Paragraaf 1. Het interne milieu
Homeostase: Het in stand houden van dynamisch evenwicht in inwendig milieu, die met behulp van
bepaald effectoren de lichaamswaardes rond een bepaalde norm houdt.
Bijvoorbeeld: pH (7,4 – 0,1), temperatuur (37), glucose (70 – 110 mg)
Voorbeeld:
Je rent -> Hartslag verhoogt -> bloeddruk verhoogt -> bloedvaten verwijden -> bloeddruk wordt rond
bepaalde norm gehouden
Afwijking van norm wordt waargenomen door receptor -> prikkel -> regelcentrum krijgt prikkel in
hersenstam -> info naar effectoren -> corrigeren
3 soorten receptoren
Exteroreceptoren: Reageren op prikkels van buiten het lichaam
Enteroreceptoren: Reageren op prikkels van het interne milieu
Proprioreceptoren: Receptoren die gevoelig zijn voor info van spieren en gewrichten
Terugkoppeling: Afwijking van de norm -> Proces wat invloed heeft op die afwijking
Negatieve terugkoppeling: Het terugbrengen van een afwijking naar de norm
Kerntemperatuur: Het temperatuurgebied van de vitale organen (lever, hart longen, hersenen)
Enzymen reageren het snelst rond de optimumtemperatuur
Afwijking temperatuur -> reactie vertraagt en verlies in vorm en functie van eiwitten -> bij een te
hoge kerntemperatuur denatureren eiwitten, waardoor vitale organen hun functie verliezen.
Hypothalamus: een hersendeel met receptoren voor de kerntemperatuur
Schiltemperatuur: temperatuur van de buitenste lagen van het lichaam, beïnvloed door het externe
milieu.
Voorbeeld:
Regelcentrum hypothalamus registreert dalende temperatuur -> prikkel naar effectoren van de kern
en schil -> warmteproductie opvoeren -> rillen en klappertanden, kringspieren slagaders naar huis en
spieren vernauwen -> minder bloed naar schil (huidt wordt bleek)
Bij koorts verhoogt de hypothalamus de norm onjuist door middel cytokine: eiwit gemaakt door witte
bloedcellen -> verhoogt norm kerntemperatuur -> lichaam denkt dat je onderkoeld bent ->
temperatuur verhoogt -> bleek en rillen
Intern milieu: samenstelling bloed, weefselvloeistof, lymfe en cytoplasma
Regelcentrum bevindt zich in hypothalamus
De actie kost glucose -> lever zet onder invloed van hormoon glucagon het glycogeen (opgeslagen
glucose) om in glucose. Dit geeft de lever af aan het bloed -> bloedsuikerspiegel op pijl
Voorraad op?
Glucose gemaakt uit vetreserves -> nieuwe glucose (gluconeogenese = glucose, nieuw aangemaakt)
, Paragraaf 2: Processen in de lever
- De poortader voert bloed aan vanuit de alvleesklier, milt, maag- en darmkanaal
- De lever krijgt bloed uit de leverslagader en de poortader
- Poortader -> verteringsproducten
- leverslagader -> 02-rijk bloed uit de aorta + voedingsstoffen
- De lever is verdeeld in groepen cellen met elk een eigen aftakking van de leverslag- en
poortader -> dit noem je leverlobjes (binas 82D)
- In de leverlobjes bevinden zich bloedruimtes -> sinusoïden
- Hierin komt bloed uit de leverslagader en poortader samen
- Het bewerkte bloed verlaat een leverlobje via een centraal adertje -> door naar de onderste
holle ader
Koolhydraatstofwisseling
- Weefsels nemen onder invloed van insuline glucose op
- Hierdoor daalt de glucose concentratie in het bloed
- Insuline in de lever zorgt voor de omzetting van glucose in glycogeen: glycogenese
- Voorraad glucose gevuld?
-> glucose wordt omgezet in vetten
- Daalt de glucoseconcentratie?
-> alvleesklier maakt glucagon -> glucagon zet glycogeen om in glucose
- Glycogeen en glucose op?
-> gluconeogenese
Vetstofwisseling
Eet je iets vet?
- Lever krijgt glycerol en vetzuren binnen
- Vetzuren zijn brandstof en bouwstof voor de celmembraan
- De lever kan ongeschikte vetzuren ombouwen tot geschikte
Cholesterol:
- 10% krijg je van je voedsel (essentiële vetzuren -> kan de lever niet maken)
- Rest wordt gemaakt door lever
- Nodig voor de stabiliteit van celmembranen en grondstof voor hormonen
Lipoproteïnen (vetachtige stoffen) -> hebben hydrofiele laag dus het bloedplasma kan cholesterol
vervoeren (voorziet de lever cholesterol van)
Eiwitstofregeling:
Van de eiwitten die je binnenkrijgt is een deel bruikbaar voor de opbouw van nieuwe voedingsstoffen
Te veel eiwitten?
- Lever zet om en breekt af
Ombouwen:
Transaminering: - Aminozuur ruilt aminogroep voor ketogroep van een andere groep
- Dit molecuul verandert in nodige aminozuur
Afbreken:
Deaminering: - Levert verwijdert levergroep
- Aminogroep wordt ammoniak
- Lever koppelt ammoniak met CO2 tot ureum
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nieuwhofj. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.