Inleiding in de psychologie
Bachelor psychologie 24-25
Begrippenlijst met uitleg voor elk hoofdstuk
Voorwoord
Beste student psychologie,
Voor je ligt een samenvatting van het vak ‘inleiding in de psychologie”. Ik heb de belangrijkste
studiestof voor je samengevat. Zo kun jij zo prettig mogelijk studeren. Ik wens je alvast veel succes
met studeren en natuurlijk met het behalen van al jouw studiepunten!
Samen studeren werkt natuurlijk goed. Wijs jouw vrienden en studiegenoten daarom ook vooral op
mijn samenvattingen. Nadruk en het delen van de samenvatting met derden is uiteraard verboden.
Als je wilt dat ik in staat blijf de samenvattingen en oefentoetsen aan te bieden, geef deze
samenvatting dan niet aan derden en laat jouw studiegenoten zelf een exemplaar aanschaffen.
Groetjes, Luna.
P.S. De samenvatting is geschreven naar eigen inzicht van de auteur. Het is en blijft een
samenvatting, die als aanvulling op de verplichte literatuur gezien moet worden en geen vervanging is
van de verplichte lesstof.
,College 1 (hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2)
Hoofdstuk 1
Dualisme: Het idee dat zowel geest als materie bestaan als aparte entiteiten.
Materialisme: De opvatting dat alles bestaat uit materie en dat geestelijke processen volledig
verklaard kunnen worden door materiële processen.
Empirisme: De filosofische theorie die stelt dat kennis voortkomt uit ervaring en zintuiglijke
waarneming.
Association by contiguity: De theorie dat als twee dingen vaak samen voorkomen, ze met
elkaar worden geassocieerd in het geheugen.
Nativisme: De overtuiging dat kennis aangeboren is en niet volledig het resultaat van
ervaring.
Oefenvragen hoofdstuk 1
1. Wat is het belangrijkste verschil tussen dualisme en materialisme?
a) Dualisme stelt dat geestelijke processen volledig verklaard kunnen worden door materiële
processen, terwijl materialisme deze verklaring als onbelangrijk beschouwt.
b) Dualisme en materialisme stellen beide dat geest en materie als aparte entiteiten bestaan.
c) Dualisme stelt dat geest en materie aparte entiteiten zijn, terwijl materialisme aanneemt
dat alles uit materie bestaat en geestelijke processen door materiële processen kunnen worden
verklaard.
d) Dualisme en materialisme geloven beide dat kennis voortkomt uit ervaring en zintuiglijke
waarneming.
2. Welke theorie veronderstelt dat kennis aangeboren is en niet volledig het resultaat van
ervaring?
a) Empirisme
b) Association by contiguity
c) Nativisme
d) Materialisme
Antwoorden:
1. C 2. C
,Hoofdstuk 2
Within subject experiment: Onderzoeksopzet waarbij dezelfde persoon aan alle
verschillende condities wordt blootgesteld.
Between-groups experiment: Onderzoeksopzet waarbij verschillende groepen deelnemers
worden blootgesteld aan verschillende condities.
Hawthorne effect: Het fenomeen waarbij mensen hun gedrag aanpassen omdat ze weten dat
ze worden geobserveerd.
Statistically significant: Wanneer de p-waarde minder is dan 0,05, wat aangeeft dat de kans
klein is dat de resultaten door toeval zijn ontstaan.
Observer expectancy effect: Het effect waarbij de verwachtingen van de onderzoeker de
resultaten van de studie beïnvloeden, vaak onbewust.
Subject expectancy effect: Het effect waarbij de verwachtingen en overtuigingen van de
deelnemer de resultaten beïnvloeden.
Oefenvragen hoofdstuk 2
1. Wat is een kenmerk van een within subject experiment?
a) Verschillende groepen deelnemers worden aan verschillende condities blootgesteld.
b) Elke deelnemer wordt slechts aan één conditie blootgesteld.
c) Dezelfde persoon wordt aan alle verschillende condities blootgesteld.
d) De onderzoeker beïnvloedt de resultaten door persoonlijke verwachtingen.
2. Wat betekent het als een resultaat statistisch significant is?
a) De p-waarde is hoger dan 0,05, wat betekent dat de resultaten waarschijnlijk door toeval
zijn ontstaan.
b) De p-waarde is lager dan 0,05, wat aangeeft dat de resultaten onbetrouwbaar zijn.
c) De p-waarde is lager dan 0,05, wat aangeeft dat de kans klein is dat de resultaten door
toeval zijn ontstaan.
d) De resultaten zijn alleen significant als ze overeenkomen met de verwachtingen van de
onderzoeker.
Antwoorden:
1. C 2.C
, College 2 (hoofdstuk 3)
Hoofdstuk 3
Mitose: Het proces waarbij een cel zich deelt om nieuwe lichaamscellen te creëren.
Meiose: Het proces waarbij een cel zich deelt om geslachtscellen (eicellen en zaadcellen) te
produceren.
Epigenetica: Veranderingen in genexpressie die niet door veranderingen in het DNA zelf
worden veroorzaakt, maar door factoren die genen aan- of uitzetten.
Naturalistic fallacy: De misvatting dat alles wat natuurlijk is per definitie goed of moreel
juist is.
Distale verklaring (evolutie): Verklaring gebaseerd op de rol van overleving en functie van
een eigenschap.
Proximale verklaring (evolutie): Verklaring gebaseerd op de mechanismen en processen die
verantwoordelijk zijn voor een eigenschap.
Vestigial karakteristieken: Eigenschappen die nog steeds aanwezig zijn omdat ze nuttig
waren voor de voorouders, maar niet meer voor het huidige organisme.
Homologie: Gelijkenis tussen twee soorten als gevolg van een gedeelde voorouder.
Polygyny: Een huwelijkssysteem waarbij één man getrouwd is met meerdere vrouwen.
Polyandry: Een huwelijkssysteem waarbij één vrouw getrouwd is met meerdere mannen.
Monogamy: Een huwelijkssysteem waarbij één man en één vrouw een exclusieve relatie
hebben.
Promiscuity: Een relatiepatroon waarbij mensen seks hebben met meerdere partners zonder
exclusiviteit.
Cooperation: Samenwerken waarbij beide partijen voordeel halen uit de samenwerking.
Altruïsme: Gedrag waarbij iemand een ander helpt ten koste van eigen voordeel, vaak om de
overleving van anderen te bevorderen.
Kin selection theory: De theorie dat altruïstisch gedrag voortkomt uit de neiging om
familieleden te helpen, waardoor eigen genen doorgegeven worden.
Reciprocity theory: De theorie dat altruïstisch gedrag functioneel is in het kader van lange-
termijnsamenwerking en wederzijdse voordelen.
Centrale zenuwstelsel: Het deel van het zenuwstelsel dat het brein en de ruggengraat omvat
en neurale informatie verwerkt
Peripheral zenuwstelsel: Het deel van het zenuwstelsel dat neuronen omvat die informatie
van en naar het centrale zenuwstelsel vervoeren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller socialewetenschappen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.53. You're not tied to anything after your purchase.