100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Ontwikkelingspsychologie samenvatting boek en colleges $8.39   Add to cart

Summary

Ontwikkelingspsychologie samenvatting boek en colleges

 162 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting bestaat uit alle colleges + bij elk college de bijpassende hoofdstukken van het boek.

Preview 4 out of 63  pages

  • October 18, 2024
  • 63
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
COLLEGE 1A
Ontwikkelingspsychologie: het identificeren en beschrijven van veranderingen in verschillende
ontwikkelingsdomeinen en de processen achter deze veranderingen:
1. Ontwikkeling van de levensloop
2. Multidisciplinair (kennis uit verschillende vakgebieden bevind zich in de
ontwikkelingspsychologie)

Belangrijk voor pedagoog/onderwijswetenschapper want:
- toepassing kennis van ontwikkeling in opvoeding, onderwijs en bepalen beleid
- vroeg signalering van atypische ontwikkeling
- begrijpen ontstaan en beloop van atypische ontwikkeling

Ontwikkeling is verandering
- vooruitgang en achteruitgang = multi-directioneel
--> maar niet elke verandering is ontwikkeling, de verandering moet blijvend zijn
(onomkeerbaar) en er moet sprake zijn van een opeenvolgende reeks van verandering.
Ontwikkeling is een proces
- ontwikkeling voltrekt zich als een continue (doorlopend) proces in de tijd --> levenslang.
Ontwikkeling is multi-gedetermineerd
- 1. het individu (genetische kenmerken, biologische kenmerken, evolutionaire bagage)
2. directe omgeving (gezin, peers, school)
3. sociale en economische context
4. culturele context
Ontwikkeling is multidimensioneel
- ontwikkeling speelt zich af op verschillende terreinen zoals het fysieke, motorische,
cognitieve, het sociale en het emotionele terrein.
--> veranderingen op het ene terrein hebben vaak direct of indirect gevolgen voor de andere
domeinen.

Determinanten van de levensloop (temporele gebeurtenissen)
- Normatief leeftijdsgebonden: biologische en sociale
omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen op bepaalde
leeftijd, ongeacht waar ze in opgroeien --> bijv. menstruatie,
puberteit, naar school gaan.
- Normatief historische invloeden: biologische en sociale
omgevingsinvloeden gebonden aan de geschiedenis, ervaren door
mensen geboren rond hetzelfde tijdstip (cohort of generatie)
--> bijv. corona, WO2 en gebruik van telefoons.
Cohort: groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn
geboren.
- Niet-normatieve invloeden (persoonsgebonden): onregelmatige gebeurtenissen, beperkt
aantal mensen, niet voorspelbaar --> bijv. winnen landelijke wedstrijd, verlies ouders bij auto-
ongeluk.

Conclusie; het is een gevolg van uniek samenspel van invloeden die de ontwikkeling veranderen.
- DE ontwikkeling bestaat niet, elk kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier.

,Kind niet totaal onvoorspelbaar:
1. normatieve ontwikkelingsstappen (mijlpalen, bijv. lopen vanaf 1,5 jaar)
2. stabiliteit in ontwikkelingspaden (IQ-scores, bijv. vroeger hoog IQ, nu ook hoog IQ) --> bepaalde
persoonlijke eigenschappen zijn vrij stabiel
 Ontwikkeling is een uniek proces, maar is toch (in zekere mate) voorspelbaar.
niet in termen van zekerheden maar wel in termen van kansen.

Basisthema’s met betrekking tot ontwikkeling
(1) --> nature-nurture controverse = nativisme vs. empirisme
- nature: aangeboren biologische factoren; autonome ontwikkeling, ongeacht omgeving; een
mens is nu eenmaal hoe hij is = nativisme.
- nurture: omgevings- en ervaringsfactoren: omgeving heeft een actieve invloed op
ontwikkeling. Je kan van een kind maken wat je wilt = empirisme.
(2) --> verloopt ontwikkeling continue of discontinue?
- continue: geleidelijk uitbreiden van dezelfde soort vaardigheden, dus kwantitatief (meer v.h.
zelfde). bv. woordenschat, je kent steeds meer woorden naarmate je ouder wordt. Continue
betekent het uitbreiden wat er in het stadium daarvoor al was.
- discontinue: ontwikkeling in aparte stadia/fasen, waarbij elk stadium gedrag oplevert dat
kwalitatief anders is dan gedrag in de eerste stadia. Dit gaat abrupt en met sprongen, je kunt
iets anders dan in het stadium daarvoor (symbolisch taalgebruik).
(3) --> perioden van ontwikkeling
- kritieke periode: als in een bepaalde periode een bepaalde ervaring ontbreekt, is er
onherroepelijk schade. Denk aan de ganzen die ‘een mama’ zien bij de eerste persoon die ze
zien.
- gevoelige periode: in een bepaalde periode is een bepaalde ervaring optimaal, maar later kan
ook nog (bv. kinderen zijn optimaal in taal leren tot hun 6 e, iets later zou evt ook nog kunnen).
(4) --> domein-algemene ontwikkeling vs. domein-specifieke ontwikkeling
- domein algemene ontwikkeling: het idee dat bepaalde ontwikkelingsmechanismen een grote
reeks aan vaardigheden kan beïnvloeden. Bijvoorbeeld het leren beoefenen van een sport en
het vervolgens gebruiken van vaardigheden uit die sport bij andere activiteiten.
- domein specifieke ontwikkeling: het idee dat ontwikkeling van uiteenlopende vaardigheden
onafhankelijk kan plaatsvinden en weinig invloed heeft op vaardigheden in andere domeinen.

Theorie: beschrijven, verklaren, voorspellen.
- begrijpen: geeft richting en betekenis aan wat we zien.
- basis voor praktijk (weten wat te doen) / behandeling
- behoefte aan wetenschappelijke bevestiging = belang van replicatie!
- Communicatie

Een belangrijke vraag in de 17e eeuw was of kinderen van hun ervaringen in de wereld de wereld
gaan begrijpen:
- Britische filosofen (John Lock, Berkeley, Hume) dachten dat kinderen ‘tabula rasa’ in de
wereld komen. Dat betekent helemaal blank. Omdat ze nog niet op aarde zijn geweest
hebben ze nog niks kunnen leren en snappen ze nog niks. (nurture)
- Rationele filosofen (Leibniz, Descartes) dachten dat kinderen in hun brein al kennis had over
de omgeving en ze dit dus al snapten. (nature)

,Theoretische perspectieven m.b.t. ontwikkeling:
1. Psychodynamische perspectief
- ontwikkeling wordt ‘van binnenuit gestuurd’
- gedrag wordt gemotiveerd door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten. Hiervan is
men zich nauwelijks bewust en men heeft hier nauwelijks controle over. Deze blijven iemands
gedrag het hele leven beïnvloeden
 psychoanalytische theorie van Freud: gaat ervan uit dat onbewuste krachten
bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag.
 psychosociale theorie van Erikson: benadering van ontwikkeling die veranderingen
omvat in de manier waarop we aankijken tegen onze interacties met anderen, het
gedrag van anderen en onszelf als leden van de maatschappij (nam de omgeving
mee, meer dan Freud). Een theorie waarin kinderen ontwikkelen in stadia waarin ze
taken voltooien waarbij ze betrokken zijn met hun sociale omgeving.
> Beide voornamelijk op ontwikkeling van mannen gericht, dit is een nadeel.

2. Behavioristische perspectief
- behaviorisme --> zegt dat ons gedrag door de omgeving wordt bepaald.
- ontwikkeling wordt van buitenaf gestuurd en uit zich in aangeleerd waarneembaar gedrag.
- gedrag is niet meer dan een directe, onontkoombare respons op een bepaalde stimulus.
 klassieke conditionering (Pavlov, Watson): een organisme leert reageren op een
neutrale stimulus die die respons normaal gesproken niet uitlokt (hond begint te
kwijlen bij de bel, omdat hij weet dat hij eten krijgt).
 operante conditionering (Skinner): een vrijwillig respons kan worden versterkt of
verzwakt door de associatie met positieve of negatieve consequenties (straf of
beloning).
o Met bekrachtiging (reinforcement) wil je stimuleren dat bepaald gedrag
wordt getoond, door iets positiefs er aan te koppelen of iets negatiefs weg te
nemen. Dit vergroot de kans dat het gedrag zich herhaalt.
 sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura): gedrag wordt aangeleerd door het gedrag
van een ander – een model- én de consequenties te observeren:
- aandacht: je neemt gedrag van model waar.
- retentie: je kunt het gedrag op een later tijdstip nog herinneren.
- reproductie: je kunt het gedrag dat je eerder zag reproduceren.
- motivatie: je bent gedreven om het gedrag te leren en uit te voeren, doordat je ziet
dat het gedrag iets oplevert.
--> Maturasionisten zijn tegengesteld aan dit perspectief: rijpingstheorie (genetische
erfenis).

3. Cognitieve perspectief
- theorieën die gemeenschappelijk hebben dat het gaat om processen die mensen in staat
stellen de wereld te leren kennen, te begrijpen en er over na te denken (focus op mentale
activiteit).
 Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget: kind bouwt actief kennis op door
interactie met de omgeving. Het kind is actief op zoek naar nieuwe informatie om de
wereld te begrijpen. Dit verloopt in verschillende stadia (college 5).
 Informatieverwerkingstheorie: focus op opslag en verwerking van informatie. De
input (informatie) gaat het kind in, het kind doet hier uiteindelijk iets mee en geeft
een reactie, de output. Bij deze theorie wordt er gekeken wat er gebeurd in de fase
tussen de in- en output. Ofterwijl wat er in het hoofd gebeurd (college 5).

, COLLEGE 1B
4. Contextuele (systemische/ecologische) perspectief
- niet alleen het begrijpen van relaties tussen organismen en verschillende omgevingen is
belangrijk, maar ook de relaties tussen deze systemen zelf is belangrijk. Over de interactie
met omgeving.
- brede visie op ontwikkeling; belangrijke focus op de invloed vanuit de omgeving.
- rol van omgeving is niet exclusief, het perspectief staat ook open voor biologische factoren.

--> sociaal-culturele theorie van Vygotsky: ziet de verloop van cognitieve ontwikkeling als het
resultaat van sociale interacties tussen de leden van een cultuur. Er is een wederzijdse transactie
tussen kind en mensen in zijn omgeving. Wisselwerking tussen kind en omgeving. Cognitie komt tot
stand door cognitieve interactie.Door te spelen en interacties te voeren probeert het kind de wereld
te ontdekken.

--> bio-ecologisch model van Bronfenbrenner:
- microsysteem: dagelijkse, directe omgeving waarin het individu leeft: ouders, leerkrachten.
- mesosysteem: zorgt voor connecties tussen de verschillende onderdelen van het
microsysteem: ouders en leerkracht hebben contact.
- exosysteem: factoren die invloed hebben op het microsysteem rondom het individu, maar
niet direct op het individu zelf: werk van vader heeft invloed op de vader, wat indirect
invloed heeft op het kind.
- macrosysteem: culturele invloeden waaraan een individu blootstaat: cultuur, politieke
rechten etc.
- chronosysteem: de ontwikkeling van het individu, waardoor de invloed veranderd.
tijdsdimensie; wij groeien op in een tijd met heel veel technologie, dit heeft invloed op
ontwikkeling.

--> dynamische systeemtheorie: ziet de ontwikkeling van een kind als een dynamisch systeem; alles
ontwikkelt zich tegelijk en hangt nauw samen met de ervaringen die het kind op doet.
- Ontwikkeling is een dynamisch proces, ontwikkeling is altijd bezig.
- Ontwikkeling is niet-lineair, er is geen lineaire relatie tussen
input en output bij veranderingen.
- Ontwikkeling is een iteratief proces, de vorige toestand is de
beginsituatie van de volgende.
- Ontwikkeling is zelf-organiserend; nieuwe gedragingen
verschijnen spontaan vanuit de interactie tussen
veranderende subsystemen.

5. Evolutionaire perspectief
- focus op genetische erfenis voorouders
--> Wetenschappelijke voorvader Charles Darwin, evolutietheorie:
- Natuurlijke selectie: organismen met bepaalde eigenschappen (adaptaties) slagen er beter in
om te overleven = ‘survival of the fittest’
- Focus op genetische erfenis van voorouders:
 ethologie: invloed van biologische kenmerken op gedrag en naar evolutionaire rol van
gedrag in processen van adaptatie en overleving.
 evolutionaire psychologie: psychologische aspecten van de menselijke
geest en gedrag wordt vanuit de evolutietheorie verklaard.
 behavioristische genetica / gedragsgenetica: onderzoekt in welke
mate verschillen in gedrag tussen mensen toe te schrijven zijn aan
erfelijke factoren (genen) (tweelingstudies, adoptiestudies, combi).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maddewulferinkk. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80630 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.39  1x  sold
  • (0)
  Add to cart