Les 1: inleiding in de algemene economie
Wat is algemene economie?
“De wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken bij productie,
consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten.”
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
- Macro -economie: waar vragen naar voren komen over de nationale en wereldwijde
economie, zoals werkeloosheid, inflatie en rentestanden
- Micro-economie: over het gedrag van bedrijven en consumenten
Recessie: 2 kwartalen achter elkaar een dalend BNP (=Bruto Nationaal Product)
Wat verstaan we in de economie onder behoefte?
“Een behoefte is een (onbeperkt) menselijk verlangen waaraan voldaan kan worden door de
beschikking over goederen of door diensten.”
Soorten behoeften
1) Primaire- (elementaire) en secundaire behoeften
- Primair: o.a. wonen; eten; kleding
2) Stoffelijke- (goederen) en onstoffelijke behoeften (diensten)
3) Individuele- (markt) en (semi-) collectieve behoeften (overheid)
- Collectieve behoeften: o.a. Veiligheid, politie
4) Huidige- (direct) en toekomstige behoeften (sparen)
Micro- en macro-economie
Micro-economie Macro-economie
Consumptie Hoeveel consumeert en Hoe zijn de consumptieve
spaart een individu? bestedingen gerelateerd aan het
nationaal inkomen in Nederland.
Inkomen Waaraan besteedt een Welke factoren bepalen het
individu zijn inkomen? nationaal inkomen in Nederland?
Werkgelegenheid Hoeveel werknemers moet Hoe hangt de totale
een bedrijf in dienst nemen werkgelegenheid samen met het
om zijn winst te nationaal inkomen in Nederland?
maximaliseren?
4 productiefactoren (KANO)
1) Kapitaal à rente
2) Arbeid à loon
3) Natuur à pacht
4) Ondernemerschap à winst
Tel deze bij elkaar op: BNP (Bruto Nationaal Product): de totale toegevoegde waarde van
alle goederen en diensten die in een bepaalde periode door een land geproduceerd wordt.
Ceteris paribus: bij het onderzoeken van een factor, alle overige factoren/omstandigheden
die ook invloed hebben gelijk houden. ‘De overige omstandigheden blijven gelijk’
,De eenvoudige economische kringloop
Wat is de rol van geld in een economie?
Geld is een algemeen geaccepteerd ruilmiddel: alle andere goederen en diensten kunnen
ruilen voor en met geld
Wat is de rol van de overheid inzake de (algemene) economie?
3 categorieën (overheids-) activiteiten
1) Allocatiefunctie (invloed van de overheid op wat wordt geproduceerd: of zelf of
stimuleren)
2) Herverdelingsfunctie (belastingen)
– Voorbeeld: subsidies, zorgtoeslag, kinderbijslag. Zijn vormen van herverdeling.
3) Stabilisatiefunctie (beïnvloeden van de conjunctuur van een land). Denk aan
begrotingspolitiek, monetaire instrumenten, regelgeving, loon- en prijsbeleid)
Hoe wordt de economie van een land beïnvloed door het buitenland?
Ø Door import en export
• Open economie? Groot deel van het BNP is afhankelijk van het buitenland; is in
Nederland het geval.
• Gesloten economie?
• Hoe kan Nederland het best worden getypeerd?
,Les 2: Banken en kapitaalmarkten
Ontstaansgeschiedenis van geld
Vroeger werd handel gedreven door ruilen (ruilhandel)
Nadelen van ruilen:
• Er was niet altijd behoefte aan elkaars producten/ diensten.
• Lastig om steeds de waarde van de producten/ diensten te bepalen.
• Producten/ diensten zijn vaak bederfelijk en/ of vergankelijk en kunnen dus niet altijd
worden bewaard.
Oplossing = geld
Definitie geld: Algemeen aanvaard en wettelijk betaalmiddel voor goederen, diensten en
terugbetaling schulden.
Functies van geld:
1) Betaalmiddel (zeer efficiënte transacties, algemeen geaccepteerd)
2) Rekeneenheid (mate waarin de waarde van de goederen of diensten wordt
uitgedrukt).
3) Oppotmiddel/spaarmiddel, brug tussen heden en toekomst (opslagmiddel van
koopkracht)
Geld ontleent zijn waarde aan het feit dat de overheid het verklaart tot wettig betaalmiddel!
Drie soorten geldhoeveelheid
1. Geldhoeveelheid in enge zin (M1)
2. Secundaire liquiditeiten (M2)
3. Geldhoeveelheid in ruime zin (M3)
Ø M1 + M2 = M3
M1: GELDHOEVEELHEID IN ENGE ZIN (M1= PRIMAIRE LIQUIDITEITEN)
1) Chartaal geld (munten en biljetten): 10%
2) Giraal geld (direct opeisbare vorderingen op geldscheppende instellingen): 90%
Ø Geld in handen van het publiek !!!!
Ø NB: Geld in de kassen van de banken en de Rijksoverheid telt niet mee
o Om dubbeltellingen te voorkomen.
o Dient alleen ter dekking van het girale geld!
M2: SECUNDAIRE LIQUIDITEITEN
Ø Vorderingen op de geldscheppende instellingen (banken) met een looptijd korter dan
twee jaar die in handen zijn van het publiek (het bijna-geld).
Ø Kun je niet direct mee betalen!
Ø Soorten:
1) Termijndeposito’s (spaargeld vastzetten voor een bepaalde tijd)
2) Spaartegoeden met een looptijd <2 jaar
3) Vreemde valutategoeden (vb. De guldens)
Ø Kunnen allemaal op korte termijn in M1 (primaire liquiditeiten) worden omgezet
, M3 = M1 + M2
De binnenlandse liquiditeiten massa (M3) = De primaire liquiditeiten (M1) + de secundaire
liquiditeiten (M2)
Geldschepping
Ø Geldschepping: het vergroten of het verkleinen van de geldhoeveelheid (M3)
Ø Wie kan voor geldschepping zorgen? Geldscheppende instellingen
o De centrale overheid (het Rijk): via het muntgeld
o De centrale bank: via de bankbiljetten
o De primaire banken: via het girale geld
Ø Drie vormen van geldschepping
1) Substitutie: omzetten van chartaal geld in giraal geld of andersom
(= formele geldschepping/ vernietiging)
2) Transformatie: omzetten van niet-geld in geld of andersom
= materiële geldschepping/vernietiging
Voorbeeld: Dollars omzetten in euro’s
3) Wederzijdse schuldaanvaarding: Kredietverlening van banken (=materiële
geldschepping/vernietiging) aan bijvoorbeeld particulieren
Ø Let op: Van giraal naar giraal of van chartaal naar chartaal = geen geldschepping
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irishammink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.