Inleiding
In deze LEH wordt behandeld de volgende bestuursrechtelijke rechtsbescherming:
De voorprocedures:
De bezwaarschriftprocedure
De administratief beroepsprocedure
Met voorprocedure wordt bedoeld een procedure die moet worden gevolgd voordat de
toegang tot de rechter geopend wordt. Het volgend v/d voorprocedure is in de regel
verplicht.
Maar ook:
De beroepsprocedure (bij de bestuursrechter)
De hogerberoepsprocedure (bij de bestuursrechter)
Art. 7:11 Awb = De bezwaarschriftprocedure kan niet zonder meer worden aangemerkt als een vorm van
rechtsbescherming. In principe gaat het hier om een vorm van verlengde besluitvorming. Het
bestuursorgaan heroverweegt n.a.v. een ingesteld bezwaar het (primaire) besluit. Vervolgens neemt het
bestuursorgaan n.a.v. dit bezwaarschrift een ‘’heroverwegingsbesluit (ofwel besluit op bezwaar ofwel
bob).
Voor de administratief beroepsprocedure geldt hetzelfde.
De (daadwerkelijke) rechtsbescherming bij de bestuursrechter kent een duidelijke hoofdstructuur.
Na de bezwaarschriftprocedure kan in eerste aanleg beroep worden ingesteld bij de
bestuursrechter van de rechtbank.
Hoger beroep dient vervolgens te worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State. Dit is de algemene hogerberoepsrechter.
Op deze algemene hoofdstructuur wordt echter ten aanzien van een aanzienlijk aantal besluiten een
uitzondering gemaakt.
Voorbeelden:
o Zo staat tegen veel (uitspraken in eerste aanleg over) besluiten geen hoger beroep open bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State maar bij de Centrale Raad van Beroep of het
College van beroep voor het bedrijfsleven.
o Ook zijn er besluiten waartegen slechts beroep in eerste en enige aanleg mogelijk is.
o Verder hoeft in sommige gevallen de bezwarenprocedure niet gevolgd te worden, maar is er een
andere voorprocedure van toepassing.
Leerdoelen
In welke gevallen gelet op art. 7:1 Awb geen verplichting bestaat om eerst bezwaar te maken
voordat beroep op grond van de Awb wordt ingesteld.
Hoe de absolute en relatieve competentie van de bestuursrechter in de Awb is geregeld.
In welke gevallen op grond van de Awb de mogelijkheid bestaat van het vragen van een
voorlopige voorziening.
In welke soorten gevallen er voor de voorzieningenrechter aanleiding zal zijn om een
voorlopige voorziening te treffen.
In welke gevallen de voorzieningenrechter i.h.k.v. de behandeling van een verzoek om
voorlopige voorziening tevens uitspraak in de hoofdzaak kan doen.
Op welke instanties hoger beroep openstaat en hoe de rechtsmachtverdeling is geregeld.
Drie soorten uitspraken kunt aangeven waartegen hoger beroep is uitgesloten.
Voorbeelden geven van beroep in eerste en enige instantie op de Afdeling
bestuursrechtspraak, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het
bedrijfsleven.
,TEKST 4.1 UITGANGSPUNTEN V/H STELSEL VAN BESTUURSRECHTELIJKE RECHTSBESCHERMING
I. De uitgangspunten van het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming zijn
de volgende:
1. Toegang tot de bestuursrechter: kernbepaling artikel 8:1 Awb
a) Tegen een besluit staat voor belanghebbenden beroep in eerste aanleg open bij de bestuursrechter
van de rechtbank (dit is de algemene bestuursrechter, zie art. 8:1 Awb gelezen in samenhang met art.
8:6 Awb).
b) Bij wet kan echter beroep in eerste aanleg zijn opengesteld bij een andere bestuursrechter dan de
bestuursrechter van de rechtbank. Als een bijzondere bestuursrechter (zoals de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State) bevoegd is verklaard in beroep te oordelen, is de algemene
bestuursrechter – de bestuursrechter van de rechtbank – niet bevoegd (art. 8:6, eerste lid, Awb jo
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, Hoofdstuk 2 (art. 2 t/m 5)).
2. Verplichte voorprocedure
Beroep bij een bestuursrechter – dus de rechtbank of een bijzondere bestuursrechter – kan volgens artikel
7:1 Awb in beginsel pas worden ingesteld nadat éérst bezwaar is gemaakt bij het bestuursorgaan, tenzij
een van de uitzonderingen uit artikel 7:1, eerste lid, onder a tot en met g, Awb zich voordoet. De
belangrijkste uitzonderingen zijn:
o de bijzondere wet bepaalt dat administratief beroep moet worden ingesteld (art. 7:1,
eerste lid, onder a, Awb).
o het besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare
voorbereidingsprocedure (UOV) van afdeling 3.4 Awb (art. 7:1, eerste lid, onder d, Awb).
Deze procedure komt aan de orde in de cursus Bestuursrecht I. Hier wordt opgemerkt
dat afdeling 3.4 Awb gevolgd moet worden als dit is bepaald bij besluit van het
bestuursorgaan of bij wettelijk voorschrift (vgl. art. 3.10 Awb). Dit betekent dus opnieuw
dat voor de beantwoording van de vraag of de bezwaarschriftprocedure moet worden
gevolgd, niet alleen de Awb moet worden geraadpleegd, maar tevens de bijzondere wet.
Vaak zal de bijzondere wet immers bepalen of de UOV van toepassing is (zie bijv. art.
16.30 lid 1 Omgevingswet).
o er is sprake van het niet tijdig nemen van een besluit (art. 7:1, eerste lid, onder f).
Verder wordt in de bij de Awb behorende Regeling rechtstreeks beroep aangegeven dat tegen besluiten
genomen op basis van daar genoemde bijzondere bestuursrechtelijke wetten geen bezwarenprocedure
hoeft te worden gevolgd. Naar deze Regeling wordt verwezen in artikel 7:1, eerste lid, onder g, Awb.
Artikel 7:1a Awb geeft verder het bestuursorgaan de bevoegdheid om, als de belanghebbende daarom
verzoekt, een bij dat orgaan ingediend bezwaarschrift door te zenden aan de bestuursrechter om
onmiddellijk in beroep te worden behandeld wanneer de zaak daarvoor geschikt is (zie onder NB 9).
3. Procedurele hindernis
Beroep bij de bestuursrechter staat op grond van artikel 6:13 Awb in beginsel niet open voor
belanghebbenden die hebben nagelaten om zelf bezwaar te maken bij het bestuursorgaan,
respectievelijk om administratief beroep in te stellen, respectievelijk om zienswijzen in te brengen in de
voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb. Men kan dus niet zijn beurt voorbij laten gaan tijdens de
voorprocedure en vervolgens – nadat bijvoorbeeld een besluit op bezwaar is genomen – aanhaken in de
beroepsprocedure (een uitzondering geldt soms als het gaat om besluiten met significante milieu-
implicaties, dit komt later in deze cursus nog aan de orde).
4. Hoger beroep
Tegen een uitspraak van de rechtbank (als algemene bestuursrechter) staat in beginsel hoger
beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op grond van artikel 8:105 Awb
heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State namelijk een algemene competentie op het
gebied van het hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken. Daarom moet het hoger beroep worden
ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), tenzij een andere
hogerberoepsrechter bevoegd is op grond van hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak (Bijl. 2 bij de Awb) of enig ander wettelijk voorschrift.
In hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak worden specifieke – dat wil zeggen tot
op bepaalde wettelijke regelingen gebaseerde besluiten beperkte – bevoegdheden om in hoger beroep te
oordelen toebedeeld aan:
o de Centrale Raad van beroep (CRvB); zie artikel 9 en 10 van de Bevoegdheidregeling
bestuursrechtspraak. Het gaat dan hoofdzakelijk om besluiten genomen op grond van
wetten in de sfeer van de sociale zekerheid en ambtenaarrechtelijke geschillen;
Pagina 3 van 36
, o het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb); zie artikel 11 van de
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. Het gaat dan hoofdzakelijk om besluiten in
de sfeer van het economische bestuursrecht;
o de gerechtshoven; zie artikel 12 van de Bevoegdheidregeling bestuursrechtspraak. De
belangrijkste categorie van besluiten waartegen hoger beroep moet worden ingesteld bij
een gerechtshof betreft de besluiten in de sfeer van het belastingrecht.
5. Voorlopige voorziening
Hangende een bezwaar (of administratief beroep), een beroep bij de bestuursrechter of een hoger beroep
kan een voorlopige voorziening – bijvoorbeeld schorsing van het bestreden besluit – worden gevraagd
(art. 8:81 Awb).
In de fase van bezwaar (of administratief beroep) moet die voorziening worden gevraagd bij de
voorzieningenrechter van de bestuursrechter die - nadat de bezwaar- of administratief beroepsprocedure
is afgerond - bevoegd is om in de hoofdzaak te oordelen. Wordt een voorlopige voorziening aangevraagd
gelijktijdig met het instellen van beroep bij de (bevoegde) bestuursrechter dan moet dat verzoek bij
diezelfde rechter worden ingediend (vgl. art. 8:81 lid 1 Awb).
In de fase van hoger beroep kan een voorlopige voorziening worden gevraagd aan de
voorzieningenrechter van het in hoger beroep bevoegde hogerberoepscollege (dus de Afdeling
bestuursrechtspraak, de Centrale Raad van Beroep of het gerechtshof, en soms het College van Beroep
voor het bedrijfsleven). De regeling uit artikel 8:81 e.v. Awb is namelijk van overeenkomstige toepassing
op het hoger beroep (zie art. 8:108 Awb).
II. Wat ook nog belangrijk is met het oog op het stelsel van bestuursrechtelijke
rechtsbescherming:
NB 1: de Awb-kernbepalingen voor de bevoegdheid van de bestuursrechter in eerste aanleg en van de
‘bezwaarinstantie’ (het bestuursorgaan dat moet beslissen op een bezwaar) en dus ook voor de
rechtsingang van de burger, zijn dus de artikelen 8:1 Awb, artikel 8:6 eerste lid, Awb en artikel 7:1 Awb.
De kernbepaling voor de bevoegdheid van de hogerberoepsrechter is artikel 8:105 Awb.
NB 2: u ziet dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State optreedt in twee hoedanigheden:
als algemene hogerberoepsrechter in gevallen waarin de rechtbank competent is als algemene
bestuursrechter in eerste aanleg (en de Centrale Raad van Beroep, een gerechtshof, het College
van Beroep voor het bedrijfsleven of de gerechtshoven niet zijn aangewezen als appelcollege (zie
art. 8:105 Awb)).
als bijzondere bestuursrechter in gevallen waarin zij op grond van de Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak dan wel enig ander wettelijk voorschrift is aangewezen (zie art. 2 van de
Bevoegdheidregeling bestuursrechtspraak).
NB 3: indien een bijzondere bestuursrechter bevoegd is verklaard, doet deze doorgaans uitspraak in
eerste en enige instantie, dat wil zeggen dat daartegen géén hoger beroep openstaat. Hoewel dat in de
Awb op het eerste oog niet zo duidelijk naar voren komt, kan dit wel worden afgeleid uit art. 8:104 Awb.
Daarin is het recht om hoger beroep in te stellen immers beperkt tot uitspraken van de rechtbank.
NB 4: reden voor aanwijzing van een andere – bijzondere – bestuursrechter (dan de rechtbank) in eerste
(en enige) aanleg is de bijzondere expertise die op bepaalde terreinen bij die rechter aanwezig is.
De gevallen waarin de Afdeling bestuursrechtspraak is aangewezen als bijzondere bestuursrechter waren
aanvankelijk gevallen waarin vóór 1994 (dus vóór de invoering van de Awb) de Kroon optrad als
beroepsinstantie (het zgn. Kroonberoep – een vorm van administratief beroep bij wijze van
eindvoorziening – zie daarover tekstboek 2, par. 23.2.1 nr. 731). Dit geldt bijvoorbeeld voor beroepen
inzake de vaststelling van een omgevingsplan (ex art. 2.4 Omgevingswet) en beroepen inzake besluiten
over snelwegtracés (ex afd. 5.2 Omgevingswet). In art. 2 van de Bevoegdheidsregeling
bestuursrechtspraak kunt u zien in welke gevallen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State is aangewezen als bijzondere bestuursrechter in eerste en enige aanleg.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven is aangewezen als bijzondere bestuursrechter ten aanzien
van bepaalde besluiten in de sfeer van het economisch bestuursrecht (denk bijv. aan de Winkeltijdenwet
en de Wet op de kansspelen) (zie art. 4 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak). De Centrale
Raad van Beroep is in een enkel geval aangewezen als bijzondere bestuursrechter in eerste en enige
aanleg ten aanzien van besluiten in de sfeer van het ambtenarenrecht en het socialezekerheidsrecht (zie
art. 3 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak). Bestudering van artikel 3 Bbr laat zien dat het
hier gaat om een erg beperkt aantal besluiten. De rol van de Centrale Raad van Beroep als bijzondere
bestuursrechter in eerste en enige aanleg is – vergeleken met de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State en het College van Beroep voor het bedrijfsleven dan ook erg beperkt te noemen.
NB 5: om te bepalen of de rechtbank (als algemene bestuursrechter) bevoegd is, is het het handigst om
éérst na te gaan of er in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak een bijzondere bestuursrechter is
aangewezen als bevoegde instantie (u bestudeert daartoe de artt. 2 t/m 5 Bbr). In de
Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak wordt vermeld welke besluiten vatbaar zijn voor beroep bij
Pagina 4 van 36
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demeta. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.