Uitgebreide samenvatting van het boek Jaarverslaggeving van Dr. Peter Epe RA (8e druk). Samenvatting bevat uitgebreide voorbeelden, rekenvoorbeelden, grafieken en tabellen over de hoofdstukken H6 tot en met H11 (deel 2). Samenvatting bevat ook verwijzingen naar het boek.
,In het Besluit modellen jaarrekening worden vier modellen voor de balans gegeven: de
modellen A tot en met D. Binnen deze modellen zijn er twee mogelijkheden voor wat betreft
de presentatie:
Staffelvorm of de verticale opstelling, waarbij gekozen is voor de verkorte weergave.
Dat wil zeggen dat de kortlopende schulden van de vlottende activa worden
afgetrokken (de modellen A en C).
Scontrovorm of de horizontale opstelling (de modellen B en D).
Zoals uit de hoofdindeling van de balans blijkt, dienen de activa onderscheiden te worden in
vaste en vlottende activa; hierbij geldt als criterium of de activa bestemd zijn om de
uitoefening van de werkzaamheden van de onderneming al dan niet duurzaam te dienen.
De IASB eist in de toelichting een mutatieoverzicht van de immateriële en de materiële vaste
activa. De RJ en de Nederlandse Wet stellen het mutatieoverzicht daarnaast ook verplicht
voor de financiële vaste activa. Zo’n overzicht zou er als volgt kunnen uitzien:
Boekwaarde bij aanvang verslagjaar
+ Investeringen
- Desinvesteringen
- Afschrijvingen
- Waardeverminderingen
+ Terugneming waardeverminderingen
+/- Herwaarderingen
+/- Koersverschillen
Boekwaarde per einde verslagjaar
6.2 Immateriële vaste activa:
Immateriële vaste activa zijn activa die niet stoffelijk van aard zijn, ze zijn niet ‘grijpbaar’.
Voor de immateriële vaste activa gelden de algemene activeringcriteria zo als zijn
omschreven in het Framework van de IASB e het Stramien van de RJ. Een activum wordt op
de balans opgenomen als ‘Een uit gebeurtenissen in het verleden voorgeschreven middel,
waarover de onderneming de beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst naar
verwachting economische voordelen naar de onderneming zullen voortvloeien’. Voordat een
bedrijfsmiddel geactiveerd dient te worden, moet volgens het Framework en het Stramien
voldaan worden aan de aanvullende eis dat de kostprijs of de waarde van het bedrijfsmiddel
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
De IASB en de RJ schrijven voor dat een immaterieel vast actief in de balans dient te worden
opgenomen, maar uitsluitend indien wordt voldaan aan de hiervoor genoemde
activeringscriteria. Bij activering geldt dat, vanaf het moment dat het actief gereed is voor
ingebruikname, stelstelmatig afgeschreven dient te worden op basis van de geschatte
economische levensduur.
,Impairment test houdt in dat bekeken wordt of de werkelijke waarde van het betreffende
activum lager is dan de boekwaarde. Indien dit het geval blijkt te zijn, wordt naar de lagere
werkelijke waarde afgewaardeerd.
Kosten voor onderzoek en ontwikkeling:
In bepaalde branches zoals geneesmiddelen, computers, elektronica zijn de inspanningen op
het gebied van onderzoek en ontwikkeling van cruciaal belang voor het succes van de
onderneming. IASB en RJ maken een onderscheid tussen de onderzoeksfase en de
ontwikkelingsfase. Bij de eerste is de stap naar toekomstige voordelen te groot om voor
activering in aanmerking te laten komen: onderzoek uitgaven dienen daarom direct ten laste
van het resultaat te worden gebracht. In de ontwikkelingsfase is er al een nieuw product dat
nog geschikt gemaakt moet worden voor het op de markt te brengen. In deze fase achten de
IASB en RJ de waarschijnlijkheid van toekomstige economische voordeel voldoende.
De onderneming is verplicht om de kosten toe te lichten en een wettelijke reserve te vormen
voor geactiveerde bedrag. Een wettelijke reserve is een reserve waaruit geen
winstuitkeringen in contanten mogen worden gedaan ten late waarvan geen eigen aandelen
mogen worden ingekocht. Naarmate er op de geactiveerde bedragen van ontwikkeling
wordt afgeschreven, valt de wettelijke reserve vrij ten gunste van de vrije reserves.
Voorbeeld 6.2:
Een onderneming besteedt in jaar 1 €5 mln aan de ontwikkeling van een nieuw medicijn.
Eind jaar 1 is het project voltooit. De onderneming activeert de ontwikkelingsuitgaven en
schrijft deze af in vijf jaar tot nihil.
In jaar 1 en 2 doen zich als gevolg hiervan de volgende balansmutaties voor:
Naast de hiervoor genoemde voorwaarden aan activering voor ontwikkelingsuitgaven,
verlangt de wet in het bestuursverslag informatie over de werkzaamheden op het gebied
van onderzoek en ontwikkeling.
Kosten van concessies, vergunningen en dergelijke:
Bij deze immateriële vaste activa zijn schriftelijke overeenkomsten waaruit blijkt dat naar de
, onderneming toekomstige voordelen zullen vloeien, bijvoorbeeld door het recht dat
verkregen is om in een bepaald gebied olie te winnen of in een bepaalde stad een taxi te
mogen exploiteren. Tot deze groep immateriële vaste activa behoren ook octrooien,
uitgaverechten en rechten tot het voeren van een merk.
Al deze immateriële vaste activa komen slechts voor activering in aanmerking, als ze van
derden zijn gekocht. Voor zelf ontwikkelde merken, logo’s, uitgaverechten en
klantenbestanden geldt dat de kosten daarvan niet kunnen worden gesepareerd van de
kosten ter ontwikkeling van het totaal van de onderneming en daarom mogen ze niet
worden geactiveerd.
Goodwill als zodanig is niet-identificeerbaar, maar zit ‘verscholen’ in de hele onderneming.
Met spreekt in dit verband van een ‘Hidden asset’. Hieronder vallen de goede klantenkring,
reputatie, vestigingsplaats enzovoort. Er is onderscheid te maken tussen gekochte goodwill
en zelf ontwikkelde goodwill.
Gekochte goodwill is het verschil verkrijgingsprijs en de nettovermogenswaarde van
de overgenomen onderneming. De nettovermogenswaarde is het aandeel in het
eigen vermogen (intrinsieke waarde) van de overgenomen onderneming.
Voorbeeld 6.3
A verkoopt alle aandelen van B voor een bedrag van €1,5 mln. A kent aan B een
nettovermogenswaarde toe van €1,1 mln.
De door A betaald goodwill is €1,5 mln - €1,1 mln = €400.000
Oprichting en emissiekosten:
De wet opent uitdrukkelijk de mogelijkheid om oprichtings- en emissiekosten te activeren.
Het gaat bijvoorbeeld om notariskosten, bankprovisie, advieskosten en dergelijke. Als deze
kosten geactiveerd worden, moeten ze in vijf jaar worden afgeschreven. Verder gelden
dezelfde voorwaarden als bij activering van ontwikkelingskosten: ze moeten worden
toegelicht en er dient een wettelijke reserve te worden gevormd ter grootte van het
geactiveerde bedrag.
Oprichtings- en emissiekosten voldoen niet aan de criteria van immateriële vaste activa zoals
door de IASB en de RJ geformuleerd word: zij leveren immers geen toekomstige
economische voordelen op.
Voorbereidings- en aanloopkosten:
Voorbereidings- en aanloopkosten (ook wel ‘initiële kosten’ genoemd) zijn de kosten die
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sharonvanrijswijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.47. You're not tied to anything after your purchase.