaren? Descartes leg dit uit met interactionism: hij zegt dat je materiële lichaam informatie stuurt
naar je immateriële geest via de pijnappelklier.
The Interaction Problem: Prinses Elizabeth of Bohemia vroeg zich af hoe het mogelijk is dat iets wat non-
spatial is (dus je geest/mind) interactie heeft met iets dat wel een locatie heeft (pijnappelklier). Hier is nog
steeds niet echt antwoord op, maar er zijn wel een aantal alternatieve theorieën:
 Parallelism (Leibniz): geest en lichaam hebben geen interactie met elkaar, maar God heeft beide in
perfecte harmonie afgestemd. Dit is al voorgeprogrammeerd, dus God hoeft niet voortduren in te
grijpen. Ze lopen precies parallel aan elkaar, zonder interactie met elkaar te hebben.
 Occasionalism (Malebranche): geest en lichaam hebben niet direct interactie met elkaar, want God
grijpt constant in om elke interactie tussen geest en lichaam mogelijk te maken. Uit boek: Als je
bijvoorbeeld de intentie hebt om je hand op te steken, grijpt God in en laat hij je hand omhoog gaan.
Als je je teen stoot, zorgt God ervoor dat je pijn ervaart.


Samengevat:
 Substance Dualism: mind en materie zijn 2 verschillende substanties. Lichaam en geest bestaan
apart van elkaar bestaan, of ze nou interactie met elkaar hebben (interactionism), parallel aan
elkaar lopen (parallelism) of constant bijgehouden worden door God (occasionalism).
 Substance Monism: alles bestaat uit dezelfde substantie: alleen the mind bestaat (idealisme) of
alleen materie bestaat (materialisme, dit is het standpunt wat het meeste wordt verdedigd binnen
de filosofie).




Mandik 2014 Chapter 1
Meet your mind
Pagina 1 – 6: Even het belangrijkste op een rij: De filosofische kant van de geest wordt hier beschreven
inclusief de belangrijkste eigenschappen. De geest komt het dichts bij wie je écht bent. De geest bevat
zintuigelijke ervaringen, gedachten, bewuste toestanden, onbewuste toestanden, qualia (what-it-is-
likeness), emoties (die verschillen van gedachten doordat ze positieve/negatieve gevoelens toevoegen) en
verbeelding.


Mind-body problem: de mind en mentale eigenschappen zijn heel anders dan fysieke materie. The mind
body problem bespreekt de volgende problemen:
 Wat is het echte verschil tussen het mentale en het fysieke
 Als het mentale en het fysieke zo anders is, hoe kan het dan zo zijn dat ze op elkaar inwerken?
 Als de mind fysiek is, hoe kan dat dan?
Substance dualism: Descartes dacht dat the mind een denkend ding is wat geen ruimte inneemt en dat
het lichaam een niet-denkend ding is wat wel ruimte inneemt. Dit is de essentie van substance dualism.
 Problem of interaction: er is interactie tussen lichaam en geest via 2 wegen: perceptie en actie. Je
kan iets zien wat invloed heeft op je mind of je kan een actie willen uitvoeren in je mind en je
lichaam voert het daadwerkelijk uit. Maar als the mind en het lichaam zo radicaal anders zijn, hoe is
er interactie mogelijk? Als A veroorzaakt B, dan moet er een punt van fysiek contact zijn: als bal A
tegen bal B botst bal B rolt weg. Bal A MOET naar de locatie van bal B verplaatsen om bal B weg
te tikken. Zelfs als je de tv wil aan doen is er onzichtbaar in de lucht een moment van contact met

, radiogolven. Hoe kan het dan dat mind en body interactie hebben als the mind geen fysieke locatie
heeft en het lichaam wel? Bal A kan onmogelijk bal B wegtikken als hij niet op de locatie van bal B is
Monism: filosofen vermijden het interactieprobleem (en andere problemen) en gaan richting monisme: er is
alleen 1 ding in de wereld, het fysieke of het mentale. Je mind kan fysiek zijn, omdat het eigenlijk je brein
is. Maar hier ontstaat een probleem: het lijkt erop dat je mind toch mentale eigenschappen heeft, zoals
qualia: hoe het is om rood te zien is iets wat je alleen van binnenuit kan weten. Geen enkele hersenscan
kan dit laten zien. Veel filosofen zeggen dat qualia niet-fysieke mentale eigenschappen zijn  property
dualism.
Andere problemen: de filosofie kijkt naast the mind-body problem ook naar andere dingen:
 The problem of perception: idee 1 is: als we iets waarnemen zitten we in een directe relatie met
de wereld. Als je een rood boek ziet, ben je direct verbonden met dat boek. Idee 2: wanneer je een
roze olifant ziet, kan het zijn dat je aan het hallucineren bent. Je bent je dan niet bewust van een
roze olifant, maar van een conceptueel idee, iets mentaals. Sommige filosofen zeggen: wat deze 2
situaties met elkaar gemeen hebben is dat waar je je écht bewust van bent een idee in je mind is.
Je bent je dan alleen indirect bewust van het boek, maar direct bewust van het idee van het boek.
Andere filosofen vinden dit een verontrustend idee: als alles waar we ons direct bewust van zijn
alleen binnen onze mind bevindt, dan lijkt de externe wereld extra te zijn, het zou net zo goed niet
kunnen bestaan.  verder in chapter 4 en 11
 The problem of other minds: het zou mogelijk kunnen zijn dat de mensen om je heen eigenlijk
geen innerlijke mentale leven hebben. Hoe weten we dat andere mensen ook een mind hebben?
Een mogelijke oplossing hiervoor is behaviorisme  verder in chapter 5
 The problem of artificial intelligence: kunnen robots en computers ook een mind hebben?
Sommige filosofen zeggen ja, want mensen zijn zelf ook een soort machine (functionalism). Als dit
klopt, wat is dan het vereiste in een machine om “denkend’ te zijn? Sommigen stellen voor dat
denken linguïstisch is  verder in chapter 7
 The problem of consiousness: filosofen verschillen in hoeverre consciousness fysiek te verklaren
valt. Sommigen spreken van een explanatory gap, je zal in de wetenschap nooit dichtbij genoeg
komen en anderen zijn veel optimistischer hierover  verder in chapter 14
 The problem of intentionality: hoe kunnen we gedachten hebben over niet-bestaande zaken zoals
eenhoorns? Wat voor soort relatie hebben wij met deze gedachte?  verder in chapter 13
 The problem of free will: hebben we vrije wil of is alles wat we doen een product van onze
ervaringen en wie wij zijn  chapter 12
 The problem of personal identity: hoeveel kan iets veranderen voordat het als een ander ding
wordt beschouwd? Was je ooit een baby of ben je in plaats daarvan iemand anders die de baby
heeft vervangen?  chapter 15




Mandik 2014 Chapter 2
Substance Dualism
3 argumenten voor Substance Dualism: (al eerder uitgelegd boven, hier staat alleen extra info)
 Leibniz Law
 Explanatory gap
 Modal argument
Lebniz’ Law: als x = y dan delen ze ook dezelfde eigenschappen. Als er eigenschappen zijn die de ene wel
heeft, maar de andere niet, dan zijn x en y verschillend van elkaar. Deze Law wordt gebruikt om aan te
tonen dat de mind niet identiek is aan het brein of wat voor fysieke ding dan ook. Dit zijn de eigenschappen
die niet in allebei voorkomen
 Spatial location
 Rationality: volgens Descartes kunnen alleen mentale substanties denken (rationaliteit)
 Intentionality: wanneer we denken, denken we aan dingen. Dit is intentionality, een eigenschap die
alleen niet-fysieke dingen kunnen hebben. Intentionality is eigenlijk heel gek, omdat je over dingen

, kan denken die niet eens bestaan. Het is moeilijk te beseffen dat een fysiek brein deze eigenschap
kan hebben en in relatie staat met dingen die niet bestaat in time and space.
 Phenomenal properties: het feit dat je phenomenal properties kunt ervaren zonder een fysieke
oorzaak, zoals iets kunnen proeven wat er niet is (bijv als je denkt aan een citroen), is alleen maar
meer bewijs dat phenomenal properties horen bij mentale substanties, niet bij het fysieke.
 Twijfelen: het kan altijd zo zijn dat fysieke objecten er eigenlijk niet zijn, maar het bestaan van je
mind valt niet te ontkennen.
Tegenargument Lebniz Law: prachtige uitgebreide uitleg op blz 5


Modal argument: als het mogelijk is dat je lichaam niet bestaat en alleen je mind, dan moet je mind wel
wat anders zijn dan je lichaam.
 Premisse 1: ik kan me inbeelden dat alleen mijn mind bestaat zonder dat ik een lichaam heb
 Premisse 2: als ik me het kan inbeelden, dan moet het mogelijk zijn
 Premisse 3: het is dus mogelijk voor mijn mind om te bestaan zonder een lichaam
 Premisse 4: als het mogelijk is voor mijn mind om te bestaan zonder een lichaam, dan is mijn mind
niet identiek aan mijn lichaam
 Conclusie: mijn mind is iets wat apart staat van mijn fysieke lichaam
Tegenargument Premisse 2: hoezo kan het zo zijn dat als je je iets kan inbeelden dat het ook meteen
mogelijk is? De stap van inbeelden naar possibility kan nooit goed worden gepraat.


Naast interactionism ook 2 andere alternatieven: een andere optie die substantiedualisten bekeken is
de optie is dat er helemaal geen mind-body interaction is. Als we hierin mee zouden gaan: als je je teen
stoot en je voelt intense pijn, dan is deze pijn niet veroorzaakt door je teen. Echter hoeft zo’n
substantiedualist niet te zeggen dat het puur toeval is dat het gevoel van pijn (mentaal) en de fysieke
gebeurtenis (teen stoten) tegelijkertijd plaatsvinden. Er zijn namelijk 2 ideeën die deze synchronisatie
proberen te verklaren:
 Occasionalism (Malebranche): God grijpt elke keer in wanneer mentale en fysieke gebeurtenissen
synchroon lopen. Als je bijvoorbeeld de intentie hebt om je hand op te steken, grijpt God in en laat
hij je hand omhoog gaan. Als je je teen stoot, zorgt God ervoor dat je pijn ervaart.
 Parallelism (Leibniz): geest en lichaam werken altijd parallel aan elkaar, omdat God ervoor zorgt
dat ze in harmonie blijven. God grijpt hier niet elke keer in, vanaf het begin van het universum is dit
al zo geregeld, een voorgeprogrammeerde harmonie.
o Controversie parallelism: dat alles volgens parallelism al “predetermined” is, is in strijd met
het idee dat we vrije wil hebben en dus moreel verantwoordelijk zijn voor onze acties.
o Controversie occasionalism: als God elke keer ingrijpt om de fysieke gevolgen van je
mentale beslissingen uit te voeren, is God ook betrokken bij kwaadaardige daden. Als je de
intentie hebt om iemand dood te schieten, zorgt God ervoor dat de trekker daadwerkelijk
wordt overgehaald. Is God dan ook moreel medeplichtig aan kwaadaardige daden?




Filosofie en Psychologie 2

, Recap
Recap: Descartes ging ervan uit dat mind en body 2 verschillende substanties zijn (substance dualism)
en dat ze ook interactie hebben met elkaar. De argumenten voor substance dualism kwamen vooral uit
Leibniz Law, maar dit argument bleek niet helemaal overtuigend te zijn. Daarnaast is het nog onduidelijk
hoe een immateriële geest en materiële lichaam interactie met elkaar hebben (interaction problem).
Alternatieven van substance dualism kunnen dit ook niet echt beter verklaren.


Materialism/Physicalism: alles wat in de wereld bestaat is fysiek (dus materie). Er is niks boven het
fysieke, alles is gemaakt van moleculen, atomonen, protonen etc. Jaegwon Kim schreef het boek Mind in
a Physical World, waar hij bespreekt hoe the mind kan bestaan in de materiële wereld. Zijn antwoord: the
mind is fysiek.
 Er bestaat geen mentale substantie
 The mind is onderdeel van de natuurlijke, fysieke wereld
 The mind kan beschreven en verklaard worden in wetenschappelijke termen
Maar: in de vorige lecture bekeken we verschillen tussen geest en lichaam (vanuit Leibniz Law), zoals
phenomenal quality, wat je niet in de fysieke wereld kan terugvinden. Hoe verklaar je dat dan?


Phenomenal Quality (Chalmers): mentale toestanden hebben een subjectieve Phenomenal Quality. Het
gaat om hoe dingen voelen in je bewustzijn, zoals pijn of smaken proeven. Dit is een persoonlijke, innerlijke
ervaring en niemand anders kan pijn precies ervaren zoals jij het ervaart. Elke ervaring heeft z’n eigen
phenomenal quality. Het ervaren van de wereld op een subjectieve manier wordt Phenomenal
Consciousness genoemd.




Soorten materialism: materialism valt onder substance monism en dat kan je weer opdelen in:
 Reductive Physicalism: alles is gemaakt van materie (moleculen, atomen etc.) en we kunnen the
mind volledig verklaren vanuit fysieke termen.
 Non-Reductive Physicalism: alles is fysiek, maar als materie complex genoeg is, ontstaan er
nieuwe eigenschappen die niet volledig verklaard kunnen worden vanuit fysieke termen (zoals the
mind).
 Eliminative Materialism: the mind bestaat niet


Varieties of Consciousness
Definiëren van bewustzijn:
 Creature Consciousness:
o Sentience: subjectieve ervaringen hebben, voelen van pijn, plezier etc.
o Wakefulness: alertheid en actief zijn, niet slapend of bewusteloos
o Self-awareness (zelfbewustzijn): jezelf herkennen als een afzonderlijk wezen en je eigen
mentale toestanden.

,  State Consciousness: mentale toestanden die onder “conscious” vallen
o Transitive consciousness: waar je je bewust van bent in de buitenwereld
o Awareness of one’s mental state: je bewust zijn van je eigen gevoelens etc (mental state)
o Phenomenal consciousness:
o Access consciousness:


Phenomenal consciousness: gaat over de innerlijke, subjectieve ervaring, dus hoe pijn aanvoelt, hoe het
is om blij te zijn, hoe een kleur eruit ziet. Dit is voor iedereen uniek en kan door niemand anders dan jijzelf
begrepen worden. Het is niet alleen een objectieve gebeurtenis, maar elke gebeurtenis krijgt voor jou een
persoonlijke en “unieke” karakter.
 Qualia: what-it-is-likeness. De specifieke manier waarop je een ervaring beleeft, bijvoorbeeld hoe
de kleur rood er voor jou echt uit ziet, hoe het voor jou voelt om blij te zijn etc.
o Subjectively accessible: alleen jij weet hoe het voelt om jouw pijn te ervaren
o Specific experiental character: elke mental state wordt anders ervaren, het gevoel van pijn
is specifiek voor pijn.
o Well-defined temporal boundaries: als je je arm ergens aanstoot, is de qualia alleen
aanwezig als er pijn is. Dus als de pijn weer voorbij is, dan is de qualia ook weg.


Acces Consciousness: gaat over gedachten die je gemakkelijk kunt ophalen en gebruiken in je dagelijks
leven. Bijvoorbeeld als je denkt “Vandaag wordt het mooi weer” dan kan je die gedachte gebruiken om een
beslissing te nemen (zonder jas naar buiten), erover te praten (met je vrienden delen hoe lekker weer het
wordt) of om toe te passen in verdere gedachten (plannen maken voor vandaag). Je hebt dus echt
toegang tot de gedachte (het beïnvloedt je acties) en je hebt er bewuste controle over. Het zegt dus niks
over hoe je die gedachten voelt (Phenomenal Consciousness), maar hoe je ze actief gebruikt.
 Wat valt hier niet onder? Spraak, want het gebruikt van grammatica gaat automatisch en je hoeft
er niet bewust over na te denken, net zoals procedurele kennis als fietsen.


Samen: In de meeste gevallen komen acces consciousness en phenomenal consciousness tegelijkertijd
voor. Bijvoorbeeld bij een pijnlijke ervaring: je voelt pijn (phenomenal consciousness), maar je kan hier
ook vanuit handelen, zoals een vriend vertellen wat je hebt meegemaakt (acces consciousness).
Acces consciousness zonder phenomenal consciousness: we kunnen dit hebben bij overtuigingen
(beliefs), zoals Parijs is de hoofdstad van Frankrijk. Deze overtuiging kan je ophalen en gebruiken
wanneer nodig, maar je hebt er geen subjectieve ervaring bij. Dit kan zo zijn bij computers (bijv AI, die
reageert op informatie maar heeft geen subjectieve ervaring) en filosofische zombies (heeft ook geen
subjectieve ervaringen)
Phenomenal consciousness zonder access consciousness kan voorkomen bij dromen (je kan
phenomenal experiences hebben, bijv heel blij zijn toen je op een olifant vloog, maar als je wakker wordt
hier niks over kunnen vertellen/mee doen want vergeten)
Verschil tussen acces consciousness en phenomenal consciousness (aantekening van de werkgroep):
acces consciousness kan je terugzien onder een hersenscan (we hebben nu al technologie om terug te
zien waar je over aan het nadenken bent), maar phenomenal consciousness kan je nooit helemaal
terugzien onder een hersenscan. Je hebt geen “acces”, je hebt geen toegang tot die ervaring, alleen jij
weet volledig hoe het voelt.




The Hard Problem of Consciousness
Niet compleet: Phenomenal consciousness laat zien dat physicalism (materialism) niet voldoende is om
phenomenal consciousness volledig te verklaren. Het is geen complete theorie van de wereld. Drie

,argumenten die laten zien dat we nooit volledig phenomenal consciousness kunnen verklaren vanuit
fysieke eigenschappen:
 Zombie Argument (David Chalmers): filosofische zombie’s zijn net als normale mensen, maar
zonder qualia. Ze hebben dus geen phenomenal consciousness. Als je een naald in de arm van
zo’n zombie prikt, gebeurt eigenlijk alles wat bij ons ook gebeurt. Dus sensory neurons sturen
signalen naar het brein, hij zegt auw en trekt zijn arm weg, maar toch voelt hij geen pijn. Eigenlijk
precies zoals je een robot zou programmeren.
o Premisse 1: het is mogelijk om je zo’n zombie voor te stellen
o Premisse 2: als je je een filosofische zombie kunt voorstellen, dan is het ook mogelijk dat
zo’n wezen (zonder qualia) bestaat.
o Premisse 3: als het mogelijk is dat er een wezen is die alle fysieke eigenschappen heeft die
een normaal mens ook heeft, maar dan zonder qualia, dan zijn qualia geen fysieke
eigenschappen. Wat daarmee wordt bedoeld is: als een zombie exact hetzelfde brein als
ons heeft, maar nog steeds geen qualia heeft, dan is qualia niet te verklaren vanuit fysieke
eigenschappen.
o Conclusie: qualia zijn geen fysieke eigenschappen
 Tegenargument Premisse 1: is het überhaupt mogelijk dat er een wezen is die
exact dezelfde fysieke eigenschappen heeft als de mens, alleen zonder qualia?
 Tegenargument Premisse 2: dat we ergens over kunnen denken, betekent niet per
se dat het ook mogelijk is.


 Knowledge Argument (Thomas Nagel): stel dat je alles over echolocatie bij vleermuizen weet,
weet je dan ook hoe het is om echolocation te hebben? Je kan alle objectieve kennis over iets
hebben, maar je zal daar niet de subjectieve ervaring (de “what-it-is-likeness”) mee begrijpen.
Phenomenal consciousness heeft namelijk een eerstepersoonsperspectief.
o Gedachte Experiment (Frank Jackson): Mary is een super-wetenschapper: ze leert
ALLES over menselijke visuele perceptie. Ze weet dus alles over hoe het oog werkt, maar
ze leeft in een zwart-wit kamer. Op een dag komt ze buiten en ziet ze een rode tomaat. Ze
zegt “dus dit is hoe rood eruit ziet!”. Heeft Mary iets nieuws geleerd? Ja, ze leert iets nieuws,
namelijk hoe het is om rood te zien (dus phenomenal qualia). Hierdoor is het onmogelijk dat
het enige wat er in deze wereld kan zijn fysiek is (anders had Mary het wel geweten).
 Premisse 1: Als reductive physicalism waar is, dus als al er alleen fysieke
eigenschappen bestonden, dan wist Mary alles over kleuren zien en had ze niks
nieuws geleerd.
 Premisse 2: Mary weet niet alles over kleuren zien, omdat ze niet wist hoe het was
om echt rood te zien
 Conclusie: Physicalism is onjuist. Niet alle eigenschappen zijn fysiek. Er bestaan
niet-fysieke eigenschappen (zoals de qualia om rood te zien)  fysieke kennis van
consciousness is in principe onmogelijk.
 Tegenargument Premisse 1: Misschien wist Mary niet werkelijk alles over
kleurperceptie. Ze had alle kennis over de processen (knowledge-that),
maar niet de kennis over hoe het is om de kleur te ervaren (knowledge-
how).
 Tegenargument Premisse 2: als Mary ALLES wist over kleurperceptie, zou
ze weten hoe het is om rood te zien zonder het zelf te hebben meegemaakt
en dus niks nieuws leren. Phenomenal consciousness moet fysiek te
verklaren zijn, het is gewoon een kwestie van nog niet ontdekte wetenschap.


 Explanatory Gap Argument: Het maakt niet uit hoeveel je weet over hersengolven,
hersenactiviteit, neuronen etc: je zal dichter bij het antwoord komen, maar er zal altijd een gat zijn
die niet gevuld kan worden. Dat gat is: waarom en hoe vertaalt dit allemaal naar het gevoel van pijn
(of een andere phenomenal quali) en waarom voelt het zoals het voelt? Dit gat noem je een

, explanatory gap. Het blijft een mysterie waarom de hersenen phenomenal consciousness
produceren en hoe dat gebeurt.
o Objection: Uiteraard weten we al veel over de wetenschap van consciousness. We weten
bijvoorbeeld de oorzaak van bewuste ervaringen (bijvoorbeeld hoeveel druk nodig is voordat
iemand zich bewust wordt van een aanraking), de hersenactiviteit wanneer we pijn ervaren
en theorieën die uitleggen hoe bewustzijn werkt. Één daarvan is Global Workspace Theory
o Global Workspace Theory Baars (1997): we hebben een soort “gemeenschappelijk
krijtbord” waar verschillende delen van het brein (die normaal onbewust werken) hun
informatie kunnen delen. Zo is er communicatie mogelijk tussen verschillende delen van de
hersenen. Als een onbewust proces op dit centrale krijtbord terecht komt, wordt het
toegankelijk voor alle andere hersendelen, waardoor het bewust ervaren wordt.
o Easy Problems of Consicousness: Er zijn aspecten van consciousness die gemakkelijk te
verklaren zijn uit de cognitieve wetenschap. Voorbeelden hiervan zijn:
 Discrimineren, categoriseren en reageren op stimuli
 Integratie van informatie: bijv combineren wat je ziet en hoort
 Je mentale toestanden kunnen beschrijven
 Focus van aandacht
 Bewuste controle over gedrag
o The Hard Problem of Consciousness: zelfs als we alle cognitieve functies kunnen
verklaren, kunnen we nog steeds niet verklaren waarom deze functies gepaard gaan met
subjectieve ervaringen. Chalmers kwam met de volgende premissen:
 Premisse 1: Als qualia (bijv pijn) identiek zouden zijn aan fysieke eigenschappen
(hersenactiviteit), dan zou er een wetenschappelijke theorie kunnen zijn die qualia
volledig in fysieke termen kan verklaren.
 Premisse 2: er kan nooit een wetenschappelijke theorie zijn die qualia in fysieke
termen kan verklaren (door Explanatory Gap).
 Conclusie: qualia zijn niet identiek aan fysieke eigenschappen, het zijn niet-fysieke
eigenschappen
 Tegenargument Premisse 2: aangezien deze voorspelling over de toekomst
gaat, kan deze in twijfel worden getrokken. We kunnen nooit zeker weten wat
de toekomst ons brengt.


Property Dualism
Property Dualism is niet gelijk aan Substance Dualism. Substance Dualism zegt namelijk dat er 2
verschillende substanties zijn: lichaam en geest. Property Dualism daarentegen zegt dat er maar 1 soort
substantie is: fysieke materie, maar als een systeem complex genoeg is kunnen er ook niet-fysieke
eigenschappen zijn. (Uit boek: Property Dualism zegt dat mentale eigenschappen niet te reduceren zijn tot
fysieke eigenschappen). Dit is waar David Chalmers vanuit gaat:
 Een persoon bestaat niet uit twee verschillende substanties
 Cognitieve systemen zoals ons brein hebben zowel fysieke als niet-fysieke eigenschappen
 Niet-fysieke eigenschappen zijn niet te verklaren uit fysieke eigenschappen en vice versa. Er zal
altijd een gat zijn.
Epiphenomenalism: Waarom hebben we phenomenal consciousness? Als je je hand verbrandt, sturen de
zenuwen in je hand een signaal naar je hersenen en dan trek je je hand terug. Hierna wordt je je pas
bewust van de pijn. Volgens Epiphenomenalism heeft deze subjectieve ervaring geen invloed op je besluit
om je hand terug te trekken, dit werd geregeld door fysieke processen in je hersenen. De vraag die hier
wordt gesteld is: als qualia geen causale rol spelen (met of zonder pijn trek je je hand weg) welke rol heeft
phenomenal consciousness dan?
 Als qualia niet-fysiek zijn, kunnen ze geen fysieke veranderingen veroorzaken. Consciousness is
causaal irrelevant: mentale toestanden hebben geen effect op fysieke gebeurtenissen. Bewustzijn
heeft geen extra invloed op hoe de wereld functioneert.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nihadelb. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.92  1x  sold
  • (1)
  Add to cart