1. Verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een zorgvrager.
2. De student kan de verschillende domeinen waarop je kan observeren benoemen.
3. De student heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld.
4. De student kan het psychiatrisch onderzoek toepassen binnen een casuïstiek.
5. Heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat beschreven in hoofdstuk 2 van leerboek
psychiatrie.
6. Kan ervaringen, voorkennis benoemen over psychiatrie.
DALY’s: disability adjusted life years. Ziekte last. De som van de aantal verkorte jaren door
ziekte.
Ziektejaarequivalenten: het verlies aan kwaliteit van het leven door de ziekte.
Coping: je moet je aanpassen op de copingstijl van de zorgvrager. Je gaat wel mee in de stijl.
Gedrag: niet meegaan in het gedrag. Hierdoor ga je wel mee in de coping stijl. Als de coping
bijvoorbeeld terugtrekken is ga je daar niet in mee. Maar pas je de coping wel aan door hem
te prikkelen.
Goede werkrelatie: meebewegen met patiënt. Denk aan non-verbale communicatie. Ben
bewust van afstand en nabijheid.
Compassie: gevoel van medelijden en meevoelen met een ander. Andere aanvoelen en
begrijpen.
Psychiatrisch onderzoek: wordt op een samenhangende, systematische en consequente
wijze de oorzaken, symptomen, beloop en gevolgen van mogelijke psychiatrische stoornissen
bij een patiënt geëvalueerd. Dit leidt tot een behandelingsvoorstel voor een stoornis.
o Anamnese: vaak niet genoeg ook hetero anamnese.
o Bloedonderzoek: kan worden gedaan om hormonen aan te tonen.
o Verandering: patiënt veranderd in de loop van de tijd.
Psychiatrisch onderzoek bestaat uit observeren, gespreksvoering, (hetero) anamnese,
biografische anamnese (geschiedenis van zijn leven), vragenlijsten en diagnostische testen.
Hiermee kan je dan uiteindelijk tot een diagnose komen. De doelen van dit psychiatrisch
onderzoek zijn:
o Status mentalis: hierbij stel je de symptomen op en het beloop ervan.
o Oorzaak nagaan. Bijvoorbeeld een lichamelijke oorzaak of erfelijk.
o Bekijken hoe ernstig de situatie is. Hierbij kijk je naar hoe erg de gevolgen van de
aandoening zijn.
Psychiatrisch onderzoek volgens hengelveld: bij hengelveld komt vooral naar voren dat hij
met observaties wil laten zien hoe klachten herkend kunnen worden en niet via bepaalde
meetinstrumenten.
o de psychische functies en psychiatrische symptomen te definiëren.
o te beschrijven hoe de psychiatrische symptomen kunnen worden vastgesteld.
o te beschrijven hoe deze symptomen op een gestandaardiseerde wijze kunnen worden
opgeschreven.
Domeinen psychiatrisch onderzoek: zijn verschillende domeinen waarop je kan observeren
(volgens Hengveld, boek)
, o Eerste indrukken; uiterlijk, contact (met persoon zelf of iets anders), houden, non-
verbale, klachtenpresentatie (probleem zien of niet), gevoelens en reacties bij
onderzoeker.
o Cognitieve; bewustzijn, aandacht, oriëntatie, geheugen, intellectuele functies (bv IQ),
(zelf)waarneming, denken.
o Affectieve; = emoties bij toestand en of dat klopt. Stemming, somatische klachten,
verschijnselen.
o Conatieve; psychomotorisch onderzoek, motivatie en gedrag.
o Persoonlijkheid (stoornis); opdeling van cluster:
Cluster A (zonderling): paranoïde, schizoïde, schizotypische
Cluster B (dramatisch): antisociaal, borderline, histrionisch, narcistisch
Cluster C (angstig): vermijdend, afhankelijk, dwangmatig
Algemene psychiatrie kennis:
o Psychotische kenmerken: o.a. hallucinaties, wanen.
o Stemming, angst en dwang kenmerken: o.a. somberheid, paniek, angst, fobiën.
o Dissociatie kenmerken: o.a. onverklaarbare lichamelijke aandoeningen, andere
belevingen, hypochondrie (er van overtuigt zijn dat je bij iedere beetje pijn een
ziekte hebt), depersonalisatie.
Diagnostiek:
o Anamnese/ hetero
o Psychologische test
o (Neuro)Psychologisch onderzoek
o Psychiatrische meetinstrumenten (vragenlijsten)
Les 2
, 1. Is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio psychosociaal model
2. Heeft kennis van het stress-kwetsbaarheidsmodel en kan het ontstaan en voortduren van
afhankelijk gedrag verklaren
3. Kent het verschil tussen classificeren en diagnosticeren.
4. Kan aangeven wat DSM classificatie is en wat het doel is van de DSM en wat de voor-en nadelen
van de DSM zijn ( classificatiesysteem voor psychische aandoeningen)
5. Heeft kennis van ontwikkelingspsychologie volgens literatuur (zie voorbereiding).
BPS-model: bio psychosociaal model. Alle gebieden
staan met elkaar in contact. Wanneer er bij de ene
iets verander veranderd de rest ook. Holistische visie.
o Biologisch: alles wat in verband staat met ons
lichaam.
Medisch, genetisch o.a.
o Psychisch: alles wat met persoonlijkheid,
gedachten, overtuigingen en gevoelens te
maken heeft.
Kreapelin: psychiatrische
aandoeningen zijn anders dan
neurologische aandoeningen.
Freud: je moet de drift onderdrukken
omdat dit niet goed is. Je drift zegt
dan iets anders dan je waarden en
normen. De gevolgen komen daarna.
Leertheorie: wat je vanuit huis meekrijgt en wat je dus normaal vind.
Cognitieve modellen: denkpatroon wat verstoord raakt.
Psychodynamische modellen: onbewuste conflicten met als oorzaak
afwijkend gedrag.
o Sociaal: hieronder valt het netwerk.
Maatschappelijke factoren, de-institionalisering (weer terug naar
thuissituatie/ eigen omgeving), rol van maatschappij.
SSKK-model: steun, stress, kracht, kwetsbaarheid. 2 factoren
worden uitgewerkt in 2 dimensies. Er wordt gekeken naar de
stress factoren en kwetsbaarheid, maar ook naar de
beschermende factoren draagkracht/draaglast.
o Faciliterend: ondersteuning bieden /
vergemakkelijken.
o Inhiberen: remming/onderdrukking.
o Kwetsbaarheid: is de aanleg voor de stoornis.
Classificeren: toewijzen van een psychische stoornis
aan een beschreven categorie.
o DSM-5 is een classificatiesysteem. Waarmee je symptomen van de patiënt kan
rangschikken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sofielaureijsen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.