Bestuursrecht II
LEH 7: Het algemeen bestuursprocesrecht II
INLEIDING
Introductie
In LEH 6 is besproken:
De (procedurele) regeling v/d behandeling van bezwaar (en administratief beroep) uit H7 Awb.
Het verloop v/d gewone procedure bij de rechtbank.
Het verloop v/d bijzondere procedures die gevoerd kunnen worden bij de algemene
bestuursrechter.
Deze LEH, LEH 7, hangt samen met LEH 6 en bouwt daarop voort.
In deze LEH (LEH 7) worden nog een aantal belangrijke onderwerpen v/h bestuursprocesrecht besproken.
Specifieke procedurele onderwerpen v/h Awb-procesrecht
De grondslagen v/h bestuursproces
De (staatsrechtelijke) verhouding tussen rechter en bestuu
In het bestuursprocesrecht v/d Awb staat de rechtsbeschermingsfunctie voorop. Dat betekent dat de
rechter beperkt is in zijn taak. Hij mag alleen de rechtmatigheid van het bestreden besluit onderzoeken
op die aspecten (of onderdelen) van het besluit waarover de appellant klaagt.
De bestuursrechter is dus in beginsel gebonden aan de geschilpunten die hem zijn voorgelegd en aan de
gronden die de eisende partij aanvoert. Hij mag verder in de regel geen rekening houden met wijzigingen
van feiten en recht sinds het moment waarop het in rechte bestreden besluit is genomen, dit mede
omdat hij dan het risico loopt dat hij op de stoel van het bestuursorgaan gaat zitten.
Het is van belang:
dat u kunt vaststellen wat de omvang van het geding is,
dat u weet wat de beperking tot rechtmatigheidstoetsing inhoudt,
dat u weet in welke situaties wél rekening kan worden gehouden met nieuwe feiten, beleids- of
rechtsregels,
dat u weet wanneer de rechter wél rechts- en feitelijke gronden mag (of zelfs moet) aanvullen,
en dat u weet in hoeverre partijen tijdens de procesgang nog nieuwe argumenten,
beroepsgronden en feiten mogen inbrengen.
Dit wordt nader in deze LEH (LEH 7) besproken.
Welke bevoegdheden heeft de bestuursrechter als hij tot een uitspraak komt? Ook dit wordt in deze LEH
(LEH 7) besproken.
Ook wordt besproken art. 8:69a Awb dat de schakel vormt tussen art. 8:69 Awb dat ziet op de ‘’omvang
v/h geding’’ en de uitspraakbevoegdheden die de rechter o.g.v. H8 Awb toekomen waaronder de
bevoegdheid om een besluit te vernietigen als de door appellant aangevoerde argumenten hout snijden.
Art. 8:69a Awb = Het relativiteitsvereiste.
Dit vereiste brengt met zich dat een besluit niet altijd zal worden vernietigd als de door appellant naar
voren gebrachte argumenten tegen het besluit hout snijden. Vernietiging van een besluit zal namelijk
alleen plaatsvinden als de regel die het bestuursorgaan met het besluit heeft geschonden ten doel had de
belangen van appellant te beschermen.
Leerdoelen
Van u wordt verwacht dat u na bestudering van deze leereenheid:
kunt aangeven op welke punten het geschil bij de bestuursrechter betrekking heeft (u kunt
m.a.w. uitleggen wat de omvang van het geding is);
kunt uitleggen waarop de bevoegdheid tot rechtmatigheidstoetsing van de rechter neerkomt;
kunt uitleggen aan de hand van een voorbeeld wat de ex tunc-toetsing inhoudt;
kunt uitleggen dat het ex tunc-principe niet geldt voor ‘vervolgvragen’ die na de rechterlijke
beoordeling van het besluit aan de orde kunnen komen;
kunt uitleggen welke drie grenzen aan het geding worden gesteld blijkens het bepaalde in artikel
8:69, eerste lid, Awb;
kunt uitleggen wat het verbod van ‘reformatio in peius’ inhoudt;
kunt uitleggen in welke gevallen het bij rechterlijke uitspraak voor een eiser creëren van een
nadeliger (rechts)positie niet in strijd komt met het verbod van ‘reformatio in peius’;
kunt uitleggen in welke gevallen de rechter de gronden van het beroep zal (moeten) aanvullen;
voorbeelden kunt geven van een ambtshalve toetsing aan het recht;
kunt uitleggen in hoeverre de rechter de feiten mag aanvullen;
Pagina 1 van 45
, kunt uitleggen in hoeverre een eisende partij nieuwe argumenten mag aanvoeren ter
ondersteuning van zijn beroep;
kunt aangeven in hoeverre nog nadere stukken door een partij mogen worden ingediend
hangende het beroep;
kunt uitleggen in hoeverre het bestuursorgaan hangende het beroep nog nieuwe argumenten
voor het besluit mag aanvoeren;
kunt aangeven wat het relativiteitsvereiste inhoudt;
kunt aangeven in welke gevallen de rechter formele gebreken ‘door de vingers mag zien’;
kunt aangeven welke termijn voor de uitspraak in acht moet worden genomen;
de vier dicta kunt aangeven waartoe de rechterlijke uitspraak kan strekken;
kunt aangeven in welke gevallen de rechter het bestreden besluit zal (moeten) vernietigen en in
welke gevallen hij daarvan mag afzien;
kunt aangeven wat de rechtsgevolgen zijn van de vernietiging van het bestreden besluit;
tegen de achtergrond van het uitgangspunt van effectieve en definitieve geschilbeslechting drie
situaties kunt aangeven die moeten worden onderscheiden bij beantwoording van de vraag wat
de gevolgen zijn van vernietiging van de beslissing op bezwaar;
kunt aangeven aan de hand van een voorbeeld in welke gevallen de rechter zal (kunnen)
besluiten tot het in stand laten van de gevolgen van het vernietigde besluit;
kunt uitleggen welke bevoegdheden de rechter heeft als hij van het bestuursorgaan een nieuwe
beslissing verlangt;
kunt uitleggen aan de hand van een voorbeeld wat de betekenis is van het bepaalde in artikel
8:72, derde lid, onder a en b, Awb;
kunt uitleggen aan de hand van een voorbeeld in welke gevallen de rechter geen gebruik zal
mogen maken van de in artikel 8:72, derde lid, onder a en b, Awb voorziene bevoegdheid;
kunt uitleggen aan de hand van een voorbeeld waarop de rechter moet letten als hij
gebruikmaakt van de in artikel 8:72, derde lid, onder a en b, Awb voorziene bevoegdheid;
kunt uitleggen wat het verschil is tussen het passeren van een aan een besluit klevend gebrek op
grond van artikel 6:22 Awb en het instandlaten van de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit
op grond van artikel 8:72 derde lid, onder a, Awb;
kunt uitleggen wat wordt verstaan onder de ‘bestuurlijke lus’;
kunt aangeven waarom de ‘bestuurlijke lus’ invulling geeft aan het uitgangspunt van effectieve
en definitieve geschilbeslechting;
de voorwaarden kunt aangeven om te kunnen komen tot een veroordeling tot schadevergoeding
op grond van Titel 8.4 Awb (art. 8:88 Awb e.v.);
kunt uitleggen in welke gevallen schade ten gevolge van een onrechtmatig besluit via een
procedure bij de bestuursrechter kan dan wel moet worden gevorderd en in welke gevallen deze
schade via een onrechtmatigedaadsprocedure bij de burgerlijke rechter kan dan wel moet
worden gevorderd;
kunt aangeven in hoeverre kosten van rechtsbijstand en andere proceskosten door de rechter
voor vergoeding in aanmerking kunnen worden gebracht.
Leerstof
Tekstboek 2
23.3.2
23.3.3
23.3.4
24.5.2.4
24.6
Kennisclip: Bestuursprocesrecht, ex nunc beoordeling en ex tunc toetsing
Verplichte jurisprudentie
Van der Weerd, 7 juni 2007
Stichting Geertgen, 6 maart 2013
Geen ambtshalve toetsing tijdigheid bezwaar of beroep bij voorgaande instantie, 9 juli 2021
Geen grondenfuik bij de ABRvS voor zover het gaat om niet-omgevingsrechtelijke zaken I, 9
februari 2022
Geen grondenfuik bij de ABRvS voor zover het gaat om niet-omgevingsrechtelijke zaken II, 9
februari 2022
Facultatief jurisprudentie
Firma Bentvelsen, 29 juli 1996
OMVANG V/H GEDING
In het bestuursprocesrecht v/d Awb staat de rechtsbeschermingsfunctie voorop. Dat betekent dat de
rechter beperkt is in zijn taak. Hij mag alleen de rechtmatigheid van het bestreden besluit onderzoeken
op die aspecten (of onderdelen) van het besluit waarover de appellant klaagt.
De bestuursrechter is dus in beginsel gebonden aan de geschilpunten die hem zijn voorgelegd en aan de
gronden die de eisende partij aanvoert. Hij mag verder in de regel geen rekening houden met wijzigingen
Pagina 2 van 45
,van feiten en recht sinds het moment waarop het in rechte bestreden besluit is genomen, dit mede
omdat hij dan het risico loopt dat hij op de stoel van het bestuursorgaan gaat zitten.
De omvang v/h geding is dus in dat opzicht beperkt en het ligt voor een groot deel aan de gronden die
een appellant aanvoert tot hoe ver de (rechtmatigheids)toetsing van de rechter strekt. In deze LEH (LEH
7) gaat u deze omvang v/h geding bestuderen.
Lees de verplichte jurisprudenties.
Bekijk de kennisclip Bestuursprocesrecht, ex nunc beoordeling en ex tunc toetsing.
Actuele ontwikkeling: Geen ambtshalve toetsing tijdigheid bezwaar of beroep bij voorgaande
instantie
In een uitspraak van 9 juli 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat bepalingen over
tijdigheid van bezwaar en beroep dwingend van aard zijn maar niet van openbare orde (zie:
ECLI:NL:CRVB:2021:1500). Dat betekent dat de bestuursrechter niet langer ambtshalve de tijdigheid van
een bezwaar beoordeelt. In hoger beroep wordt niet langer ambtshalve beoordeeld of het beroep bij de
rechtbank tijdig was ingesteld. De bestuursrechter moet wel ambtshalve toetsen of het bij hem
ingestelde beroep tijdig is ingesteld en de hogerberoepsrechter moet ambtshalve toetsen of een bij hem
ingesteld hoger beroep tijdig is ingesteld.
Al snel hebben ook de Hoge Raad, de Afdeling bestuursrechtspraak en het College van Beroep voor het
bedrijfsleven zich aangesloten bij de opvatting van de CRvB. Zie daarover HR 16 juli 2021,
ECLI:NL:HR:2021:1153, ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1730 en CBb 12 oktober 2021,
ECLI:NL:CBB:2021:931. Dat ook de andere hogerberoepsinstanties de door de Centrale Raad van beroep
ingezette lijn zouden gaan volgen lag overigens voor de hand. De uitspraak van de Centrale Raad van
Beroep van 9 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1500) is namelijk gewezen door de zogenoemde ‘gemengde
kamer’ die bestaat uit de presidenten van het CRvB, het CBb en de voorzitter van de ABRvS.
NB De uitspraak ziet dus alleen op bepalingen over tijdigheid van bezwaar- en beroep. Deze worden niet
langer beschouwd als 'bepalingen van openbare orde'. Aan de overige bepalingen van openbare orde (die
zien op bevoegdheid en ontvankelijkheid) kan dus wel worden getoetst - ook als de voorgaande instantie
daaraan voorbij is gegaan.
Geen grondenfuik bij de Afdeling bestuursrechtspraak voor zover het gaat om niet-
omgevingsrechtelijke zaken
In een tweetal uitspraken van 9 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:362 en ECLI:NL:RVS:2022:363) heeft de
Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dat er geen grondenfuik meer wordt toegepast door de Afdeling
bestuursrechtspraak buiten sfeer van het omgevingsrecht. Hierbij beoogt zij aan te sluiten bij de door de
CRvB en het CBb gevolgde lijn m.b.t. pas in hoger beroep ingebrachte gronden. Ook is dit in het belang
van de rechtsbescherming van de burger, zo geeft de Afdeling aan in genoemde uitspraken.
Pagina 3 van 45
, KENNISCLIP: BESTUURSPROCESRECHT, EX NUNC BEOORDELING EN EX TUNC TOETSING
Zie LEH 6 (al samengevat).
Pagina 4 van 45
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demeta. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.